Een nieuwe tijd voor de stad. Interview met Mark Fisher
Door Miriam van Ommeren, op Sat Nov 10 2012 16:19:47 GMT+0000Leven in Londen, en in elke metropool, is leven met tijdgebrek. Voor Mark Fisher, schrijver van Capitalist Realism (2009), heeft dat gebrek onderhand de vorm van een angstdroom aangenomen, waar wij urbane werkmieren allen aan lijden. Hardop fantaseert de Brit over alternatieven: ‘De toekomst van de stad ligt in traagheid.’
In het eerste hoofdstuk van Capitalist Realism verwijst Fisher naar een scène uit de film Children of Men (2006), losjes gebaseerd op de roman The Children of Men (1992) van P. D. James. In de film, die zich afspeelt in het Londen van de mogelijke nabije toekomst, brengt hoofdpersoon Theo een bezoek aan zijn broer, die zich in Battersea Power Station schuilhoudt met zoon, hond en een verzameling canonieke kunstwerken uit de voorbije eeuwen: een gehavende David van Michelangelo en Picasso’s Guernica, angstvallig opgeslagen in een bunker, ver weg van het publiek. Londen is verworden tot een duistere dystopie, waar interneringskampen voor vreemdelingen zij aan zij staan met commerciële koffietentjes à la Starbucks, en waar de bevolking gebukt gaat onder massasteriliteit.
Eén vitaal element in Fishers theorieën over het moderne stedelijke leven is het verloren gaan van ‘de publieke ruimte’, waar hij in zijn boek ook meermaals naar verwijst. In Children of Men is dat een evident verlies. Daar zijn de straten overgeleverd aan vuilnis en al dan niet wilde dieren, die zich ophouden in steegjes en lege schoolgebouwen. Maar is onze huidige urbane werkelijkheid zo veel beter af? Denk aan de extreem vervuilde straten van Napels, of aan de no-gozones in vele steden: plekken die zich losgemaakt hebben uit de publieke sfeer, en functioneren volgens eigen wetten en gebruiken.
Het huidige neoliberale Londen: een stad die energie en aandacht uit haar bewoners zuigt
Uniek aan het sinistere toekomstbeeld uit Children of Men is de specifieke verbintenis ervan met het late kapitalisme, beargumenteert Fisher, omdat er geen sprake is van een overdreven futuristisch scenario waarin een totalitair regime de macht heeft. In Children of Men is de democratie on hold gezet om de maatschappelijke orde te bewaken, zonder dat iemand zich daartegen verzet. Zo vergezocht lijkt dat doembeeld niet in het Europa van na 9/11, waar met ‘the war on terror’ heel andere ideeën over privacy en publieke orde zijn gaan leven. Het onbehaaglijke gevoel dat de kijker krijgt bij het zien van de film – ‘dit zou wel eens echt kunnen gebeuren’ – wordt door Fisher bevestigd: ‘In feite is het Londen in die film een overdrijving van het huidige neoliberale Londen: een stad die energie en aandacht uit haar bewoners zuigt, en waarin de glinsterende torens van de City letterlijk en figuurlijk neerkijken op een Victoriaanse infrastructuur.’
IN DE BAN VAN WERK
Nu is een stad natuurlijk meer dan een hoop gebouwen in een bepaalde constellatie, meer ook dan de organisatie van een publiek domein. Boeiend aan Fishers kijk op de vele verschijningsvormen van het eigentijdse kapitalisme, is zijn interpretatie van de stad als een specifieke ‘levensstijl’: onze dagelijkse evenwichtsoefening tussen arbeid en ontspanning, onze wijze van communiceren en sociaal omgaan met de anderen. Daarover schreef Fisher, in de aanloop naar zijn keynote speech op het Tilburgse Incubate-festival in september, het essay Tijdstrijd, over de effecten van het neoliberale tijdperk op onze besteding van tijd en aandacht.
Tijd en aandacht zijn voor Fisher twee cruciale zaken die in het moderne urbane leven steeds schaarser worden, en het einde van die schaarste is nog niet in zicht. Fisher verwijst naar de ontwikkeling en herstructurering van arbeid: van ‘een baan voor het leven’ evolueren we steeds meer naar een systeem van tijdelijk of freelancewerk, of van meerdere banen tegelijk. Fisher is daar zelf een mooi voorbeeld van: hij geeft les aan drie verschillende instituten en schreef Capitalist Realism tussen de bedrijven door, als freelanceauteur.
‘Resultaat van die nieuwe arbeidsethiek is de existentiële onzekerheid waar ik in mijn essay dieper op inga’, legt Fisher uit. ‘Werk is ongrijpbaar geworden. We worden gedwongen om er steeds flexibeler mee om te gaan, met drastische gevolgen voor de invulling van onze tijd: die wordt steeds krapper.’ Zo was het ons nochtans niet beloofd, vervolgt Fisher: ‘Enkele decennia geleden werd voorspeld dat wij in de eenentwintigste eeuw in een vrijetijdsmaatschappij zouden leven, maar dat is verre van werkelijkheid geworden. We leven nu net in een “arbeidersmaatschappij”: we zijn allemaal in de ban van werk, ook op die momenten dat we eigenlijk vrij zouden moeten hebben.’Fisher ziet dat in de toekomst ook niet snel veranderen, mede door de aanslepende schuldencrisis die ons overschaduwt. Zowel onze persoonlijke als onze maatschappelijke schuldenlast dwingt ons tot een verruiming van werktijden en een toenemende werkdruk.
