Dik spelen. Podium, politiek en problematiek van de fatsuit

Door Edith Cassiers, op Wed Jun 01 2022 12:09:00 GMT+0000

Vanwaar onze fascinatie en angst voor de fatsuit? Welke rollen speelt dit geliefkoosde kostuum in de westerse cultuur? Waarom verdedigen vooral witte dunne mensen het gebruik van fatsuits? En hoe kan een object zelf zo objectiveren? Edith Cassiers dissecteert de fatsuit in theater, dans en film en op televisie.

Fat Monica danst, Sherman schranst en Falstaff zuipt. Fatsuits zijn overal. Ze bevolken onze podia, televisieschermen en het witte doek. Fatsuits – een set van kostuums en/of protheses die de drager dik(ker) doet lijken – worden daarbij verdedigd als louter rekwisiet, als neutraal instrument bij het vertellen van verhalen. Toch dragen deze prothetische pakken ook een politiek uit: scènes met fatsuits branden zich op ons netvlies waar ze ons beeld van dikke mensen (ver)vormen.

Een korte kunstgeschiedenis van de fatsuit

De fatsuit is vergroeid met de westerse theatergeschiedenis. In de klassieke oudheid deed Griekse komedie het publiek lachen door acteurs fatsuits aan te trekken in de vorm van een nepbuik en -billen samen met een lange leren fallus. (beeld 1) Naakte gespierde mannenlichamen waren via sport en kunst prominent aanwezig in de Griekse cultuur, waardoor dikke lichamen met grote penissen een vorm van sociaal onaanvaardbare mannelijkheid representeerden. Bij de Romeinen werden alle vrouwenrollen door mannen gespeeld. Regelmatig droegen ze een fatsuit voor aanvullend komisch effect, zoals bij de door Jupiter bezwangerde Alcumena in het stuk Amphitryon (3de–2de eeuw BCE) van Titus Maccius Plautus. Ook in de middeleeuwen hadden theatergezelschappen vaak een (nep)dikke acteur die strompelend over het podium waggelde en viel.

Scènes met fatsuits branden zich op ons netvlies, waar ze ons beeld van dikke mensen (ver)vormen.

Een van de eerste fat villains werd gespeeld door een dunne acteur. William Shakespeare introduceerde het populaire personage Sir John Falstaff in zijn stukken Henry IV (deel 1 en deel 2, 1596–1597) en The Merry Wives of Windsor (1602). (beeld 2) De slechtheid van deze luide, dronken en opschepperige ridder is inherent vervlochten met zijn dikheid. Of in zijn eigen woorden: ‘If I do grow great, I’ll grow less, for I’ll purge and leave sack, and live cleany as a nobleman should do.’ Falstaff wordt bijna altijd gespeeld door dunne acteurs in fatsuits. De eerste acteur die hem speelde was Will Kemp, de clown-acteur van Shakespeares gezelschap tot 1599. Falstaff, ‘that trunk of humors, that bolting-hutch of beastliness, that swoll’n parcel of dropsies, that huge bombard of sack, that stuff’s cloak-bag of guts’, werd ook letterlijk een zak: de atletische Kemp droeg een met stro gevulde wambuis en voluptueuze pofbroek. Het betekende het begin van een lange geschiedenis van Shakespearestukken in fatsuits, met zelfs Tom Hanks in fat prosthetics als een recente Falstaff (2018).

Beeld 1. Grieks bronzen beeld van een acteur (200-100 BCE). De acteur draagt het typische kostuum voor de Klassieke Griekse komedie: een (nep)dikke buik die uit zijn tuniek rolt, (nep)lagen overtollig vel, een masker met een groteske gezichtsuitdrukking en een lange fallus die vanonder zijn tuniek bengelt.

