Dwars door Vlaanderen met Zuidpark

Door Florian Deroo, op Sun Nov 01 2020 23:00:00 GMT+0000

Een verhaal over de opkomst van extreemrechts moet ergens duizelingwekkend zijn, zoals een attractie in een pretpark. De horror ervan onderga je in een roes. Je ziet het voor je ogen ontplooien, zonder toelichting of verklaring. In de theatertrip The Importance of Being Flemish probeert Zuidpark dit duister historisch proces niet te begrijpen, maar te tonen.

Toen Walter Benjamin in 1926 zijn notities over een reis door Duitsland bundelde, noemde hij die tekst ‘Keizerspanorama’, naar een carrousel met vijfentwintig wonderlijke kijkkasten die hij als kind in Berlijn bezocht. De Duitse criticus kon dat nog niet weten, maar zijn aantekeningen beschrijven de onvruchtbare bodem waarin het fascisme zou wortel schieten. De hallucinante fragmenten schetsen een natie die gebroken is door inflatie, een apocalyptisch braakland waar de warmte uit de dingen is verdwenen, gesprekspartners elkaar ondervragen over de prijs van hun schoenen, waar mensen zich bekommeren om ‘het kleinzieligste eigenbelang’, terwijl ze zich tegelijk meer dan ooit laten leiden door de ‘instincten van de massa’. Alleen met een immersieve overzichtstour, een gefragmenteerd panorama, dacht Benjamin greep te kunnen krijgen op de geschiedenis waar Duitsland in gevangen leek.

Deze voorstelling over de Vlaamse identiteit begon met het onschuldig klinkende nummer ‘In ons dorp’ en eindigde in een bloedbad. Hoe zijn we hier beland?

Om vandaag op te sporen hoe bijna één op vijf Vlamingen op Vlaams Belang stemde en Dries Van Langenhove in het parlement belandde, is ook het Gentse collectief Zuidpark in de trukendoos van het vroegtwintigste-eeuwse entertainment gaan grabbelen. Aan het einde van The Importance of Being Flemish, zijn eerste theatervoorstelling, waggel je uit een karretje en kom je in een zijkamer terecht waar je je attractiefoto mag ophalen. Vier muzikanten spelen er een muzikale coda. Terwijl Manneken Pis op een omgekeerde Vlaamse vlag urineert, zingen ze een vrolijk lied over een fiere ‘Spaanse Leeuw’. Je waant je in een geperverteerde versie van de Efteling-rit ‘Droomvlucht’: de feeërieke, slome verwondering vermengt zich met een diepe afschuw. Deze voorstelling over de Vlaamse identiteit begon met het onschuldig klinkende nummer ‘In ons dorp’ en eindigde in een bloedbad. Hoe zijn we hier beland?

De attractie

Aan het begin van The Importance of Being Flemish gaan de toeschouwers per twee in karretjes zitten die ingericht zijn als ‘Nachtwinkel’, ‘Politiekantoor’, ‘Bakkerij Simit’, ‘Slagerij Luc’ of ‘Wok Wuhan’. Ze worden door Zuidpark-leden voortgeduwd langs een reeks taferelen die een karikatuur van Vlaanderen voorstellen. In een serie levende diorama’s schreeuwt Bart De Wever ‘verdoeme’, herhaalt Dries Van Langenhove vier keer ‘dat zijn manifeste leugens’ en leest Meyrem Almaci een boek van Philipp Blom, terwijl ze champagne drinkt en de term ‘neokolonialisme’ laat vallen. Als gebroken pretparkpoppen herhalen de politici dezelfde mechanische handelingen in een demonische loop. Aan de achtergevels van hun huizen krijgen enkele zwarte BV’s een deel van de spotlight zodat er een façade van Vlaamse inclusiviteit kan worden opgetrokken. Ondertussen staat de livemuziek loeihard. Een schijnbaar eindeloze opeenvolging van gemaskerde personages zingt, danst, mept gevaarlijk hard op de wankele karretjes. De zintuigen worden rechtstreeks geweld aangedaan, in nabootsing van het verborgen geweld dat deze rit probeert te onthullen.

