Disengaged Observer Outfit. Ontwerpen voor verbondenheid

Door Annelys de Vet, op Fri Jun 07 2024 03:00:00 GMT+0000

Een karaf die de ongelijke verdeling van watergebruik weergeeft, een slaapmasker als een muur die het zicht belemmert, een outfit die naadloos opgaat in de ene omgeving en opvalt in de andere. Geëngageerde ontwerpers maken de traumatische maar ook rijke geschiedenis van het Palestijnse volk aanschouwelijk. Dat heeft een helende werking, schrijft Annelys de Vet.

Het was in de lente van 2007 dat een taxi mij met drie collega’s via het Qalandia-checkpoint naar Ramallah voerde. We stapten uit bij de International Academy of Arts Palestine om daar samen met een groep Palestijnse ontwerpers, fotografen en kunstenaars een ‘Subjectieve Atlas’ te maken, een publicatie waarin een regio, land of stad van binnenuit in kaart wordt gebracht, door de bewoners zelf. Dat doen ze tijdens workshops en via een methode die ik als ontwerper door de jaren heen heb ontwikkeld. De Subjectieve Atlas van Palestina was de derde in de reeks, inmiddels werk ik aan de vijftiende: een Subjectieve Atlas van Bosnië en Herzegovina.

De academie in Ramallah was het jaar daarvoor opgericht. Aan het hoofd stond kunstenaar Khaled Hourani, aan wie ik een paar maanden eerder door een Palestijnse journalist in Amsterdam was voorgesteld. Het was het begin van een uitzonderlijke samenwerking en een betekenisvolle transformatie: vanaf dat moment zou ik mezelf bij het aanschouwen van structureel onrecht nooit meer kunnen, willen en durven zien als ‘neutraal’, niet als ontwerper, en niet als mens. Daarnaast raakte ik overtuigd van de kracht van artistieke praktijken in situaties van onbevattelijk leed, en van de nood aan alternatieve vormen van onderwijs om een andere wereld mogelijk te maken.

Naar een nieuwe praktijk

In Nederland, waar ik opgroeide, ben ik op een bijzonder beperkte en eenzijdige manier onderwezen over de geschiedenis van het Midden-Oosten. De geschiedenislessen op school gingen voor een groot deel over de Tweede Wereldoorlog, wat de Joodse bevolking was aangedaan en hoe we voor alles moesten vermijden dat het fascisme en nazisme opnieuw konden groeien. Geen benul had ik van de geschiedenis van het Palestijnse volk en zijn gedwongen confrontatie met een Joodse staat waarvan de grenzen pas in 1949 waren getrokken. Er was geen gesprek, geen debat over deze vragen, geen opening naar verschillende perspectieven. De geschiedenis werd voorgesteld als een lineair verhaal met onszelf – Nederlanders – als centrale verteller. Het leidde ertoe dat ik mij afzijdig hield van discussies over het geweld in de regio, omdat het zo complex werd voorgesteld en ik er geen woorden voor had, of me geen andere werkelijkheden kon inbeelden.

Ik raakte overtuigd van de kracht van artistieke praktijken in situaties van onbevattelijk leed.

Tot op het moment dat een Nederlandse ontwikkelingsorganisatie mij in 2007 als ontwerper vroeg om een project op te zetten rond de beeldvorming van Palestina in Nederland. Daardoor zag ik me met mijn eigen onwetendheid geconfronteerd. Ik begon intensief te lezen over het verleden van de regio en de oorsprong van de bezetting. Ik bekeek documentaires en voerde gesprekken met betrokkenen, onder wie de Palestijnse journalist Abed Al Ju’beh. Ik ontmoette hem op een receptie van het Prins Claus Fonds in Amsterdam en sprak met hem over mijn idee voor een Subjectieve Atlas en vooral over mijn twijfel of ik zo’n project wel kon opzetten: als Nederlandse, als buitenstaander. Want hoe moest ik me verhouden tot zo'n politiek en emotioneel beladen regio? Ik begreep toen nog niet hoe de claim op uitzonderlijke complexiteit historisch gezien gebruikt wordt om het onverdedigbare te verdedigen. Al Ju’beh overtuigde mij op dat moment om die Subjectieve Atlas aan te vatten en hij verzekerde me dat Khaled Hourani een cruciale rol kon spelen.