Tijdgebrek, dé basiservaring van de stadsmens, gaat hand in hand met een ander probleem: de versnippering van onze aandacht
Tijdgebrek, dé basiservaring van de stadsmens, gaatbovendien hand in hand met een ander probleem: de versnippering van onze aandacht. Dat elke smartphone nu toegang biedt tot e-mail en internet, heeft de verweving van arbeid en vrije tijd alleen maar verergerd. De permanente toegang tot informatie-uitwisseling leidt tot zogenaamd junkiegedrag, aldus Fisher: ‘Toen speed zijn intrede deed in de maatschappij, gingen mensen er helemaal op los. They binged on it. Precies zo gaat men nu los op cybercommunicatie.’
Al is onze cultuur al sinds een jaar of tien volledig gedigitaliseerd, de effecten daarvan worden nu pas zichtbaar. Zij zijn volgens Fisher niet enkel positief: ‘Elk terugverlangen naar de tijd voor de digitalisering van onze cultuur wordt afgedaan als misplaatste nostalgie, maar ik zie dat veel mensen lijden aan wat ik “digitale malaise” noem. Het moderne leven is verworden tot een constante angstdroom.’ Fishers grootste nachtmerrie is een wereld waarin niemand nog oprechte aandacht voor iets kan opbrengen: ‘We zijn nu in een situatie beland waarin mensen niet eens meer volledig kunnen focussen op iets waar ze daadwerkelijk van genieten. Zelfs dan dwalen ze af, checken ze via hun telefoon wat anderen aan het doen zijn. Is het daar niet veel leuker?’ Niet alleen het urbane leven, ook de eigenlijke fysieke stad is dus een veelvoudige realiteit geworden. Via onze digitale spionnen zijn we overal tegelijk. Leven in de stad, is niet langer louter publiek zijn, maar multiaanwezig zijn.
DE METROPOOL VAN DE TOEKOMST
Hoelang kan die angstdroom nog doorgaan? Al dreigt hij volgens Fisher nog veel erger te worden, hij ziet wel tekenen dat mensen afstand beginnen te nemen van de digitale malaise. Steeds meer stadsbewoners beginnen bewust ‘los te koppelen’, en hijzelf is een van hen. Niet toevallig gaat dat gepaard met een verwijdering uit de fysieke stad: Fisher woonde jarenlang in Londen en is kort geleden verhuisd naar een rustigere plek: ‘De schrijver JG Ballard maakte wel eens de grap dat Londen de traagste stad was die hij kende: een auto reed er nooit sneller dan zes kilometer per uur. In zijn ogen lag de toekomst niet in metropolen als Londen en New York, maar juist in de buitenwijken. Ik vind dat daar wel wat in zit.’
Volgens Fisher kan een stad wel degelijk toekomst hebben, maar gaat het er vooral om hoe ze met haar bewoners omgaat. In zijn ogen is het probleem van Londen gelijk te schakelen aan het probleem van het kapitalisme: de stad is een plek voor een endless display of busy-ness, die niet bijdraagt tot ons welzijn of ons stimuleert, maar juist een obstakel vormt.
Is het Londen uit Children of Men dan het Londen waarop we ons moeten voorbereiden? Fisher riposteert met een andere vraag: ‘Hoe zal de metropool van de toekomst eruitzien, als ze zich niet zo ontwikkelt? Dat is een veel relevantere vraag. Wat is het alternatief? Het probleem van links is zijn onvermogen om zich een concreet beeld te vormen van een postkapitalistische toekomst met postkapitalistische steden. We kunnen het ons letterlijk niet voorstellen.’
De stad is een plek voor een endless display of busy-ness, die niet bijdraagt tot ons welzijn of ons stimuleert
Het zijn bij uitstek de creatieve krachten van een samenleving – kunstenaars, architecten en schrijvers – die ons kunnen helpen bij de beeldvorming van die postkapitalistische toekomst, meent Fisher. Zij zouden ons kunnen tonen hoe een vliegveld, een supermarkt of een woonwijk in de stad van de toekomst eruit kan zien: ‘Dat lijkt een nederige taak, wellicht niet artistiek genoeg, maar het is een cruciale taak. Het is essentieel dat we de eenzijdige visie van de huidige kapitalistische maatschappij volledig afbreken. Anders zullen we nooit in staat zijn om ons een radicaal ander beeld te vormen van de metropool anno 2030.’
Misschien had Ballard ergens gelijk en ligt de toekomst van de stad daadwerkelijk in traagheid, mijmert Fisher: ‘Stel je een metropool voor die gedomineerd wordt door mensen die niet bezeten zijn door werk: kinderen, gepensioneerden, stedelingen zonder baan of met een alternatieve levensstijl. Mensen die tijd en aandacht te over hebben. Hun gebruik van het stedelijke landschap en de publieke ruimte zou ons een beeld kunnen bieden van een mogelijke toekomst, voorbij alle busy-ness. Dat is sciencefiction waar ik erg nieuwsgierig naar ben.’
Miriam van Ommeren is cultuurwetenschapper, cultuurverkenner voor het Amsterdams Fonds voor de Kunst en hoofdredacteur van digitaal cultureel magazine De Optimist_._