Molière zou in de 17de eeuw eveneens geregeld een fatsuit bovenhalen, net zoals de ‘Hanswurst’-kermisacteurs in 18de-eeuws Duitsland. In de 19de eeuw werden dikke performers in freakshows vaak extra dik gemaakt met behulp van aanvullende padding en fattening up. Het dikke huwelijkspaar Chauncey Morlan en Annie Bell droeg loodzware, gevulde kostuums die hen veel dikker maakten. Het luidkeels geadverteerde gewicht van zowel de eerste circusdame Hannah Battersby (800 pounds) als de rolschaatsende Lovely Lucy Moore (668 pounds) klopte in werkelijkheid geheel niet. Fat ladies zouden desalniettemin de razend populaire hoofdattractie worden van circussen, kermissen en dime museums. Gekleed in onthullende grote babykleren, werden ze betast door het (zogezegd) preutse victoriaanse publiek.

Naarmate de fatsuits van personages slinken, nemen hun kansen op succes en liefde exponentieel toe.

In de filmgeschiedenis was de toen nog slanke Orson Welles een van de eersten om een fatsuit te dragen voor zijn rol in Touch of Evil uit 1958. (beeld 4) Hij deed dat naar eigen zeggen om de immoraliteit van zijn personage, de corrupte politiechef Hank Quinlan, te benadrukken. Enkele jaren later zou hij een gelijkaardig pak dragen voor de Falstaff-adaptatie Chimes at Midnight (1966). Een van de meest bekende fatsuits op het witte doek is die in de Monty Python-film The Meaning of Life uit 1983. Terry Jones dineert daar als Mr. Creosote en eet zo overvloedig dat hij moet overgeven en uiteindelijk explodeert. In andere media, parodieerde Weird Al Yankovic Michael Jackson met behulp van een fatsuit in zijn muziekvideo Fat (1988). De razend populaire balletvoorstelling Groosland (1989) van de Franse choreograaf Maguy Marins wordt vertolkt door een groep (dunne) balletdansers die in fatsuits en blauwe werkkledij dansen op Bachs barokke Brandenburgse Concerten. Ze schuifelen en dribbelen, parodiëren een romantische pas de deux, en eindigen met ‘geheel naakte’ groepsdansen.

Beeld 2. Falstaff, gespeeld door een dunne acteur met fatsuit (linksonder). Frontispice van Francis Kirkmans The Wits (1662).

Het gebruik van fatsuits in film en televisie zou pas echt exploderen in de late jaren 1990 en vroege jaren 2000. Een toenemende paniek over de zogeheten obesitasepidemie, een groeiende afslankindustrie en een verregaande adoratie voor ultradunne jonge lichamen in de popcultuur leidden tot een resem films en tv-series waarin dunne acteurs met behulp van protheses werden omgetoverd tot dikke personages. Fatsuits gingen een belangrijke rol spelen in biografische films en televisie, maar bovenal in komedies.

De rollen van de fatsuit

Fatsuits worden steeds voor dezelfde narratieven gebruikt. In de eerste plaats is dat voor make-overdoeleinden, een cruciaal onderdeel van coming-of-ageverhalen. Met behulp van flitsende montages van fitnessen en sla snijden representeren weight loss-scènes zelfrespect en emotionele groei. De fatsuit vormt het voor-beeld: het grijze, ongelukkige personage zonder zelfvertrouwen, liefde of hoop, maar met een overdosis roomijs en zelfmedelijden. In het na-beeld glijden zowel vet als onpopulariteit en uitzichtloosheid van deze (altijd al) dunne personages af. Naarmate de fatsuits van bijvoorbeeld Hanne Van den Bossche in Familie en Schmidt in New Girl slinken, nemen hun kansen op succes en liefde exponentieel toe. Het geluk van een dik personage is dus geheel afhankelijk van de aanwezigheid van hun dunnere zelf. Dat zegt ook veel over fatsuits: het doel is niet zo zeer om een geloofwaardig dik persoon te creëren als wel om een overtuigende illusie van gewichtsverlies (of gewichtstoename) te creëren. Gewichtstoename, de omgekeerde make-over, belooft dan weer schaamte, depressie en sociale isolatie. In de highschoolkomedie Mean Girls (2004) wordt het populaire schoolmeisje Regina George met behulp van energierepen dikker gemaakt – de fatsuitscènes luiden het einde van haar heerschappij in.