Wachttoren van de Israëlische bezettingstroepen, Westelijke Jordaanoever

Hourani nodigde ons in de lente van 2007 uit in Ramallah en liet ons kennismaken met uitzonderlijke kunstenaars en ontwerpers. Aan de academie vroegen we de deelnemers aan de workshop om Palestina in kaart te brengen vanuit hun perspectief, vertrekkende van onderwerpen of ervaringen waarmee ze zich verbonden voelden. Zo bracht kunstenaar Sliman Mansour twaalf manieren om kikkererwten klaar te maken in beeld, ontwerper Majdi Hadid toonde de hoeveelheid documenten die hij nodig had om van Ramallah naar Frankfurt te reizen, en Abed Al Ju’beh stelde voor om een mobiele telefoon naar zijn broer in een Israëlische gevangenis te smokkelen om het dagelijks leven van de vele politieke gevangenen in beeld te brengen.

Er werd een context gecreëerd om naar elkaar te luisteren.

De intieme verhalen die ze deelden voor de Subjectieve Atlas legden een traumatische geschiedenis van bezetting, geweld en landroof bloot, maar ook een rijkdom aan erfgoed, variërend van architectuur, flora en landschappen tot textiel, keramiek en eetcultuur. Samen nadenken over hoe we een ervaring, observatie of perspectief het best visueel konden weergeven en vastleggen in een cartografie, en daarbij details doornemen, zoals de typografie, de bijschriften of de volgorde van beelden, bood ruimte om kwetsbare onderwerpen te bespreken. De ontwerpvraag die vertrekpunt vormde voor de gesprekken, maakte zowel focus als intimiteit mogelijk. Er werd een context gecreëerd om naar elkaar te luisteren. Dat bood houvast, een manier om een plek te geven aan de inhumane realiteit waarin we ons bevonden. Of zoals onderzoeker Brigitte Herremans het onlangs tijdens de Egmontlezing in Kasteel Gaasbeek formuleerde: de artistieke praktijk ‘laat verdrukten toe om te getuigen, hun eenzaamheid te doorbreken en verzet tegen onrecht aan te wakkeren.’

Ontwerpen om te getuigen en te helen

De omvang van de infrastructuur van geweld was ongekend. Ik was verbijsterd over de alomtegenwoordigheid van zwaarbewapende soldaten, de talloze checkpoints en de vernederende doorgang waartoe die Palestijnen dwongen. De aanblik van de illegale, metershoge en oneindig lange betonnen afscheidingsmuur die diep snijdt in Palestijns grondgebied en waarmee grote delen vruchtbaar land in beslag worden genomen, ging voorbij alle verbeelding. Duizenden Palestijnen zijn afgesneden van diensten, scholen en landbouwgronden. Het was een ervaring die boeken nauwelijks kunnen overbrengen, en die je niet in een klaslokaal kunt leren.

De workshop toonde hoe gezamenlijk ontwerpen een manier kan zijn om complexe verhalen toegankelijk te maken, relaties vorm te geven, en zich tot elkaars werelden te verhouden zonder dezelfde taal te spreken. Deze samenwerkingen bepaalden hoe ik mij als ontwerper voortaan in de wereld wilde positioneren: niet achteloos in dienst van de boodschap van een ander, nooit meer een eenduidig lineair ontwerpproces. Liever zette ik het contextueel en relationeel denken centraal; design werd voor mij een middel om me tot politieke en sociale vragen te verhouden.

Waar mogelijk wilde ik participatief ontwerpen vanuit een bewustzijn over de politieke implicaties van een ontwerp. Kan een ontwerp sociale rechtvaardigheid en gelijkheid bevorderen door een meer zintuiglijk en collaboratief proces? Het zorgde ervoor dat ik later, zes jaar op rij, mijn masterstudenten aan de designafdeling van het Sandberg Instituut (Amsterdam) uitnodigde om mee naar Palestina te reizen en er met collega’s samen te ontwerpen.

De blik van de maakster

In 2011 zette ik in samenwerking met Khaled Hourani een nieuw project op: het designlabel ‘Disarming Design from Palestine’. We organiseerden jaarlijkse designworkshops aan de International Academy in Ramallah, eerst als educatief project binnen het curriculum van die school, later in samenwerking met andere instituten en uiteindelijk als zelfstandige organisatie, nu geregistreerd in België als vzw.

‘Birdplate’, ontwerp: Maher Shaheen, productie: Hebron Glass & Ceramics Factory

Het uitgangspunt was om hedendaagse Palestijnse verhalen te vertellen via artisanaal gemaakte producten. We nodigden lokale ontwerpers, studenten en producenten uit om samen met internationale masterstudenten aan de slag te gaan. Met bestaande productietechnieken en beschikbare materialen ontwierpen we (gebruiks)voorwerpen die de politieke situatie en de ervaringen van Palestijnen konden overbrengen naar nieuwe plaatsen en publieken.