Een attractie legt immers niets uit, ze maakt dingen zichtbaar. En wat ze zichtbaar maakt heeft een directe, lichamelijke impact op de toeschouwer. De kunstmatige prikkels van de attractie zijn daarom een uitgelezen wapen voor Zuidpark, dat zijn actiegerichte programma in dit tijdschrift samenvatte als: ‘Iets doen is iets zeggen’. Zoals de vroege cinema, die de filmhistoricus Tom Gunning ‘the cinema of attractions’ noemde, houdt The Importance of Being Flemish zich niet bezig met een coherent narratief, realistische representaties of mooie woorden. Het confronteert de blik van de toeschouwer – gevangen in de rechthoekige raamomlijsting van het karretje – met een serie onverwachte taferelen die een effect genereren, of dat nu walging, gelach, schrik of lust is. Die emoties mogen botsen of in elkaar overvloeien; het punt is dat er iets met de toeschouwer gedaan wordt.

Alles wat het Vlaams-nationalisme in de eeuwige, onaantastbare sfeer van een canon wil verheffen, verandert Zuidpark in speelgoed voor gemeenschappelijk misbruik

Zuidpark gebruikt daarvoor een logica van associatie en overdrijving. The Importance of Being Flemish zoekt geen diepgang en verkondigt geen boodschap, maar richt zich volledig op oppervlakken: pure beelden, symbolen en woorden die geassocieerd zijn geraakt met ‘het Vlaamse’. Dit zijn de eclectische materialen waaruit de verbeelding van de Vlaamse natie is opgebouwd. Ze vormen hier het vertrekpunt voor een spel waarin die vormen uitvergroot, verbasterd of met elkaar vermengd worden, meestal met de bedoeling om ze te ridiculiseren. Zo’n détournement, zoals de situationisten deze techniek noemden, kan de vorm aannemen van woordspelletjes: Zuidpark doopt de Vlaamse Leeuw om tot de ‘Spaanse Leeuw’, het Kunstencentrum Vooruit tot het ‘Kutjescentrum De Voorhuid’. Ook vermenigvuldiging werkt. Niet één, maar een stuk of vijf acteurs dragen een 2D-masker met het herkenbare gezicht van Tom Van Grieken, zodat zijn gladde lach tegelijk angstaanjagend en belachelijk wordt, zeker omdat hij naast een Samson-pop opduikt.

Deze strategie lijkt onnozel, en de woordspeling op Oscar Wildes The Importance of Being Earnest doet vermoeden dat we de voorstelling niet al te ernstig moeten nemen. Maar ze pleegt zo eigenlijk een veel radicalere aanval op Van Grieken dan een theatertekst die zijn ideeën kritisch zou analyseren. De symbolen die de aanhangers van Van Grieken sacraliseren, worden niet beredeneerd in vraag gesteld, wat vandaag nauwelijks nog een reactie uitlokt (elke kritiek wordt simpelweg als leugen weggezet). Ze worden toegeëigend en ontheiligd. Alles wat het Vlaams-nationalisme in de eeuwige, onaantastbare sfeer van een canon wil verheffen, verandert Zuidpark in speelgoed voor gemeenschappelijk misbruik.

Satékruiden

The Importance of Being Flemish is waanzinnig ambitieus. Deze panoramische tour wil Vlaanderen volledig doorkruisen in tijd en ruimte: hij begint tijdens de pest (waar een ridder naakt een zwaard rondzwaait en een tekstflard uit het Roelantslied roept), eindigt bij Schild & Vrienden, en passeert daarbij langs allerlei archetypische locaties, van een wok-keten op een provinciale steenweg tot de woonkamer van een links-liberale stedeling. Waar het NTGent al jaren de verschillende episodes uit de Belgische geschiedenis zorgvuldig probeert te ontleden (Milo Rau in zijn Trilogy of Belgian Crimes, Luk Perceval met The Sorrows of Belgium), propt Zuidpark een hele deelstaat in een voorstelling van een uur.

