Earthalujah! Lifealujah! Over de gospelkoren van Kanye West en Reverend Billy

Door Sébastien Hendrickx, op Thu May 26 2022 22:00:00 GMT+0000

Hoe kunnen de kunsten inspelen op de behoefte aan gemeenschappelijkheid in emotionele en spirituele zin? Kanye West en Reverend Billy plaatsen zich op eigenzinnige manieren in de rijke gospeltraditie. Hun werk zet de deur op een kier naar een andersoortige artistieke ervaring.

Sinds een drietal jaar ben ik een hevige fan van Kanye West. Correctie: van de muziek van Kanye West. Als publiek figuur is de Amerikaanse rapper een vat vol controverses en tegenstrijdigheden. De grootheidswaan, de geestelijke labiliteit, het seksisme, zijn religiositeit, het hyperkapitalistische waardenpatroon, de extreme liefde voor zijn overleden moeder Donda, zijn ondoorgrondelijke bewondering voor de vorige president van de VS; ‘Ye’ combineert het allemaal, en een wereldpubliek smult ervan. Onlangs kwam hij nog maar eens in opspraak om de openlijke bedreigingen aan het adres van zijn ex-vrouw Kim Kardashian en haar nieuwe partner, de komiek Pete Davidson. Toch zonde dat het massamediapersonage het zicht ontneemt op ’s mans uitzonderlijke muzikale inventiviteit.

Kanye’s toolbox

Het meest karakteristiek is Kanye’s omgang met meerstemmigheid, een sterkte die het gevolg is van een gebrek. Al wie ‘Kanye live’ intikt op YouTube, kan het zelf horen: Kanye is geen Kendrick Lamar. De rapper heeft zijn beperkte stembereik doorheen zijn oeuvre gecompenseerd met virtuoze producing en gelaagde composities, waarin de menselijke stem-als-instrument centraal staat.

Kanye is niet altijd bij het Sunday Service Choir, en wanneer hij er is, staat hij niet bij elke song mee in het midden.

Neem ‘Ultralight Beam’, het fenomenale openingsnummer van het album The Life of Pablo uit 2016. Heel wat van Kanye’s tools kan je er aantreffen in niet veel meer dan vijf minuten: voice sampling (we horen de praatstemmen van een moeder en een klein kind, en later in het nummer die van een oudere man, een prediker), featuring (een gekend procédé binnen de rapmuziek, waarbij een of meerdere gastzangers opduiken in een nummer, in dit geval onder meer Chance The Rapper), Auto-Tune (een audioprocessor die de toonhoogte van klanken kan meten en veranderen, wat de menselijke stem tot een cyborg maakt, iets tussen mens en machine in), en last but not least: het gospelkoor.

In ‘Ultralight Beam’ legt dat koor aanvankelijk nog hier en daar een warme klemtoon, maar naar het einde toe treedt het als een extatische massa helemaal op de voorgrond. Gospel is een rijk geschakeerd muziekgenre met wortels diep in de Afro-Amerikaanse geschiedenis. Het kwam voort uit de traditie van de spirituals, religieuze liederen waarin tot slaaf gemaakten restanten van verschillende Afrikaanse culturen vermengden met christelijke elementen. Herkenbaar zijn het gebruik van close harmony; a capella zang; ritmische begeleiding door handgeklap of gestamp met de voeten op de grond; de dynamiek van call & response; en de aanwezigheid van (meerdere) solozangers, die open en bloot voor het publiek hun geloof belijden – soms tot schreeuwens toe.

De energie van de cypher

Op Kanye’s negende studioalbum Jesus Is King staan christelijk geloof en gospel zelfs volledig centraal. Niet lang voor de release in oktober 2019 richt de popster het Sunday Service Choir op, dat een 150-tal leden telt en geleid wordt door Jason White. De groep brengt a capella versies van Kanye’s nummers, naast eigen songs. YouTube-filmpjes geven een indruk van de spectaculaire optredens van het gospelkoor. De zangers dragen allen dezelfde bleke monnikspijen. Ze bewegen ritmisch heen en weer op de muziek, in pulserende cirkels rondom White en een pianist of een groep koperblazers, vaak met hun gezicht naar de binnenkant van de cirkel gekeerd. Kanye is er niet altijd bij, en wanneer hij er is, staat hij niet bij elke song mee in het midden.

The Sunday Service Choir is duidelijk geen achtergrondkoortje in de schaduw van een wereldberoemde rapper. De meerstemmigheid van de live concerten relativeert de centrale positie van één enkele stem. Soms roteert de rol van de solist: de focus verschuift dan van Kanye, naar White, naar nog een andere zanger of zangeres.

