Double Helix: over de grenzen van de mens

Door Jappe Groenendijk, op Wed Dec 25 2019 23:00:00 GMT+0000

Soms kunnen kunstenaars meer dan wetenschappers, om onze toekomst voelbaar te maken. De installatie/voorstelling Double Helix van choreografe Nanine Linning en designer Bart Hess zit nochtans overal tussenin: tussen mens en machine, dans en biotechnologie, utopie en dystopie. Een straffe visuele waarschuwing.

We betreden een grote donkere ruimte. Links en rechts van ons steken acht identieke, pratende hoofden op ooghoogte uit de wanden. Wie dichterbij komt, hoort ze praten over ‘bio-hacking’ en ‘cryonics’. In de twee achterste hoeken scharrelen wezens rond die ons niet lijken op te merken: een kale ‘humanoid’ en een mensachtige met een lubberende huid.

Blikvanger in het midden van de ruimte is een groot verlicht aquarium gevuld met een melkachtige vloeistof. Hierin bevindt zich een raadselachtige naakte figuur – is het een vrouw? een ongeborene? – door de opake vloeistof blijft zij een schim. Maar dan beweegt ze naar ons toe en wordt duidelijk zichtbaar. Ze drukt haar hand tegen de glazen wand en terwijl er luchtbelletjes uit haar mond omhoog kringelen, kijkt zij ons recht in de ogen aan.

Ik bevind me in Double Helix: Zukunftslabor Offenburg, een tijdelijk onderzoekslab op een industrieterrein in deze Zuid-Duitse stad aan de rand van het Zwarte Woud. Hier wordt onderzoek gedaan naar de toekomst van de mens. Niet door mad scientists, maar door choreografe Nanine Linning en designer Bart Hess, twee Nederlandse kunstenaars met een gedeelde fascinatie voor biotechnologie.

Van de gemeente Offenburg kregen zij tijdelijk de beschikking over duizend vierkante meter leegstaande industriële ruimte. Verdeeld over vier zalen creëerden zij een bevreemdende wereld, bevolkt door hybride wezens. Met vijftig bezoekers per keer krijgen wij de kans hierin rond te dwalen. En ik kijk mijn ogen uit.


Twee tienermeisjes liggen lepeltje-lepeltje in een ondiep plasje water op een grote schaal aan een vreemde beademingsmachine. Uit hun monden steken doorzichtige slangen die zijn verbonden met een stellage met machinale longen, die met een onheilspellend geratel op en neer pompen. De meisjes liggen daar kwetsbaar en hulpeloos te ademen. Hun ogen zijn gesloten als die van pasgeboren katjes – op de tast kroelt de achterste de voorste door het haar.

Het zijn krachtige beelden die Linning en Hess ons voorschotelen, maar een eenduidige boodschap is gelukkig niet direct te destilleren. We zien een heel spectrum aan hydride entiteiten – van gemuteerde mensen en robotdieren tot meer ‘dingachtigen’ met slechts een vleugje menselijkheid. Dat doet beseffen dat het onderscheid tussen mens, dier en machine langzaamaan is vervaagd.

Al in 1985 hield de biologe en filosofe Donna Haraway in haar ‘Cyborg Manifesto’ een pleidooi voor het plezier dat het doelbewust verwarren van deze grenzen oplevert. Een cybernetisch organisme – deels organisch, deels kunstmatig – is bij uitstek een grensoverschrijdend wezen. Wie nadenkt over de figuur van de cyborg wordt uitgedaagd om afstand te doen van een scala aan binaire opposities die het westerse denken van oudsher beheersten: mens-machine, mens-dier, man-vrouw, natuur-cultuur, privé-publiek. Dit zijn comfortabele manieren om de wereld te classificeren, maar ze doen de werkelijkheid geen recht.

Wie ronddwaalt door Double Helix beseft dat de grenzen van de mens in rap tempo verlegd worden.