Dik zijn is in de ogen van (dunne) toeschouwers een verachtelijke mislukking, een lachwekkende staat van zijn die moet worden bespot, niet aanvaard.

Een tweede, meer gemene rol voor de fatsuit heeft (visuele) komedie als doel. Een dunne acteur speelt een dik personage voor een spottende, wrede vorm van komische opluchting. Het personage Monica in de tv-serie Friends was vroeger dik, wat de makers tonen door middel van flashbacks waarvoor magere actrice Courteney Cox zich in een fatsuit hijst. In een bekende ‘komische’ scène danst en eet ‘fat Monica’ tegelijkertijd een stuk cake, waarna ze uitgeput neerploft (1999). (beeld 5) Dik zijn is in de ogen van (dunne) toeschouwers een verachtelijke mislukking, een lachwekkende staat van zijn die moet worden bespot, niet aanvaard. Dunne acteurs stellen fatsuitpersonages als The Klumps uit The Nutty Professor voor als door voedsel geobsedeerde, fysiek afstotelijke, sociaal onaangepaste en pijnlijk onbewuste dikke mensen. Voorbeelden dichter bij huis zijn Els de Schepper als haar menopausaal alterego Rita Vanderauwera dat in een fatsuit paaldanst, en Nicolas Caeyers in het recente Couples Therapy (2022). Professionele dansers Katya en Neil Jones droegen fatsuits voor hun dansroutine ‘Fat Cha Cha’ voor het populaire tv-programma Strictly Come Dancing (2022). De ‘humor’ zou liggen in de waggelende buiken en heupen, het botsen van de plastic billen, en het proberen elkaar op te tillen.

Beeld 3. Foto van ‘Fat Lady’ Hannah Perkins Battersby (1836-1889) met haar echtgenoot ‘Human Skeleton’ John Battersby (c.1831-1897), beide performers voor het museum en later circus van P.T. Barnum. Het (respectievelijk hoge en lage) gewicht van beide performers werd aangezet d.m.v. aangepaste kostuums, meubilair, stunts en dieet.

Naast komische doeleinden dienen fatsuits ook voor het opwekken van drama. Regelmatig dragen actrices nauwelijks waarneembare fatsuits om de zielige status van hun personages te benadrukken. Emma Thompsons bedrogen echtgenote Karen in Love Actually (2003) en Julia Roberts’ onzekere assistente Kiki in America’s Sweethearts (2001) dragen subtiele fatsuits. De gefabriceerde lichamen hebben een gemiddelde maat en veel filmkijkers zijn zich dan ook niet bewust van de prothetische (aan)vullingen.

Nu en dan worden fatsuits ingezet voor een morele les. In Shallow Hal uit 2001 laat de oppervlakkige, door status geobsedeerde hoofdrolspeler Hal (Jack Black) zich hypnotiseren waardoor die alleen nog de ‘innerlijke schoonheid’ van vrouwen kan zien. Het gevolg? Hal ziet dikke vrouwen als dunne vrouwen – waarmee de film ook fijntjes stelt dat dikke vrouwen niet mooi kunnen zijn en schoonheid intrinsiek verbonden is met dunheid. Hal wordt verliefd op Rosemary, vertolkt door Gwyneth Paltrow. Alternerend zien we haar als haar dunne zelf (Hals perceptie) en in fatsuit (de echte Rosemary). Uiteindelijk ontdekt Hal de waarheid, maar hij blijft bij (de dikke) Rosemary omdat hij van haar persoonlijkheid houdt. De film moedigt ons als publiek aan om die beweging van Hal als emotionele groei, morele moed en een al bij al gelukkig einde te zien. Zowel in de montage tussen de twee perspectieven als in de promotie van de film wordt de aantrekkingskracht van dikke mensen geheel ontkend en wordt er aangezet tot medelijden. In interviews noemde Paltrow haar fatsuitmomenten op de set ‘deprimerend’ en ‘verontrustend’, omdat niemand oogcontact wilde maken en ze niet langer seksuele aantrekkingskracht van mannen voelde. We kunnen ons de vraag stellen in welke mate empathie of zelfs educatie bij dergelijke films het primaire doel zijn, als vooral betutteling en sensatie worden onthouden.

