// eee i ee //

Door Bart Vandeput, Nele Buyst, op Thu Jul 31 2025 11:38:00 GMT+0000

Relationeel is hoe we bedoeld en gebouwd zijn. Onze mond, ogen, neus, huid zijn portalen tot uitwisseling met de ander, het andere. We hebben taal ontwikkeld om grotere afstanden in tijd, ruimte, abstractieniveau te overbruggen en onze technologische vlucht kent geen einde. Maar hoe klonk het begin van taal? Wat is de rol en betekenis van adem daarin geweest, en welke betekenis ging mogelijk verloren? Daarover laten Bartaku en Nele Buyst hun gedachten gaan: hoe verhouden adem, leven, taal en betekenis zich tot elkaar?

’Inspiratie’:
Aanblazing; aandrift; bezieling; goddelijke ingeving; inademing; inblazing. Komt in het Nederlands voor sinds het midden van de dertiende eeuw en betekent aanvankelijk ‘vullen’ (de geest, het hart); ook ‘iets of iemand aansteken’. Inspiratie komt uit het Latijn inspirare: ‘bezielen’, letterlijk: ‘inblazen’ en is gevormd uit ‘in’ en ‘spirare’: ademen, blazen.

Filosoof David Abram ziet het ademende lichaam, lucht en taal als vitale bemiddelaars tussen het menselijk bewustzijn en de aarde. Hij pleit voor een ongemedieerde deelname van het lichaam aan de omgeving om zo de relatie tot die omgeving te herstellen. De adem geldt daarbij als de verbinding tussen al wat leeft. De materialiteit van taal als opeenvolging van klanken creëert betekenis. Die wordt gedragen door de adem, waardoor de lucht geen inerte leegte is, maar veeleer een fysiologisch, sacraal en kennisdragend medium. Gesproken taal is afhankelijk van fysieke kwaliteiten. Taalwetenschappers Susanne Fuchs en Amélie Rochet voeren in The Respiratory Foundations of Spoken Language (2021) aan dat adem in gesproken taal zich betekenisvol invoegt, maar dat de ontwikkeling van taal ook samengaat met de fysieke beperkingen die adem dicteert.'

Uitwisseling is binnen de Māori-filosofie geen kenmerk van wat zich ‘tussen’ individuen afspeelt, wel een zijnskenmerk van het leven: uitwisseling gaat het individuele leven vooraf.

Zowel niet-westerse inheemse tradities als oudere talen in de westerse cultuur hebben vaak één woord voor een begrippenveld dat zowel longen en adem als levenskracht en geest omvat. Zo duidt het Iñuit-concept ‘sila’ letterlijk op het weer, maar traditioneel duidt het op lucht en ether als de bron van al het leven en als motor van verandering. Het is een ‘levengevend element’ dat individueel bewustzijn onderbrengt in een planetair bewustzijn. Sila is de geest van de wind, de hemel, de lucht. Op Aotearoa (Nieuw-Zeeland) geldt ‘hau’ als een basisconcept van de Māori-filosofie: hau is de wind die menselijke en meer-dan-menselijke netwerken leven inblaast, geanimeerd door wederzijdse uitwisseling. Die vindt letterlijk plaats wanneer Māori elkaar begroeten door elkaars neuzen aan te raken. Maar uitwisseling is binnen de Māori-filosofie geen kenmerk van wat zich ‘tussen’ individuen afspeelt, wel een zijnskenmerk van het leven: uitwisseling gaat het individuele leven vooraf.

J.B.M. Bourgery & N.H. Jacob, Anatomie de l’homme, Parijs, 1862 © Michel Royon / Wikimedia Commons CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Concepten als sila of hau roepen associaties op met het Latijnse begrip ‘anima’, dat staat voor een vergelijkbare cluster van betekenissen: geest, adem. Voor de oude Grieken is adem zowel bewustzijn als waarneming en emotie. In de antieke fysiologie lijkt het begrip ‘phrenes’ grofweg gelijkgesteld te kunnen worden aan de longen en de energie van de heen en weer vloeiende adem. De borstkas wordt door de Grieken gezien als een doorgeefluik voor zintuiglijke indrukken. Voor gemeenschappen met een orale cultuur, die nauwer verbonden zijn met hun omgeving dan schriftgebaseerde culturen, is dat een logische visie. Ruimte en afstand tussen de dingen zijn niet van het grootste belang; in een wereld van geluid is het van levensbelang om continuïteit te behouden.

Empedocles en zijn tijdgenoten gaan uit van een universum waarin de ruimtes tussen dingen geen rol spelen en hun interacties eindeloos zijn. Adem is overal. Er zijn geen randen.