Elke dag wordt de Vlaamse natie gereproduceerd in gewoontes, rituelen en voorwerpen die vanzelfsprekend als ‘de onze’ worden voorgesteld

De technieken die het collectief daarvoor gebruikt zijn effectief omdat ze primitief zijn. Als Zuidpark een typische spitstoren wil laten zien, dan bouwt het collectief er een na. Als K3 in de show moet, dan bestelt het verkleedjurken. Voorwerpen uit de alledaagse buitenwereld worden verzameld en in de spektakelrit tentoongesteld. In deze Vlaamse versie van de Disney-attractie ‘It’s A Small World’ wordt de hele denkbeeldige onderbouw van Vlaanderen op een miniatuurschaal gereconstrueerd. Satékruiden, Cara Pils, pistolets, wielertruitjes, een stijltang, afgezaagde zegswijzen, nare dialecten, het interieur van grootmoeder, het racisme van nonkel Jef, troosteloze nachtwinkels en Turkse bakkers. The Importance of Being Flemish trekt zo de aandacht naar de trivialiteiten die heel impliciet een Vlaamse nationale identiteit signaleren, het ‘banaal nationalisme’ waar men elke dag mee in aanraking komt. Deze groteske collage ligt in de lijn het fragmentarische theater van Heiner Müller, maar is komischer, zit vol directe citaten in plaats van complexe betekenislagen. De meest uiteenlopende referenties worden verweven tot een woekerend weefsel van Vlaamse clichés.

Een onmiddellijke kritiek die je daarop kan geven, is dat The Importance of Being Flemish zo eigenlijk bijdraagt aan de Vlaamse natieconstructie die het wil hekelen. Alleen al door een voorstelling aan ‘Vlaanderen’ op te hangen, zou je bevestigen dat deze chimaera bestaat. Maar het scherpe inzicht van Zuidpark is dat de Vlaamse natie uitgegroeid is tot een denkbeeld dat ingrijpend de werkelijkheid bepaalt, of je dat nu wil of niet. Het heeft zijn institutionele neerslag gekregen in awardshows, een letterenfonds, een overheid die wetten uitvaardigt en subsidies verdeelt. Elke dag wordt de Vlaamse natie gereproduceerd op televisiezenders en in kranten die bepaalde gewoontes, rituelen en voorwerpen vanzelfsprekend als ‘de onze’ voorstellen. Hoe denkbeeldig en artificieel de natie ook moge zijn, een enge invulling ervan motiveert duizenden mensen van vlees en bloed om in een protestactie naar het Heizelpark te rijden of voor een migratiebeleid te stemmen met heel tastbare gevolgen.

In plaats van zich terug te trekken uit het natievormingsproces, probeert Zuidpark het te bestormen en op te blazen

Hiertegen heeft anti-nationalistisch links lang een tactiek van ‘doodzwijgen’ toegepast. Een generatie literatoren en kunstenaars wilde haar handen niet vuil maken aan de Vlaamse identiteit, sinds de collaboratie het geprivilegieerde terrein van rechts. Als zij dat natiegevoel niet expliciet in haar werk thematiseerde, dan zou het misschien verdwijnen. Die gedachte blijkt overmoedig: zelfs in Europa botst de kosmopolitische droom van de jaren 1990 steeds meer op het nieuwe nationalisme van Sebastian Kurz en Thierry Baudet. Zuidpark wisselt dus van strategie. Vlaanderen aan Vlaams Belang overlaten, beschouwt het als een politieke aftocht. In plaats van zich terug te trekken uit het natievormingsproces, probeert Zuidpark het te bestormen en op te blazen, soms zelfs een andere richting in te duwen.

Doorgeslagen verleden

Naast brutale satire zijn er ook sporen van een nostalgische stemming in The Importance of Being Flemish. Verrassend veel elementen uit de kindertijd duiken op tijdens de rit: Studio 100, oma’s, het liedje ‘Vrolijke vrienden’, het naïeve dorpsleven, de vorm van de pretparkattractie zelf. Ze worden niet alleen voor hun absurditeit uitgespeeld, maar ook om een andere verbeelding te scheppen: een soort vroegeenentwintigste-eeuws Vlaanderen dat gruwelijk vervormd is. Bumba met een kalasjnikov, K3 dat zich uitkleedt, warme boterkoeken voordat je met fascistische knokploegen gaat vechten in een speelgoedharnas. Dit neigt naar de esthetiek die de cultuurcritici Mark Fisher en Simon Reynolds ‘hauntology’ noemden: anachronismen die rondspoken in een heden waarin geen emancipatorische toekomst meer denkbaar is. Aangezien het zo moeilijk is geworden om een Vlaamse nationale identiteit te verbeelden die niet reactionair en xenofoob zou zijn, grijpt Zuidpark terug naar artefacten die een onschuldiger Vlaanderen oproepen. Hier wordt de ‘verloren toekomst’ van Ketnetprogramma’s opgegraven. In plaats van abstracte normen of verlichtingswaarden is het Vlaamse landschap van The Importance of Being Flemish opgebouwd uit referentiepunten van een oude popcultuur die nu een spookachtige aantrekkingskracht uitoefent.