Het korset van dun privilege

Fatsuits en de politiek die ze uitdragen, leiden tot meerdere problemen. In de eerste plaats versterken en promoten fatsuits fat phobia en thin privilege. Het prothetisch pak wordt een platform om grotere lichamen te ridiculiseren. Fatsuits dienen vaak, in de woorden van filmproducer Pearl Tan, als storytelling shortcut om karaktereigenschappen van het personage weer te geven – niet toevallig stereotypen van dikke mensen, zoals luiheid, onaantrekkelijkheid en onhandigheid. Daarnaast stellen ze dik zijn voor als iets dat veranderlijk is, zolang de persoon in kwestie maar voldoende wilskracht, doorzettingsvermogen en inzet vertoont. Dun worden, je fatsuit verliezen, belooft een gelukkig, geslaagd, superieur leven. Op die manier houden verhaallijnen de ‘dik is slecht, dun is goed’-dichotomie in stand: ze bevestigen én legitimeren de bestaande ongelijkheid tussen dikke en niet-dikke mensen, en het maatschappelijke stigma rond dikheid.

Fatsuits dienen vaak als storytelling shortcut om karaktereigenschappen van het personage weer te geven – niet toevallig stereotypen van dikke mensen.

Bovenstaande narratieven zijn vaak de enige verhalen over dikke mensen die we krijgen. En meestal schrijven dunne mensen het script, regisseren dunne mensen de film, spelen dunne mensen dikke mensen – en dat voor een overwegend dun publiek. Het zijn dikke verhalen, gemaakt zonder (echte) dikke mensen. ‘Fat stories are simple’, schrijft Your Fat Friend Aubrey Gordon. ‘Fat people can be sad or can be made fun of. We can be the butt of the joke or the moral of the story. But our utility ends there.’ Waar zijn de inherent menselijke en immer complexe verhalen van dikke mensen die fouten maken, lijden, strijden en triomferen? Die verdriet, vreugde, vriendschap en liefde kennen? fatsuits reduceren de veellagige levens en ervaringen van dikke mensen tot een uit- en aantrekken van een met schuimrubber gevuld pak. Fatsuits impliceren dat dunne mensen evenveel (of zelfs meer) weten dan dikke mensen over hoe het is om dik te zijn.

Beeld 4. Orson Welles als politiechef Captain Quinlan (links) in Touch of Evil (1958). Welles droeg een fatsuit van plusminus 30kg, voor zijn gezicht werd gebruik gemaakt van plastic zakken als wallen. © Universal International Picture

Daarom ook dat het gebruik van fatsuits vaak een belediging en zelfs trigger vormt voor dikke mensen, mensen met eetstoornissen en/of lichaamsdysmorfie. Zij zien hoe dikheid als luttele latex wordt afgepeld om een dun lichaam te onthullen. Hoe dunne mensen levens van dikke mensen voorstellen die zij nooit hebben geleefd, hoe hun daden of ervaringen geen consequenties hebben, hoe groot gewichtsverlies maar een Rocky-montage verwijderd is. Dunne actrices dragen fatsuits om ze van de ‘beproeving' te besparen dik te moeten worden. Het gebruik van fatsuits voor zowel komedie als tragedie is problematisch voor hen die zich niet kunnen losmaken van de dikheid die hen omringt.

Waar zijn de inherent menselijke en immer complexe verhalen van dikke mensen die fouten maken, lijden, strijden en triomferen?