Gezien de intense uitwisseling is de grens tussen kunstenaars en toeschouwers in een cypher vaak nogal flou.

Op die momenten lijkt The Sunday Service Choir de scenografie van de kerkdienst te vermengen met elementen van die van de cypher. Deze term uit de wereld van de hiphop slaat op een informele bijeenkomst van rappers, beatboxers of breakdancers. Die staan daarbij telkens in een cirkel, wisselen elkaar af in het midden, vaak direct op elkaar reagerend. De positie van de solist wordt hier al helemaal instabiel. Met de mooie woorden van dichter en denker Fred Moten zouden we het misschien zelfs kunnen hebben over ‘het vertrek van de solist uit de metafysica van de individuering’. Nadat de deelnemers kortstondig ‘individueren’, gaan ze namelijk telkens terug op in de groep.

Gezien de intense uitwisseling is de grens tussen kunstenaars en toeschouwers in een cypher vaak nogal flou. Sowieso moet het publiek steeds meedoen. Door de tijdelijke performers luid aan te moedigen, en misschien ook zelf de sprong te wagen naar het brandpunt van de aandacht, kunnen de omstanders de collectieve energie van de cypher levend houden, vooraleer die onvermijdelijk terug uit elkaar valt.

Billy’s misviering

Zelf woonde ik nog nooit een kerkdienst met live gospelmuziek bij, en waarschijnlijk heb ik daar als niet-gelovige ook maar weinig te zoeken. De scenografische figuur van de hiphopcypher ken ik evengoed enkel uit tweede hand. Hoewel culturele appropriatie en inspiratie niet altijd scherp van elkaar vallen te onderscheiden, heeft het weinig zin om deze elementen zomaar klakkeloos te herhalen in om het even welke context.

Het concert dat Reverend Billy vorig jaar gaf in Glasgow, kwam als ervaring misschien wel een beetje in de buurt van een ‘echte’ gospelmis.

Dat doen Reverend Billy en The Stop Shopping Choir niet. Het bijzondere concert dat ze in november vorig jaar gaven in Glasgow, kwam als ervaring misschien wel een beetje in de buurt van een ‘echte’ gospelmis. Ik was er samen met een groep medeactivisten uit Brussel voor de klimaattop van de VN, waarvan al snel duidelijk werd dat die desastreus tekortschoot. Onze acties in de marge zouden daar zo goed als niks aan veranderen. We waren alweer met te weinig. Het hilarische optreden hielp om de gevoelens van wanhoop, woede en teleurstelling een plaats te geven.

Reverend Billy & Stop Shopping Choir (c) John Quilty

De Reverend – geen echte dominee maar een activist uit New York die zich al jaren voordoet als een extravagante witte predikant, een linkse versie van Jimmy Swaggart – kwam het kleine concertzaaltje binnen langs de publieksingang. Met het vijfentwintigkoppige Stop Shopping Choir in zijn kielzog baande hij zich al zingende en swingende een weg tussen de gemaskerde toeschouwers – het merendeel milieuactivisten die net als wij naar Glasgow waren afgereisd voor de COP26. Billy zag eruit als een cartoonfiguur met zijn kauwgomroze pak, grotesk geföhnde platinakapsel en breedsprakerige gebaren. De koorleden, die volop de etnisch-culturele diversiteit van The Big Apple weerspiegelden, droegen al even knullige, felgekleurde kostuums. Als een verre echo van Jezus Christus die de handelaars en kopers uit de tempel verjoeg, zongen ze unisono uit volle borst: ‘STOP! Stop shoppiiiiing… STOP! Stop shoppiiiiing… STOP!’

Vooraleer de bende het podium opklom, verspreidden de koorleden zich eerst nog even tussen de toeschouwers.

LOL. Veel meer hadden we niet nodig om ons stante pede te bekeren en luid mee te joelen. De ironie werkte bevrijdend. Is zij de enige overgebleven manier om je in een door en door kapitalistische samenleving nog unapologetic antikapitalistisch uit te drukken, zelfs al kan je met de dag minder en minder om de vernietigende impact van die samenleving heen? Zonder ironie sleep je als een Sisyfus toch steeds maar weer diezelfde steen diezelfde berg op: of je wordt uitgemaakt voor moralist (alsof het kapitalisme geen dwingende moraal oplegt), of je maakt jezelf uit voor medeplichtige hypocriet (ook al beschik je niet helemaal over de vrije keuze om al dan niet deel te nemen aan ‘het systeem’).