Als om ze uit de canoniserende handen van de Vlaams-nationalisten te houden, maakt Zuidpark de iconen van hun jeugd decadent, seksueel en gewelddadig

Maar waar hauntology eerder melancholisch stilstaat bij een verloren cultuurvorm, simuleert dit stuk een volwassenwording van de Vlaamse symbolen uit een meer hoopgevend verleden. Als om ze uit de canoniserende handen van de Vlaams-nationalisten te houden, maakt Zuidpark de iconen van hun jeugd decadent, seksueel en gewelddadig. Ver van de realiteit ligt dat ook niet: Gert Verhulst werd een miljonair die in Polo Ralph Lauren een kookprogramma uitmelkt, Bart De Pauw een stalker. De rooskleurige beloften van vroeger zijn ergens fout gelopen. Het gevoel dat de vertrouwde symbolen van de kindertijd iedereen bedrogen hebben, drijft Zuidpark tot een esthetiek van een ‘doorgeslagen verleden’. Het specifieke affect dat hiermee verbonden is, vloeit voort uit de vermenging van onschuldig ogende figuren met onzuivere en scabreuze elementen. Op een bepaald moment ontbloot een lachende De Pauw zich plots voor elk karretje. In de ontaarde ‘goeie ouwe tijd’ van Zuidpark leeft Samson verder in een sm-kelder en marcheert Tante Sidonia in een extreemrechtse militie.

De fascinatie voor de brokstukken van de Vlaamse populaire cultuur blijft daarom ook ambigu. The Importance of Being Flemish lijkt voortdurend te speuren naar de medeplichtigheid van alledaagse stereotypen en mediafiguren aan de donkere kanten van de Vlaamse, en bij uitbreiding Belgische, geschiedenis. De karretjes passeren zonder verdere toelichting langs Leopold II, Marc Dutroux, pedofiele pastoors en de complottheorie van de Roze Balletten. Zuidpark confronteert haar gerecycleerde Vlaamse troep met die schaduwcanon. Na de memes en vuurwapens van Schild & Vrienden lijkt niets of niemand nog helemaal onschuldig. De smet van de Vlaamse beweging, het spook van fascistisch geweld, achtervolgt in de voorstelling zelfs de meest banale manifestaties van de Vlaamse identiteit. Alles – zelfs het decor – voelt hier ‘guilty by association’ aan.

In ons dorp

Waarop steunt de nobele ideologie van de Vlaams-nationalisten dan nog? Zuivere negativiteit, zo suggereert The Importance of Being Flemish. In het centrale musicalstuk nodigen onder andere een postbode, een burgemeester, een bakfietsmoeder en een aantal scoutskinderen de toeschouwers uit om een nummer mee te zingen:

‘Hier ligt mijn grond
Waar ik mij thuis voel
Waar ik de eerste sneeuw zag
Hier is het veilig, geborgen en stil
Mijn vlakke land,
Mijn Vlaanderenland
Waar nooit iets verandert, oh, hoor toch hoe stil
Hier in ons dorp’

Na deze idyllische collage van Belle en het Beest, Jan De Wilde en Jacques Brel begint een politicus te speechen. Zijn woorden komen quasi rechtstreeks uit het Vlaamse regeerakkoord: ‘En wanneer kan Vlaanderen stralen? Wel, als het ook cultureel straalt’, benadrukt hij met familiare handgebaren. ‘De Vlaamse Meesters – uit heden en verleden en in alle creatieve richtingen – moeten het uithangbord worden van de grootsheid die Vlaanderen in zich heeft.’ Er moet een canon komen.

