Een bittere morzel
Door Arash Chakeri, op Tue Dec 05 2017 23:00:00 GMT+0000Humor is een vreemd fenomeen. Het kent zovele vormen dat een precieze definitie haast onmogelijk is. Maar je zou kunnen zeggen: humor is het smaken van een bittere morzel in een zeemzoete massa. Het is kattengejank horen in de schaterlach. Het is droefenis ontwaren in aldoor glimlachende lippen.
In het hedendaagse Iran – en in feite al sinds de staatsgreep (ook wel Revolutie genoemd) van 1979 – is er een gewelddadige confrontatie aan de gang met personen die de regering bekritiseren. De Islamitische Republiek Iran – die in feite niets weg heeft van een republiek – is de poging van het radicaal islamisme om 2000 jaar Iraanse cultuur weg te vegen. Hoewel dit angstklimaat schrijvers en kunstenaars onder enorme druk zet, heeft het ook geleid tot een nieuwe golf van verdoken kritiek op het regime, niet in het minst met humor.
Hoe gaat dat? Onbewust haken gebeurtenissen in elkaar, verdichten ze zich tot een acute situatie die de creatieve geesten alleen maar aanscherpt. Vergelijk het met een boom in de woestijn waarvan de wortels steeds sterker moeten worden en dus dieper moeten reiken om aan water te geraken. Dag na dag worden de wortels van humor en kritische kunst in de Iraanse samenleving sterker en steviger, in zoverre dat het Iraanse regime vandaag meer beducht is voor de werking van kunst en humor dan voor buitenlandse vijanden of militaire aanvallen. Dat kan je afleiden uit het enorme aantal kunstenaars, dichters en critici die in Iraanse gevangenissen zitten.
Wat opvalt aan humor in dictatoriale regimes zoals in Iran, is de ontwikkeling van een nieuw vocabularium. Woorden worden hoogst beladen. Enkele voorbeelden uit Iran:
- ‘Hier geeft men voor Valentijn CO2 aan een appel’ – wat betekent: hier gebeuren de ergste dingen met ons;
- ‘De boer plukt het fruit terwijl het nog niet rijp is’ – wat zoveel betekent als: het regime neemt kunstenaars gevangen nog voor ze hun boodschap hebben kunnen uitdragen;
- ‘Het was nacht – en in de huizen droomde men van de zon’: zelfs in een verstikkende atmosfeer is er hoop op een nieuw begin.
Onder bevriende kunstenaars noemden we dit nieuwe vocabularium ‘Het Woordenboek van de Angst’ en we leerden het elkaar aan. Onbewust werd humor zo een dagelijkse routine. Ik herinner me bijvoorbeeld dat als iemand voor een of ander voorval geen logische verklaring kon bedenken, we schertsten: ‘De imam heeft het gezegd’. In een islamitische dictatuur is deze grap bittere realiteit: als een imam iets zegt, dan is dat een certitude en een gebod, zelfs wanneer het helemaal geen steek houdt.
Iran is vandaag een samenleving waarin het executeren van mensen even vanzelfsprekend is geworden als het drinken van een glas water. In zo’n context is het de taak van de kunstenaar om de laatste adem te redden van die eeuwenoude cultuur die als een oude man op zijn doodsbed ligt. De kunstenaar riskeert daar zijn leven voor. Kunstenaars zijn als nummers op een roulette: je weet nooit wie de volgende is, maar je weet wel dat ze je op een dag voor je huis oppakken zonder te weten wanneer en of je ooit zal terugkeren.
Bulderen in het bloed
Humor helpt ons om de pijn te verzachten. Toen ik in de gevangenis zat, herinner ik me dat een van mijn opgesloten vrienden, een politiek activist, meegenomen werd voor ondervraging. Toen hij terugkwam, was hij verschrikkelijk toegetakeld. Samen met enkele celgenoten vingen we hem op. Ik zag zijn diep bedroefde gezicht. Maar hij lachte, het bloed gutste uit zijn mond: ‘De nieuwe ondervrager klopt helemaal niet zo hard als zijn voorganger.’ En toen begonnen we allemaal te bulderen.
Ik herinner me dat ze elke nacht grote spots aanzetten om ons ook tijdens de nacht alle rust te ontnemen. Zelfs de aanwezigheid van die felle lichten had iets humoristisch. Als men een celgenoot vroeg hoeveel dagen hij al in de gevangenis zat, kwam er altijd een antwoord als: ‘200 dagen – en als je er de verplichte dagen bij telt: 400.’
Klaarblijkelijk is kritische kunst in Iran een zwaarder misdrijf dan corruptie, diefstal en moord.
Die humoristische atmosfeer in de gevangenis hielp ons om mentaal en fysiek vol te houden. In zekere zin was de gevangenis als een universiteit voor ons, vol dichters, kunstenaars en acteurs. Natuurlijk waren er ook echte criminelen – fraudeurs, dieven, moordenaars – maar die werden niet gemarteld. Klaarblijkelijk is kritische kunst in Iran een zwaarder misdrijf dan corruptie, diefstal en moord.
We hadden een naam voor elk van onze vijf ondervragers, die in shifts werkten: Old Dog, Mad Owl, Pinocchio, Window Man en Thursday. Old Dog had het gezicht van een oude buldog met kwabberige kaken. Als hij schreeuwde, vloog het spuug je in het gezicht. Mad Owl maakte gevangenen wakker in het midden van de nacht – meestal tussen 2 en 4 uur – om ze de meest absurde vragen te stellen. Pinocchio had de gewoonte om tijdens ondervragingen altijd weer dezelfde zin te herhalen: ‘Denk je dat ik aan het liegen ben, misschien? Geloof me, geloof me, zelfs intelligentere mensen dan jij bekennen eens ze voor mij zitten.’ Window Man sprak altijd weer hetzelfde dreigement uit: ‘Ik zweer het je, ik smijt je door het raam.’ (Dat mat echter 30 bij 30 centimeter en was afgezet met twee ijzeren staven in de vorm van een kruis.) En dan was er nog Thursday: hij werkte enkel op donderdag.
Elke kritische artiest in een totalitair regime komt op een punt waarop hij of zij moet beslissen. Ofwel kies je voor intellectuele vorming en vrijheid, ofwel voor vrienden, familie, een job, kortom: een leven. Als je in Iran beslist om een staatskunstenaar te zijn en al je creativiteit gebruikt in dienst van het regime, dan is het heel eenvoudig om te slagen. Alle tv-kanalen verwelkomen je, je naam staat in alle kranten en magazines, en een uitstekend inkomen verzekert je van een zorgeloos bestaan. De kritische kunstenaar wijdt zijn leven en zijn kunnen aan de menselijke rede, hij heeft het gevoel dat er een massieve verantwoordelijkheid op zijn schouders rust. Hij weet niet of hij de gevangenis levend zal verlaten – maar dat hij erin belandt, staat vast.
Internationaal staat de Islamitische Republiek Iran compleet geïsoleerd. Toch probeert ze met een schertsopvoering van vrije meningsuiting en mensenrechten de wereldgemeenschap te paaien. Tegelijk wijdt ze zich binnen haar grenzen aan een consequente onderdrukking van elke oppositie: duizenden mensen op zoek naar vrijheid neemt ze gevangen en martelt ze.
Maar humor leeft. Als je ons martelt, lachen we je in het gezicht.
Er is geen winter die niet gevolgd wordt door een lente.