Twee weken lang bezochten deelnemers aan de workshops houtwerkplaatsen in Bethlehem, zilversmeden in Beit Sahour, privéhuizen waar vrouwen kleding borduren, een schoenmaker in Ramallah, keramisten in Hebron, een tegelfabriek in Nablus en heel wat andere plekken. We leerden er over materialen, maakprocessen, sociale verhoudingen, erfgoed en de impact van de bezetting. Tussen de bezoeken door, tijdens de lunches en busritten, vonden steeds indringende gesprekken plaats. De landschappen vol wachttorens, wegafzettingen en heuvels, waarvan velen gedomineerd worden door omvangrijke illegale nederzettingen, riepen eindeloos veel vragen op. Sommige lieten zich vertalen tot krachtige ideeën voor nieuwe producten.

De drager van het slaapmasker wordt uitgenodigd om de ogen van de borduurster te laten reizen terwijl de wereld blind is voor de situatie in Gaza.

Zo ontstond de 'Checkpoint Bag’ (later ‘Blacksac’), een leren rugzak die in zijn functionaliteit reageert op de onderdrukkende handelingen en ervaringen aan een checkpoint. Je kunt de tas voordat ze de röntgenscanner ingaat snel draaien; via het extra handvat onderaan kom je bij de externe vakken om spullen in op te bergen. Er was de ‘Bird Plate’, een bord met verschillende compartimenten waarop handgeschilderde vogels de gebruiker uitnodigen om de etensresten met de vogels te delen. De ‘Measuring Inequality’-karaf toonde hoe water ongelijk verdeeld is tussen de Israëlische en Palestijnse bevolking. De bovenste millimeteraanduiding op de karaf staat voor de hoeveelheid water die Israëliërs dagelijks gebruiken om bijvoorbeeld te drinken, zich te wassen en eten te bereiden. In verhouding daartoe staat, ruim daaronder, de aanduiding die de minimumaanbeveling weergeeft van de Wereldgezondheidsorganisatie voor wat een mens per dag nodig heeft. De derde aanduiding, nog een stuk daaronder, representeert de hoeveelheid water die beschikbaar wordt gesteld voor Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Er was het ‘I am an Arab’-T-shirt met de print van een grote vingerafdruk die een in het Arabisch geschreven gedicht van Mahmoud Darwish blijkt te zijn (vertaald in het Engels als ‘Identity card’). Er waren ook de ‘Awakening Goggles’, een slaapmasker met twee geborduurde ogen op ware grootte. Het is de blik van de maakster, gefotografeerd en omgezet in een borduurpatroon. Maar zij kan niet buiten de muren van de Gazastrook kijken; de drager wordt uitgenodigd om de ogen van de borduurster te laten reizen terwijl de wereld blind is voor de situatie in Gaza.

Rood-groen-wit-zwart

Tijdens de workshop in 2013 bezochten we Hebron, de historische stad op de Westbank.. Voortdurend nemen Israëlische kolonisten er – beschermd door nog grotere aantallen soldaten – huizen en land in beslag. De vele checkpoints, militairen die voorbijgangers te pas en te onpas controleren, afgezette straten waardoor jongeren soms meer dan een uur moeten omlopen om hun school te bereiken die zich op een steenworp afstand bevindt; dat alles vertaalt zich in een constante dreiging van militair geweld dat regelmatig uitbarst.

In een poging de veiligheid te waarborgen was de Temporary International Presence in Hebron (TIPH) in het leven geroepen: een civiele waarnemingscommissie die toezicht hield in de stad en schendingen van het internationaal humanitair recht registreerde ‘in overeenstemming met internationaal erkende normen’. De commissie werd bemand door personeel uit Italië, Noorwegen, Zweden, Zwitserland en Turkije, maar functioneerde zonder dat ze kon ingrijpen, zonder een positie in te nemen. Geweld werd op een ‘neutrale’ manier geregistreerd en gerapporteerd. Naast het TIPH was er in de Golanhoogte de United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF), met als belangrijkste missie het observeren van en rapporteren over het staakt-het-vuren tussen Israël en Syrië.

Terwijl we terugreden naar Ramallah, bleef Tommi Vasko, een van de internationale ontwerpers, doorvragen. Hoe kan je disengaged, niet-betrokken, zijn in een situatie met zoveel geweld en onrecht? Is het überhaupt mogelijk om neutraal te zijn in een context van onderdrukking? Het herinnerde ons aan de vaak geciteerde woorden van de Zuid-Afrikaanse bisschop Desmond Tutu: ‘If you are neutral in situations of injustice, you have chosen the side of the oppressor. If an elephant has its foot on the tail of a mouse and you say that you are neutral, the mouse will not appreciate your neutrality.’