Fatsuits versterken de ongelijkheid op de werkvloer en bevorderen het uitsluiten van dikke performers. Vooroordelen en verwachtingspatronen maken al dat dikke acteurs minder vaak gecast worden. Fatsuits verkleinen daarenboven het beperkte aantal rollen voor niet-dunne acteurs: niet-dikke acteurs worden immers gecast om een dik personage te spelen. Een argument dat vaak gebruikt wordt in de verdediging van fatsuits is dat acteren altijd transformeren inhoudt. Kleine of cosmetische veranderingen aan het uiterlijk van een acteur kunnen inderdaad samengaan met een rol – sommige personages vereisen nu eenmaal bepaalde fysieke eigenschappen. Zeker bij biopics wordt het argument van (historische) accuraatheid vaak uit de kast gehaald, zoals bijvoorbeeld bij Sarah Paulson, die Linda Tripp speelt in American Crime Story: Impeachment, de verfilming van de Lewinsky-affaire (2021). Toch roept de casting van de dunne Paulson vragen op: als Tripps gewicht en fysieke verschijning zo'n belangrijke rol spelen in haar televisieportret, waarom kon er dan geen dikke actrice worden gecast? De complexiteit van de ervaring van dik zijn kan niet worden gevat door eenvoudigweg een prothetisch pak aan te trekken. Het is een gelijkaardige grens van acteren (of dansen) waarop gebotst wordt als het over queer, crip of gekleurde personages gaat waarvoor hetero/cis-, able-bodied of witte performers worden gecast. Spelen is ook weten wanneer het podium iemand anders toebehoort.

Beeld 5. Courteney Cox als Fat Monica in Friends (Seizoen 6, aflevering ‘The One That Could Have Been – Part 1’, 1999). Als het doel van deze scène niet zo expliciet spottend was en we de lachband konden schrappen, zouden we misschien de compromisloze vreugde van deze scène kunnen celebreren: een dikke vrouw die met volle overgave geniet van twee zaken die ze graag doet, namelijk eten en dansen. © Bright/Kauffman/Crane Productions, Warner Bros. Television

Het veelvuldig gebruik van fatsuits leidt op die manier tot een grotere uniformiteit onder acteurs. Doordat er weinig dikke acteurs gecast worden, bezwijken meer acteurs onder de druk van een bepaald dun schoonheidsideaal en laag lichaamsgewicht. Dat leidt tot een minder divers landschap van performers met verschillende fysieke eigenschappen. Dikke danseres en fat activist Ragen Chastain merkt een pijnlijke tendens op in de danswereld die die conformering versterkt: dansers in fatsuits krijgen opvallend meer aandacht en bewondering voor hun techniek dan eigenlijke dikke dansers – hoe getalenteerd en geavanceerd die ook zijn. Dunne dansers die fatsuits dragen versterken die vooroordelen en moeilijkheden voor echt dikke dansers, en werken uniformiteit in de hand.

Blackface, yellowface en fatsuits

Er is een diepgewortelde racistische dimensie aan fatsuits. Het is niet toevallig dat er een lange traditie is van zwarte mannen in fatsuits: Eddie Murphy voor zijn personage Sherman Klump in The Nutty Professor (1996), Will Smith voor een aflevering van The Fresh Prince of Bel Air (1994), Damon Wayans in de sitcom My Wife and Kids (2001). (beeld 6) Zwarte mannen worden ‘ontmannelijkt’ (en dus minder bedreigend gemaakt, in de ogen van de westerse samenleving) door ze bespottelijk (en) dik te maken.