De resonantie van de human mic

Vooraleer de bende het podium opklom, verspreidden de koorleden zich eerst nog even tussen de toeschouwers. Toen een van hen in het midden van de zaal haar stem verhief, niet om te zingen maar iets te zeggen, herschikte de publieksruimte zich automatisch in luistercirkels om haar heen. Na elke zin die ze uitsprak herhaalden de meest nabije koorleden haar woorden, en een tel later gebeurde dat nog een tweede keer door stemmen in de buitenste cirkels. De code werd al snel duidelijk: dit was een human mic, zoals tijdens de bijeenkomsten van Occupy Wall Street vaak werd gebruikt, de antikapitalistische beweging uit 2011 waar Reverend Billy en The Stop Shopping Choir actief aan deelnamen.

Earthalujah!, schreeuwde Billy uit. Lifealujah!, antwoordde het koor. En wij brulden mee: Earthalujah! Lifealujah!

De human mic diende hier niet om een individuele stem zonder microfoon verstaanbaar te maken voor een grote massa. Daarvoor was de concertzaal een paar maten te klein. De gesprekstechniek leek vooral te worden ingezet om het latente gevoel van gemeenschappelijkheid verder te versterken. Al gauw kon ook het publiek meedoen en het woord nemen. De zinnen echoden telkens meerstemmig door de hele zaal, die zo transformeerde in een collectieve resonantiekamer.

Het precieze verloop van het groepsgesprek kan ik me niet meer herinneren, wel nog dat het een gesitueerd gesprek was, voorbij de representatie. Het belangde ‘ons’ daar en toen heel direct aan; ging over de COP26 als zoveelste gemankeerde kans, over de kracht maar ook de vele mislukkingen van het activisme, over (ons gemis aan) verbondenheid met de natuurlijke omgeving en het diepe verdriet om opwarming en uitsterving.

Geen wonder dat artistieke pogingen-tot-rituelen het de voorbije jaren goed doen in de kunstwereld.

Deze en verwante onderwerpen kwamen ook aan bod in het daaropvolgende concert, dat confessionele preken van Reverend Billy afwisselde met sologezangen van verschillende ‘individuerende’ koorleden, ritmische dansjes, meeslepende groepsliederen vol close harmonies, calls & responses, druk gejoel en applaus vanuit het publiek. Earthalujah!, schreeuwde Billy uit. Lifealujah!, antwoordde het koor. En wij brulden mee: Earthalujah! Lifealujah! Echte doorleefde pathos en speelse ironie bleken geen absolute tegengestelden, zo konden we ter plekke aan den lijve ontdekken. Levenslustig plezier en dodelijke ernst, collectieve rouw en de slappe lach … Ogenschijnlijk uiteenlopende emoties konden zomaar samenvloeien in deze onweerstaanbare vorm van verhevigde gemeenschappelijkheid. Onze kelen werden er schor van; onze handpalmen tintelend rood van al dat klappen. Ach, hoeveel deugd deed dat gospelconcert van Billy en co. wel niet?

Wat ons overstijgt

Achteraf moest ik nadenken over welke nood dit soort van krachtige ervaringen eigenlijk lenigde. De analyse dat het ontkerstende deel van de samenleving religiositeit en ritualiteit mist, is ondertussen oud nieuws. ‘I don’t believe in God, but I miss him’, zo vatte Julian Barnes het ooit mooi samen in Nothing to be frightened of (2008). Geen wonder dat artistieke pogingen-tot-rituelen het de voorbije jaren goed doen in de kunstwereld. Dat het doorgaans bij houterige pogingen blijft – ongesitueerde, gemeenschapsloze, geësthetiseerde, tweedegraads representaties-van-rituelen, kijkervaringen waarover je achteraf nababbelt in een theaterfoyer – hoeft ook niet te verrassen. Zo’n massief cultuurverlies draai je niet zomaar in een-twee-drie terug.

Wat aan te vangen met het kunstwerk, of met het artistieke in catastrofale tijden?

Voor religiositeit en ritualiteit heb je geen God nodig. Denk ik. Gaat het niet in de eerste plaats om zich emotioneel en in gemeenschap te verhouden tot het onbekende, het spirituele, tot datgene wat ons ver overstijgt? An ultralight beam? Als je het laatste IPCC-rapport mag geloven, dan glijden we pijlsnel af richting ecologische rampspoed – ziedaar iets wat aan ons begrip ontsnapt en ons overmeestert… Met aftrek van de politiek-economische kant van de zaak dan, waarop we in principe wél invloed kunnen proberen uitoefenen. Moeten proberen uitoefenen… Wat aan te vangen met het kunstwerk, of met het artistieke in catastrofale tijden? Als vehikel voor ‘reflectie’ en ‘kritiek’ voelt het een beetje/behoorlijk/totaal (schrappen wat minst past) voorbijgestreefd. Kunst als een meerstemmige plek om emoties te delen op het snijpunt van het individuele en het collectieve, misschien biedt dat wel perspectief.