‘Disengaged Observer Outfit’, ontwerp: Tessel Brühl & Tommi Vasko, productie: Starts & Fashion, Ramallah. Foto: Céline Callens

Met die vragen in het achterhoofd ontwikkelden ontwerpers Tommi Vasko en Tessel Brühl, samen met masterstudenten aan het Sandberg Instituut en een kleermaker in Ramallah, de ‘Disengaged Observer Outfit’, bestaande uit een broek en trui met het patroon van iconisch bedoeïenentextiel. In tegenstelling tot de kledij van de medewerkers van de TIPH en de UNDOF, die wordt gekenmerkt door een neutrale esthetiek (monochroom lichtblauw, zonder symbolen of nationale verwijzingen), belichaamt deze alternatieve outfit zichtbaarheid.

De broek en top zijn gemaakt van een stof die we overal tegenkomen – in interieurs, in cafés, in de vorm van kussens of tenten. Het textiel staat bekend als ‘Al Sadu’, dat in het Arabisch weven in een horizontale stijl betekent. Dat is een traditioneel ambacht in de Arabische wereld, uitgeoefend door bedoeïenenvrouwen. In de vorm van geweven tapijten bedekt de stof de vloer van tenten tijdens bruiloften en andere belangrijke bijeenkomsten, en in een fijnere versie wordt ze ook gebruikt voor kleding bij verschillende bedoeïenenceremonies en -rituelen.

Tegenwoordig wordt de stof nauwelijks nog artisanaal gemaakt, maar machinaal, per strekkende meter, en tot voor kort met Syrië als centrum voor textiel van de beste kwaliteit. De stof bestaat in allerlei varianten, maar in Palestina komt niet toevallig het rood-groen-wit-zwartgestreepte patroon het meeste voor. De stof keert vaak terug op plekken waar Palestijnen samenkomen, bijvoorbeeld tijdens politieke en gemeenschapsbijeenkomsten.

Het ontwerp nodigt uit tot nadenken over de mogelijkheid, of juist onmogelijkheid om ‘disengaged’, onbetrokken, te zijn.

Vasko en Brühl ontwierpen de outfit als een reactie op de onvermijdelijk bevoorrechte positie die ze voelden als westerlingen in Palestina. Hun Disengaged Observer Outfit doet op voornoemde plaatsen en bijeenkomsten dienst als camouflagekledij: de outfit valt weg in de omgeving. In bijna elke andere context zorgt hij net voor een hoge zichtbaarheid: op straten, aan drukke kruispunten, in het landschap, op universiteitscampussen enz. Het ontwerp nodigt uit tot nadenken over de mogelijkheid, of juist onmogelijkheid om ‘disengaged’ te zijn. Het roept de drager op tot een ‘transparante, eerlijke en letterlijk opvallende mogelijkheid om te observeren en te engageren’, aldus de ontwerpers.

Transformatie

‘Disengaged Observer Outfit’, ontwerp: Tessel Brühl & Tommi Vasko, productie: Starts & Fashion, Ramallah. Foto: Céline Callens

In de loop der jaren werd duidelijk hoe de workshops in Palestijns gebied een transformatieve impact hadden op de deelnemers, op een manier die het reguliere onderwijs vaak niet kan bieden. Lokale en internationale deelnemers werden politiek bewuster. Ontwerpers heroverwogen hun eigen praktijken, rollen en posities, wat tot uiting kwam in hun artistieke keuzes.

Ontwerpers heroverwogen hun eigen praktijken, rollen en posities, wat tot uiting kwam in hun artistieke keuzes.

Door verschillende werelden samen te brengen binnen de afgebakende tijdsperiode van de workshop, ontstond een leerzame en genereuze context. We konden vanuit een materiële benadering in dialoog gaan met de omgeving. En door de artistieke vertaling centraal te stellen – van een verhaal naar een product – werden de verbeelding, een bewustzijn van culturele identiteit en een begrip van positionaliteit versterkt. Daarnaast droegen de workshops bij aan verbondenheid en gemeenschapsgevoel, als tegenwicht tegen onverschilligheid en moedeloosheid. Die toonden hoe vormgeven niet anders dan politiek kan zijn: het ontwerp is op een diepgaande manier betrokken bij de vormgeving van de wereld om ons heen, van de relaties tussen mensen, en van onze gedeelde toekomst.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.