Die traditie van ontmannelijking door fatsuits wordt des te duidelijker in een gerelateerde traditie: dunne zwarte mannen die dikke, zwarte vrouwen spelen, zoals bijvoorbeeld Martin Lawrence in de Big Momma's House-komedies (2000-2011), Eddie Murphy als Rasputia in Norbit (2007) en Tyler Perry in de vele Madea-toneelstukken en -films (1999-2022). (beeld 7) Het resultaat is steeds een karikatuur van zwarte, vaak postmenopauze, vrouwen uit de arbeidersklasse. De humor komt vaak voort uit de combinatie van hun fysieke afstotelijkheid (aseksualiteit) en hun bronstige verlangen (hyperseksualiteit). De kleine, kwetsbare mannen in hun omgeving worden (niet zelden met fysiek geweld) gedwongen tot seks. Mannelijke comedians van kleur, onder wie Tracy Jordan, Chris Rock, de Wayans-familie en Miguel A. Nuñez, hebben allemaal een (dikke) vrouw gespeeld doorheen hun carrière. Dave Chappelle noemde het een gênante ‘rite de passage’ die mannen van kleur moeten ondergaan om de overstap naar mainstream entertainment te maken – en dus door een wit publiek geaccepteerd te worden. In het artikel ‘The Problematic History of Men Playing Fat Black Women’ schrijft dikke zwarte queer vrouw Sesali Bowen hoe deze trend niet alleen misogyn en transfoob is, maar ook dieptragisch. Mannen van kleur ontmenselijken dikke zwarte vrouwen in een wolk van walging, schaamte en kwaadaardigheid. Ze verdienen daarbij veel geld terwijl ze racistische vooroordelen en ideeën van witte superioriteit versterken. Dikke zwarte vrouwen worden geportretteerd als ‘getto’, onbeschaafd en onaantrekkelijk, stereotypen waar zwarte vrouwen nog elke dag tegen moeten vechten.

Fatsuits dragen een politiek van witte suprematie uit. Niet toevallig zijn fatsuitpersonages bijna altijd vrouwen, in een toxische cocktail van seksisme, racisme en elitarisme.

Fatsuits dragen een politiek van witte suprematie uit. Het is niet toevallig dat fatsuitpersonages bijna altijd vrouwen zijn, in een toxische cocktail van seksisme, racisme en elitarisme. In de westerse samenleving wordt het vrouwelijke schoonheidsideaal nog steeds geassocieerd met witheid. Hierdoor worden witte vrouwen die dik zijn (of dat pretenderen te zijn) als grensoverschrijdend gezien. ‘White women in our culture are particularly important because they are considered to be the carriers of the future of whiteness but fatness interrupts their opportunity to be “normal”’, legt Virgie Tovar, auteur van You Have the Right to Remain Fat, uit. Daardoor is dik zijn ‘a betrayal against the expectation that they become a part of building a “strong” white nation, so a fatsuit on a white woman evokes unique anxieties.’ Het is opvallend dat vrouwen van kleur bijna nooit fatsuits dragen. Tovar stelt dat dit te wijten is aan de verstrengelde racistische en seksistische perceptie van (lichamen van) vrouwen van kleur. ‘Women of color's bodies are already considered lacking because of our racialization’, stelt zij, ‘so the fatsuit is just an additional layer to a body that has already been constructed as deficient.’

In het artikel ‘Hollywood’s Big New Minstrel Show’ vergelijkt journaliste Marisa Meltzer het gebruik van fatsuits met Amerikaanse blackfaceperformances in de 19de eeuw. Tijdens deze populaire minstrel shows schilderden witte mannen uit de arbeidersklasse hun gezicht en lichaam zwart om de opkomende zwarte bourgeoisie te bespotten met behulp van karikaturale accenten, bewegingen en kleding. Hoewel de problematische praktijken uiteraard niet zomaar gelijkgeschakeld kunnen worden, zijn er toch enkele opvallende gelijkenissen in hun performatieve politiek. Zowel bij blackface als bij fatsuits moeten we ons afvragen wie de macht behoudt: de groep die imiteert of de groep die wordt geïmiteerd. Beide performatieve praktijken zijn onder meer onderdrukkend omdat witte en/of niet-dikke personen dicteren wanneer en hoe een persoon van kleur of dik persoon getoond wordt. Het berooft personen van kleur en dikke mensen van de controle over hun beeld en overtuigingen, en dat in een diep problematische historische context (zoos humains en freakshows).