Identiteiten zijn, zo stelt Haraway, ‘vanzelfsprekend partieel, tegenstrijdig en strategisch’. Er bestaat geen natuurlijke of oorspronkelijke mens. De cyborg is dan ook geen futuristische fantasiefiguur, de cyborg dat zijn wij. Onze lichamen zijn allang versmolten met technologie: met onze kunstheupen, pacemakers, siliconenborsten en botoxlippen. Onze manier om in de wereld te zijn wordt volledig door technologie gemedieerd, dankzij alle wearables die we op het lichaam dragen: van smartphones en smart watches tot earpods en hartslagmeters.

Op korte termijn zullen biotechnologische innovaties het onderscheid tussen biologisch en artificieel leven uitgummen. Wie ronddwaalt door Double Helix beseft dat de grenzen van de mens in rap tempo verlegd worden.

Double Helix, ©Emmanuel Viverge

Vanuit de schaduw betreden twee dansers een uitgelicht vierkant. Bobbelende siliconepakken vervormen hun afgetrainde lichamen, waardoor ronde uitstulpingen zijn ontstaan op ongewone plekken. Ze voeren een schokkige synchroondans uit, als doorgefokte, gekloonde laboratoriumdieren die zojuist voor het eerst op vrije voeten zijn gesteld. Na enkele minuten verdwijnen ze weer in de schaduw waar ze even daarvoor uit tevoorschijn waren gekomen.

Ze doen me denken aan de plaatjes die op internet circuleren van Chinese gemuteerde bodybuilderhonden – door genetisch modificatie is bij deze dieren het myostatin-gen verwijderd, wat leidt tot woekerende spiergroei.

Terwijl ik de bultige wezens voor me gadesla, denk ik na over een andere parallel tussen dans en biotechnologie: beide koesteren het verlangen de grenzen van het lichaam op te rekken. Dansers disciplineren dagelijks hun lichaam in de studio, om zo hun fysieke beperkingen te ontstijgen en de zwaartekracht te kunnen tarten. Moderne biowetenschappers zijn in staat om genetische afwijkingen rechtstreeks uit het DNA te knippen of gewenste eigenschappen juist toe te voegen.

Bio-engineering is de voortzetting van dans met andere middelen.

Beide disciplines nemen geen genoegen met de ons gegeven biologische beperkingen en proberen het menselijke lichaam te vervolmaken. Je zou kunnen zeggen dat bio-engineering de voortzetting is van dans met andere middelen.

Ook het verlangen om lichamen te klonen is de danswereld niet vreemd. Van oudsher worden dansers getraind om hun individualiteit te ontstijgen en op te gaan in een collectief lichaam. Denk aan het klassieke corps de ballet met zijn corpus van identieke lichamen: allemaal even lang, in dezelfde tutu’s gestoken, perfect synchroon bewegend.

Maar waar in de professionele theaterdans het perfecte lichaam nog vaak de norm is, lijken Linning en Hess gefascineerd door imperfecties. Hun wereld wordt bevolkt door misfits en mutanten. Übermenschen met de nodige gebreken. Ze zijn in zichzelf gekeerd, nemen ons toeschouwers nauwelijks waar, geen van hen lijkt behept met een rijk innerlijk gevoelsleven.

Double Helix toont ons geen toekomstige volmaakte maatschappij of haar keerzijde. Het is eerder een ander soort plaats, of tegenlocatie

Daarmee lijkt dit Zukunftslabor een waarschuwing. Toch is Double Helix utopie noch dystopie – het toont ons geen toekomstige volmaakte maatschappij of haar keerzijde. Het is eerder wat Michel Foucault een heterotopie noemde: een ander soort plaats, of tegenlocatie. Voor theaterzalen en tentoonstellingsruimten geldt dat zij het vermogen bezitten om meerdere onverenigbare ruimten samen te brengen op één werkelijke plek. Double Helix toont een ruimte die allang aanwezig is en toch vreemd blijft, omdat wij weigeren haar waar te nemen. Een plek die speelt met de orde der verbeelding, die onder de huid kruipt en zo een ruimte opent voor verbazing en kritische reflectie.