De pijler van het rechtse volksnationalisme is een destructieve drang, een enthousiasme voor verdelging

Een koor van glimlachende oer-Vlamingen knikt beschaafd voor een typische dorpskerk. Eén tegenstem verwoordt de vernietigende kritiek van Bruno De Wever en andere historici op de poging om het verleden in een handvol ‘vensters’ te proppen: ‘Geschiedenis is geen rechte lijn. Ze bevat doodlopende straatjes en laat verschillende lezingen toe naargelang van het perspectief.’ Uit het niets wordt de tegenstander gegeseld en brutaal vermoord. Het kinderlijke sprookje wordt doorprikt. Een moment van stilte, en dan: ‘Die gaan we niet snel meer terugzien!’ De dorpsbewoners barsten uit in extatisch gelach, geven high-fives, peppen elkaar op. Het samenhorigheidsgevoel van de reactionaire nationalisten, de werkelijke kern van hun vurige emoties, blijkt te berusten op het uitstoten van een storend element.

Ondanks Bart De Wevers poging om in Over identiteit de Vlaamse identiteit positief in te vullen, blijft een uitgesproken Vlaamse identiteit vandaag vooral een negatieve. Iets of iemand moet altijd buiten: de Walen, de islam, vluchtelingen, criminelen, culturo’s, de linkse elite… Er bestaat een obsessieve haat-liefdeverhouding met deze uit te drijven groep: een essentialistische invulling van het Vlaams-nationalisme heeft ze nodig om haar fantasie van een inherent harmonieuze volksnatie in stand te houden. In The Sublime Object of Ideology omschrijft de filosoof Slavoj Žižek dit mechanisme als ‘een manier voor een ideologie om op voorhand rekening te houden met haar eigen falen.’ Het organische, homogene en tijdloze nationale lichaam dat het volksnationalisme wil handhaven, kan eigenlijk nooit bestaan. Onbewust weet de ideologie dit. Het calculeert dus haar eigen falen in door een vreemd element te introduceren ‘dat het gezonde sociale weefsel corrumpeert.’ Deze externe, maar binnengedrongen vijand moet dan uitgezuiverd worden. ‘Tijd voor de grote opkuis!’ postte Dries Van Langenhove onlangs nog bij een bericht over Molenbeek. Maar die opkuisactie mag eigenlijk nooit gedaan zijn, anders zou de fantasie van een tijdloos, groots en geborgen Vlaanderen in elkaar stuiken. Wordt er geen nieuwe rommel gevonden, dan moet de reiniging grondiger gebeuren. Zo kan de strijd doorgaan, de ideologie gered worden. De pijler van het rechtse volksnationalisme – of het zich nu licht of extreem manifesteert – is vandaar een destructieve drang, een enthousiasme voor verdelging.

Slachtpartijen

De dramaturgische lijn van The Importance of Being Flemish bestaat erin om dat latent geweld zichtbaar te maken. Zuidpark probeert de impliciete, vaak machistische boodschappen achter het hoffelijke discours van Vlaams-nationalisten te expliciteren. Achter ‘we moeten de verlichtingswaarden durven verdedigen’ schuilt er een ‘en dan wordt er opgepakt tot den bak vol is.’ Achter ‘In ons dorp’ schuilt de uitsluiting van mensen die niet passen binnen de vrolijke gemeenschap. Na het musicalnummer worden de namen van alle ensembleleden afgeroepen en toegejuicht, behalve die van de vrouwen. Dan schijnt de spotlight op een heksachtige tussenfiguur. Terwijl ze haar misvormd ogend lichaam kronkelt, vertelt ze in gebroken Frans hoe er in het dorp geen plaats voor haar is. Ze is gedoemd om te blijven rondzwerven aan de rand van de dorpsgrenzen. Als een groteske compositie van incompatibele onderdelen staat ze voor alles wat niet in de nationalistische retrotopia past. De verschijning van deze folkloristische ‘hag’ is zodanig ongemakkelijk en afstotelijk dat de kijker bijna opgelucht is wanneer een salvo kogels een einde maakt aan haar relaas. Die vaststelling is nog confronterender: welk geweld gedoog je om het jezelf, toekijkend lid van de gemeenschap, comfortabel te maken?