Beeld 6. Eddie Murphy als verschillende personages, waaronder Sherman Klump (links), in The Nutty Professor (1996). Visagist Rick Baker kreeg een Oscar voor zijn fatsuits voor de vier Klump-personages. Deze bestonden uit latex maskers, polyurethaanschuim en (het meest geprezen) met water gevulde latex ballonnen ‘that jiggled like jelly’ voor de fysieke scènes. © Imagine Entertainmen

Ontmenselijking en objectivering gaan veelal gepaard met een verhoogde aandacht voor het lichaam. Het lichaam wordt als het ware tot consumptiemiddel gereduceerd: een grotesk spektakel dat gevangen zit in een tegenstrijdige dynamiek van verlangen en afschuw, van celebratie en exploitatie, van aantrekkingskracht en dreiging. Diezelfde dichotomie herkennen we bij de representatie van (nep)dikke lichamen en de moeilijk af te schudden freakshowcontext waarin dat zo vaak gebeurt. De aangegaapte en betaste freakshowperformers werden zowel verleidelijk als afstotelijk gevonden, in een zinnenprikkelende dialectiek. De fatsuit legt die wisselwerking tussen verlangen en walging bloot. Het dikke lichaam wordt als grotesk getoond door dat wat het bedreigt: een dun lichaam, aangevuld met een prothetisch kostuum. De fatsuit maakt duidelijk dat alleen normatieve lichamen de grens tussen dun en dik – en omgekeerd – mogen overschrijden.

Regelmatig worden fatsuits ook gecombineerd met yellowfacing, veelal door witte mensen. Het bekendste voorbeeld daarvan is het sumoworstelaarpak dat gretig door films, tv-series, sportcentra, de feest- en reclame-industrie wordt ingezet. Het is niet alleen een goedkope vorm van fat shaming, maar ook van culturele appropriatie. Het trivialiseert de Japanse cultuur en haar rijke en complexe geschiedenis van ukiyo-e of sumoworstelen, een religieuze rite en sport die teruggaat tot 23 BCE. Verschillende onderzoekers verbinden deze spot met de westerse overtuiging dat dikke mensen geen professionele atleten kunnen zijn – zelfs niet als ze zeven uur per dag trainen, een moeilijke vechttechniek beheersen, en bijzonder flexibel en sterk zijn, zoals in het geval van sumoworstelaars. Het bevestigt daarenboven de in het westen erg gesmaakte karikaturen van Aziatische identiteit en masculiniteit. Dik en Aziatisch zijn betekent ontmannelijkt en aseksueel zijn, wat bijvoorbeeld het (op sumoworstelaars geïnspireerde) personage Fat Bastard in de Austin Powers-filmreeks demonstreert.

Schuimrubberen beloftes

Hoewel het bewustzijn van de schadelijkheid van fatsuits groeit, blijven we ze toch aantrekken. Waarom is dat? Tovar stelt dat fatsuits het publiek in staat stellen zich in te leven in dikke personages zonder dat ze empathie moeten vertonen voor een echt dik persoon. ‘Viewers know that beneath the fatsuit there's a thin person we can root for’, legt ze uit, ‘without violating cultural rules of fat hatred.’ Daarnaast schenken fatsuits ook de valse belofte van schaamteloos kunnen lachen met dik zijn, zonder per se een (echt) dik persoon te viseren. Fatsuitnarratieven, in de woorden van Gordon, ‘whisper that thin people do not need to waste their time or energy treating fat people with respect or hearing out their experiences because they are simply inferior.’ De immer verleidelijke lokroep van suprematie dus.