In het in 1986 uitgegeven essay Eros, Bitterzoet beschrijft de Canadese dichter en classicus Anne Carson hoe het denkbeeld ‘adem als verbinder, geleider, bron van uitwisseling en leven’ in de hele archaïsche poëzie aanwezig is en ook vaak voorkomt in de waarnemingstheorieën van de antieke physiologoi. De presocratische filosoof Empedocles stelt in zijn emanatiedoctrine bijvoorbeeld dat alles in het universum onophoudelijk kleine deeltjes (aporrhoai) in- en uitademt, in een constante stroom. Alle waarnemingen hebben hun oorsprong in deze emanaties of uitvloeiingen, die door het huidoppervlak van levende wezens in- en uitgeademd kunnen worden. De aporrhoai zijn waarnemingsbemiddelaars die het mogelijk maken dat alles in het universum potentieel ‘in contact’ staat met al het andere. Empedocles en zijn tijdgenoten gaan uit van een universum waarin de ruimtes tussen dingen geen rol spelen en hun interacties eindeloos zijn. Adem is overal. Er zijn geen randen.

Het alfabet als rand

Wat is de impact van ons alfabet op ons denken, op ons spreken, op onze adem? Welke betekenis gaat verloren per toegevoegd medium? Het valt nauwelijks te achterhalen hoe technologische vooruitgang ons denken beïnvloedt. Elke denkoefening in die richting is speculatief, want ze kan zich niet losdenken van de bestaande technologie uit de eigen tijd. Maar we doen een poging.

Fysicus Carlo Rovelli beschrijft in Anaximander (2023) hoe handelsrelaties de Grieken in nauw contact brachten met de Feniciërs, die lange tijd de zeehandel in het Middellandse Zeegebied domineerden. Dankzij deze uitwisselingen leerden de Grieken het Fenicische alfabet te gebruiken, dat ze aanpasten aan hun eigen taal. Die aanpassing, ergens vroeg in de achtste eeuw voor Christus, bracht een verandering teweeg waarvan het belang niet kan worden overschat. Hoewel het Griekse en Fenicische alfabet er hetzelfde uitzien, zijn ze dat niet. Beide bestaan ​​uit ongeveer dertig letters, maar de manier waarop de twee alfabetten werken, is radicaal verschillend. Het Fenicische alfabet is een syllabisch schrift of medeklinkeralfabet (‘abjad’): enkel medeklinkers worden genoteerd. Dat geeft vrije ruimte aan de adem tussen de medeklinkers. Om zo'n alfabet te kunnen lezen, moet men al een goed beeld hebben van het onderwerp, en medeklinkerclusters als woorden kunnen herkennen. Dat systeem kan goed werken in een beperkt aantal domeinen, zoals in boekhouding of de vertaling van handelsoverleg, maar in een algemenere context is het niet veelzijdig genoeg.

Het Griekse schrift, dat de taal van een echt alfabet voorziet, is een schrift dat de fonemen van die taal op volledige, ondubbelzinnige en efficiënte wijze weet te symboliseren. Die ingreep richting visuele abstractie door de eenduidige weergave van klinkerfonemen voert communicatie, taal, nog een stap verder weg van de op adem gebaseerde orale en belichaamde oorsprong. De letters van het alfabet, zo schrijft Abram in The Spell of the Sensuous (1999), die elk verwijzen naar een betekenisdragende klank, laten een vorm van autonomie toe ten opzichte van de vluchtige en veranderlijke omstandigheden waarin de taalhandeling tot stand kwam. Het tekensysteem komt los van de directe zintuiglijke interactie van het lichaam met de omgeving. Daardoor ontstaat de visie op taal die vandaag primeert: het is een op conventies gebaseerd maar in wezen arbitrair tekensysteem.

Ademend de rand over

Kunnen we nog terug? Geïnspireerd door het werk van Abram en Maurice Merleau-Ponty is onze veronderstelling dat bij elke vorm van abstrahering ook betekenis en omgevingskennis verloren gaat. We zijn nieuwsgierig of we die betekenis kunnen reconstrueren en stellen een experiment voor om samen met jou, lezer, de taal, de adem, als materiële betekenaar te onderzoeken, met de ‘ander, alien, l’autre’ als vehikel. Wat als we `alien´ naar het grensgebied van taal voeren? Kunnen we een woord transformeren door het te herleiden tot zijn meest basale klanken? Daar waar het talige nog ademde, vooraleer de adem werd geïnstrumentaliseerd. Wat komt er dan tevoorschijn? Ligt daar een inzicht verscholen dat ademend kan worden toegevoegd aan de louter cognitieve informatieoverdracht?