De executie van de vagebond is het begin van een bloedbad. The Importance of Being Flemish ontaardt geleidelijk in een nachtmerrie waarin vertrouwde gezichten zich overgeven aan een orgie van geweld. Middeleeuwse gevechten uit De Leeuw van Vlaanderen vloeien over in recentere slachtpartijen. Een stroboscoop belicht de Bosschiaanse taferelen. Wanneer er zich naakte lijken voor de dorpskerk beginnen op te stapelen, doet het stuk zelfs denken aan Les Bienveillantes, de roman van Jonathan Littell die vorig jaar door Opera Ballet Vlaanderen in operavorm werd gegoten. Littell baseerde zijn hoofdpersonage, een SS-officier die incestueuze verlangens koestert, niet toevallig op het werk van de Duitse socioloog Klaus Theweleit. In zijn werk Männerphantasien analyseerde Theweleit de mentale structuur van de fascistische persoonlijkheid, waarbij hij de nadruk legde op lichamelijke voorstellingen: de man/soldaat zou zijn geharde lichaam willen indammen tegen het gevaar van vrouwelijke lichamen (en hun veronderstelde associaties met het vloeibare).

Zuidpark vormt geen platform waar verschillende perspectieven een beschaafde dialoog aangaan, maar een antagonistisch apparaat dat één product zo krachtig mogelijk in je gezicht slingert

The Importance of Being Flemish lijkt ook een continuüm te verbeelden tussen politiek geweld en seksuele driften, wereldhistorische misdaden en wreedheden in de privésfeer. Het misbruik dat de MeToo-beweging in de cultuursector oprakelde, associeert de voorstelling visueel met een veel bredere traditie van agressieve misogynie. Het verband tussen moorddadige en seksuele transgressies wordt voortdurend opgezocht, zodat de tong van Jan Fabre, de penis van Dries Van Langenhove en bebloede zwaarden vervagen tot één smerige kruising.

Het culminatiepunt van de voorstelling is in dit verband de voordracht van ‘Kus de fascisten’, een gedicht uit 1931 van de Duitse schrijver Kurt Tucholsky. Terwijl klonen van prominente rechtse politici de karretjes lastigvallen met obscene kusgeluiden, worden de toeschouwers via de intercom gevraagd om democratisch, vredevol, zelfs liefdevol om te gaan met al wie gewelddadige impulsen aanwakkert. Appeasementpolitiek als goedmaakseks. De uitnodiging om deel te nemen aan het fascistische project stelt Zuidpark voor als een erotische uitnodiging. Geniet mee van onze controlezucht, zo fluistert de fascistische verleider. Verlustig je aan ons totaliserend denken, onze geruststellende paranoia. Door allerlei diabolische excessen te projecteren op een verdachte groep – de verkrachtingen door vluchtelingen, de decadentie van een globale elite, de gelukzalige luiheid van kunstenaars – kan je je angsten en gefrustreerde verlangens therapeutisch kanaliseren. ‘Kus de fascisten, kus de fascisten’, galmt het door de speakers.

Natuurlijk is dit, zoals alles in The Importance of Being Flemish, een overdrijving. Zuidpark heeft geen gevoel voor nuance, geen tijd voor bedachtzame afwegingen. Het collectief vormt geen meerstemmig platform waar verschillende perspectieven een beschaafde dialoog aangaan, maar een antagonistisch apparaat dat één product zo krachtig mogelijk in je gezicht slingert. De vele maskers maken niet alleen directe mimesis mogelijk, ze de-individualiseren ook de bemanning van deze pretparkperformance, veranderen pathetische acteurs in tandwielen van een losgeslagen machine. Historici zullen zeggen dat het trekken van snelle historische parallellen misleidend kan zijn, dat het royale gebruik van ‘fascist’ een vervormd beeld van de politieke situatie schetst. Ze hebben gelijk, zeer zeker – en toch. Door mijn hoofd spookt een citaat van Theodor W. Adorno, die de papieren van Walter Benjamin publiceerde nadat die zelfmoord had gepleegd op de vlucht voor de nazi’s: ‘Alleen overdrijving kan tegenwoordig het medium van de waarheid zijn.’