Double Helix, © Emmanuel Viverge

Twee danseressen liggen als bewegende sculpturen uitgestald op zwarte plateaus, in innige verstrengeling met mechanische wormachtige wezens. Een andere vrouw lijkt in co-existentie te leven met een berg krioelende ‘mosselen’ die haar lichaam omkleden als een galajurk. Roerloos ligt zij in die ritselende hoop. Alleen haar hoofd en handen steken uit. Haar rug is vervaarlijk gekromd, haar armen hangen naar achteren en haar ogen en mond zijn wijd opengesperd.

Double Helix daagt ons op meerdere manieren uit om het denken in hokjes los te laten. Dit is een interdisciplinair lab, voorbij de grenzen van de dans. Een onderzoeksruimte op het snijvlak van performance en tentoonstelling. Weliswaar nemen getrainde danserslichamen een centrale plaats in, maar het project maakt duidelijk dat dans zoveel meer kan zijn dan choreografie.

Double Helix daagt ons op meerdere manieren uit om het denken in hokjes los te laten.

Sinds begin eenentwintigste eeuw programmeren musea steeds vaker dans binnen hun muren. En steeds meer choreografen zoeken hun heil buiten de conventionele theaters met hun hiërarchische opdeling van podium en publiek. Zo schrijft Boris Charmatz in zijn Dancing Museum Manifesto dat dans in een museale ruimte een actievere houding van de bezoeker verlangt.

Bij Double Helix krijgt de toeschouwer de kans om vrijelijk door de ruimte te dwalen, waardoor je blik minder wordt gestuurd dan in een conventionele theaterdramaturgie. Dit ontlokt ook duidelijk een andere houding: sommige bezoekers laten alle gêne varen en zitten de performers dicht op de huid of proberen interactie te ontlokken, anderen behouden hun kritische distantie.

Double Helix is ook transdisciplinair: het project treedt buiten de grenzen van de kunst en zoekt samenwerkingen met wetenschappelijke disciplines als robotica en bio-ethiek. Zo is er een contextprogramma met wetenschappers en filosofen. Ook dat past in een bredere ontwikkeling waarbij de traditionele scheiding tussen ‘exacte’ en ‘creatieve’ disciplines diffuser is geworden.

Tijdens de vierde industriële revolutie, waar we nu middenin zitten, zullen robots en kunstmatige intelligentie talloze menselijke functies overnemen. Biotechnologische innovaties zullen steeds radicaler de grenzen uitvegen tussen biologisch en artificieel leven. Hybride netwerken van wetenschappers, filosofen en kunstenaars kunnen deze wicked problems in de volle breedte onderzoeken, voorbij de grenzen van vakdisciplines.

Hybride netwerken van wetenschappers, filosofen en kunstenaars kunnen deze wicked problems in de volle breedte onderzoeken, voorbij de grenzen van vakdisciplines.

Dat hebben we hard nodig, want de gevolgen van biotechnologie zijn te ingrijpend om over te laten aan biomedische wetenschappers en techbedrijven. Wetenschappers opereren nog te vaak in een moreel vacuüm, louter gedreven door een wil tot weten. En techbedrijven en de farmaceutische industrie laten het dividend van hun aandeelhouders geregeld prevaleren boven het algemeen belang.

Zodra een nieuwe uitvinding er eenmaal is, is het onmogelijk die kennis ongedaan te maken. En zodra de eerste toepassingen op de markt komen, dragen zij bij aan de normalisering van deze technologie; want onze moraal beweegt mee met de technologie die wij gebruiken.

Linning en Hess dompelen je onder in een fysieke ervaring die je laat nadenken over de gevolgen van deze veranderingen. Doordat zij dit vraagstuk affectief benaderen in plaats van louter cognitief, is hun slagkracht vele malen groter.

Dat is ook de reden waarom ik mijn hoop vestig op kunstenaars en designers om technologie te politiseren. Juist kunstenaars zijn in staat om ons krachtige toekomstbeelden te laten ervaren die publiek debat ontlokken. Het is hoog tijd dat we dergelijke debatten voeren. De toekomst van de mens staat op het spel.