‘Alien’:
‘Alien’ komt uit het Oud-Frans. Het wordt vanaf 1300 als adjectief gebruikt en betekent ‘vreemd, van een andere plaats afkomstig’. Als substantief betekent het ‘vreemdeling, wezen van buitenaf’. ‘Alienus’ in het Latijn duidt een breuk aan met het zelf : ‘behorend tot een ander, niet van zichzelf’. ‘Alius’ betekent ‘ander, anders, verschillend’. Alien in de betekenis van ‘verblijvend in een ander dan het eigen land’ dateert van het midden van de vijftiende eeuw. De betekenis ‘geheel verschillend van aard’ is in omloop vanaf 1670. De betekenis ‘niet van deze aarde’ wordt in 1920 opgetekend. De Proto-Indo-Europese stam ‘*al-’ betekent in deze context `voorbij´.

Experiment: Adem-Alien

Deel 1: Deconstructie van klinkers

  1. Vind een rustige plek en neem zittend of staand de omgeving in je op. Focus op de geluiden rondom je.
  2. Spreek het woord ‘alien’ traag uit, en herhaal het enkele keren. Doe dit nu ook met enkele equivalenten van het woord in andere talen: ‘l'autre’, ‘de ander’. Spreek ook die woorden langzaam en met volle aandacht uit.
  3. Spreek nu alleen de klinkers uit: ‘ee-i-e’, ‘a-e’.
  4. Merk op hoe de klinkers verschillende mondvormen en ademhalingspatronen vereisen. De tong blijft eerder onbewogen.
  5. Houd nu de klanken langer aan, waarbij je je volledig concentreert op hoe je adem vloeit. Negeer daarbij elke gedachte omtrent betekenis.
Jean-Baptiste-Siméon Chardin, Les bulles de savon, ca. 1733–1734, CC0, via Wikimedia Commons

Deel 2: Adem in verbinding

  1. Word je bewust van de uitwisseling die plaatsvindt, terwijl je de klinkers uitspreekt. Je adem verlaat het lichaam en vermengt zich met de atmosfeer, de lucht die je deelt met andere levensvormen. Hoe vormt de klank zich nu in en met de ruimte?
  2. Merk op hoe de verlengde klinkers trillingen in de lucht creëren. Kan je de trillingen voelen?

Deel 3: Deconstructie van medeklinkers

  1. Nu je de klinkers van ‘alien’ hebt onderzocht, concentreer je je uitsluitend op de medeklinkers: ‘l-n’. Doe hetzelfde voor equivalenten in andere talen.
  2. Probeer de woorden uit te spreken zonder klinkers, waarbij je je ademhaling op vloeiende wijze door de medeklinkerstructuur laat gaan.
  3. Merk op hoe medeklinkers een belemmering van de ademhaling met zich meebrengen. ‘l’: de tongpunt tegen de achterzijde van de bovenste tanden met de lippen een halve cirkel vormend, en ‘n’: vervolgens het gehemelte bedekkend, de lippen net niet op elkaar. Onderzoek ook hier in andere talen (‘t-r’,…).
  4. Vergelijk nu dat beperkte ademhalingspatroon met de open luchtstroom die je ervaart bij het uitspreken van enkel de klinkers.
  5. Spreek de medeklinkers uit met minimale ondersteuning van de klinkers. Wat is de minimale hoeveelheid adem die nodig is om de medeklinkers hoorbaar te maken?

Deel 4: De Belichaamde Alien

4A: Adem in beweging

  1. Herhaal voorgaande oefening (eerst de deconstructie van de klinkers, dan die van de medeklinkers). Observeer of je lichamelijk de ontmoeting met de ‘alien’ via de adem ervaart.
  2. Laat je lichaam reageren op de verschillende klinkervormen: zorgt ‘ee’ ervoor dat je anders beweegt dan ‘i’ of ‘e’?
  3. Veranker jezelf opnieuw in de stille ruimte.
Mond, gekoeltorend, foto (iPhone), paper sketch & digi edit: Bartaku

4B: Betekende adem

  1. Wissel af tussen de klanken die alleen uit klinkers bestaan ​(​‘ee-i-e’) en de klanken die ontstaan via de medeklinkers ‘l-n’.
  2. Houd de 'l' zo lang mogelijk aan terwijl je diep uitademt. Plaats nu beide handen open en gestrekt verticaal achter beide oren (zoals wanneer je probeert goed te luisteren). Blijf 'n' herhalen, ademen. Hoe klinkt de `l´ nu? Waar voel je ze? Hoe voelt dit aan? Doe dit een aantal keren tot je ermee vertrouwd bent.
  3. Herhaal dit nu met de `n´.
  4. Spreek nu 'l' en `n´ na elkaar in cycli uit terwijl je rustig in- en uitademt. Herhaal de vorige oefening met beide handen voor en achter de oren.
  5. Druk nu ook de handen dicht op de oren (zoals wanneer je niets meer wil horen). Blijf 'l' en 'n' cyclisch zo lang mogelijk herhalen, met dezelfde lengte, met verschillende lengtes, maar steeds met rustige ademhaling. Focus op de geluiden die je waarneemt: waar hoor je ze? Hoe voelen ze precies? Merk je een verschil? En hoe voelt de tong aan bij het omschakelen van 'l' naar `n´ naar 'l'?
  6. Herhaal deze oefening nu met de klinkers 'ee-i-e'.
  7. Herhaal beide oefeningen, maar ditmaal met drie `l-n’-cycli, waarna je pauzeert totdat je 'l' en 'n' hoort, als een echo naar je terugkerend. Herhaal dit enkele keren. Waar situeer je 'l-n' en 'ee-i-e' nu?
  8. Let op je ademhaling en merk op of en hoe medeklinkers grenzen, randen en vormen in je ademhaling creëren.

Deel 4: Opname en reflectie

  1. Neem de vocalisaties op: eerst de klinkers, daarna de medeklinkers.
  2. Beluister en noteer: Voelt de vocalisatie van de klinkers vreemd aan? Of vreemd bekend? Kunnen medeklinkers dienen als markeringen of grenzen aan de ademstroom?
  3. Hoe verhoudt ‘l-n’ zich tot ‘a-l-i-e-n'? Gebeurt er iets met de betekenis? Wat gebeurt er in de tijd en ruimte om je heen?

Deel 5: Collectieve oefening (optioneel) Doe de oefening met anderen. Spreek om de beurt de gedeconstrueerde geluiden uit, terwijl anderen met gesloten ogen luisteren en zich concentreren op de ademhalingsgeluiden van de ander.

‘Expiratie’:
Uitademing; afloop; einde; verwijdering van lucht uit de longen door passieve samenvatting van de borstkas nadat deze bij inademing is uitgezet. Het woord ‘expiratie’ komt voor het eerst voor in de vroege zestiende eeuw en heeft wortels in het Latijnse expirare: ‘uitademen’, gevormd uit ‘ex’ en ‘spirare’: ademen, blazen.

Alien adem

Wanneer adem vrij kan stromen, is er meer uitwisseling tussen het lichaam en de omringende atmosfeer – zowel in ruimte als in tijd. Vrije ademhaling vraagt meer energie. De band met de directe omgeving verdiept zich, terwijl de aandacht voor wat verder ligt in afstand of tijd vervaagt. Door taal als gesloten code los te laten en adem ruimte te geven, wordt de lichamelijke deelname aan gedeelde tijd en ruimte intenser. Trillingen worden scherper waargenomen; we worden sensitiever voor hoe de omgeving interageert met de impulsen die het lichaam uitzendt. Herhalen we dit experiment in een andere ruimte, dan merken we dat de uitwisseling verandert. De ruimte zelf beïnvloedt hoe die interactie wordt ervaren. We komen tot de volgende formules:

K/M
K+ T+ RD+ I+ CO+
M+ T- R- E- I- CO-

K klinker
M Medeklinker
T tijd
R ruimte/ D diepte
I
E energie
Co stikstof

Ons experiment focust op de ongemedieerde deelname van het lichaam aan de omringende ruimte. De betekenis die daar ontstaat, ontmantelt de structuralistische gedachte dat taal louter een gecodeerd systeem is waarin de act van het spreken geen invloed heeft op de betekenis. Door de aandacht te verschuiven naar klank en lichamelijke resonantie, wordt taal opnieuw een zintuiglijke ervaring. Die ervaring wordt beïnvloed door de ruimte rondom, en omgekeerd interageert de taalhandeling met de omliggende ruimte. Je zou ons experiment kunnen opvatten als een poging om de antropocentrische vertekening die in een gealfabetiseerde cultuur verscholen ligt bloot te leggen. De uitwisseling tijdens de gesproken taalhandeling gebeurt immers niet enkel tussen menselijke subjecten. Er is een omgeving die meespreekt en betekenis geeft. Het stroomlijnen van taal en het toenemende abstractieniveau laten toe om sneller meer informatie over een grotere afstand over te brengen, maar verkleinen tegelijkertijd de belichaamde ervaring in het moment. Het tijdelijke loslaten van de meest bekende functie van taal − informatieoverdracht − ten voordele van een focus op klank en adem, kan helpen om ons bewust te maken van de uitwisseling die plaatsvindt in het grotere ecologische geheel, en ons via onze zintuigen, en onze adem, opnieuw met die alien omgeving verbinden.