Beeld 7. Martin Lawrence in Big Momma's House 2 (2006). © Twentieth Century Fox, New Regency Productions

In het artikel ‘Situating fatsuits: Blackface, Drag, and the Politics of Performance’ vergelijkt Kathleen LeBesco fatsuitperformances met drag en camp, en bepleit hun subversief potentieel. ‘The power and possibility of fat drag, it seems, comes in denaturalizing the thin “original” body of the actor’, schrijft ze, wat vergelijkbaar is met hoe drag essentialistische genderidentiteiten kan denaturaliseren. Belangrijke kanttekening: LeBosco geeft toe dat fatsuits dit potentieel nauwelijks waarmaken en vooral het normatieve discours rond dik zijn versterken. Hun vermogen om transgressieve lichamen te tonen wordt opgeofferd voor cheap fat jokes. Toch is er een opvallende, onderbelichte queer dimensie aan fatsuits. Het is niet toevallig dat fatsuits vaak in drag performances worden gebruikt – denk maar aan John Travolta als Edna Turnblad in de musical Hairspray (2007). (beeld 8)

Fatsuits schenken de valse belofte van schaamteloos lachen met dik zijn, zonder per se een (echt) dik persoon te viseren.

De beloftes van fatsuits lijken vooral te bestaan voor hun dunne dragers. Fatsuits betekenen voor veel performers een vorm van vrijheid: kunnen doen wat maatschappelijk niet aanvaard is. Chris Hemsworth moest in Avengers: Endgame (2019) een fatsuit aantrekken om de grote gewichtstoename door depressie van zijn superheld Thor te tonen. Hemsworth noemde de ervaring ‘bevrijdend’, een welgekomen adempauze van zijn dunne bestaan. Fatsuits maken filmsterren op die manier ook ‘herkenbaarder’, brengen ze dichter bij hun publiek: het laat hen toe om zichzelf te tonen terwijl ze overmatig eten (dat wat zij nimmer mogen) en zich te gedragen zoals ze denken dat hun publiek zich gedraagt.

Fatsuits betekenen voor veel performers een vorm van vrijheid: kunnen doen wat maatschappelijk niet aanvaard is.

Nepdikheid blijft verhuld en verdedigd worden als artistieke keuze. De hevigheid waarmee dat gebeurt is opvallend, aangezien een fatsuit slechts één instrument is in het uitvoerige arsenaal dat een acteur kan inzetten voor een rol die een transformatie vereist. Het lijkt dat er meer aan de hand is dan artistieke keuze alleen, zeker gezien de financiële en temporele investering die fatsuits vragen aanzienlijk groter is dan het casten van een niet-dunne acteur: de transformatie van een dunne acteur in een dik personage vraagt complexe special effects en talrijke uren in de make-uptrailer of studio.

Tegelijkertijd vestigen theater-, film- en tv-producties in promotiecampagnes net de aandacht op de omvangrijke arbeid die nodig is voor deze transformatie. Acteurs moeten eindeloos getuigen hoe vroeg ze op de set moeten zijn, hoe warm hun kostuum is en hoe onherkenbaar ze zich voelen. Hoe moeilijk, isolerend of bevreemdend het is om dik te zijn en (vooral) hoe anders dat is van hun normale, dunne leven. Deborah Harris-Moore benoemt dit als ‘metacasting’: terwijl bij casting voornamelijk gezocht wordt naar iemand die bij het personage past, zodat de acteur verdwijnt in de rol, wordt bij fatsuitrollen net de aandacht gevestigd op de acteur en het verschil met het personage. De afstand tussen de dunne acteur en het dikke(re) personage wordt gulzig benadrukt. Dik zijn wordt geïnstrumentaliseerd om via een prothetische omweg de heilige dunheid van diens drager nog meer te prijzen. Een deel van het plezier en de spanning van fatsuitrollen komt van onze kennis van de dunne persoon onder de lagen latex en schuimrubber. Wanneer Ryan Reynolds in Just Friends (2005) een dikke, beugeldragende en frisdrankslurpende tiener speelt, moet zijn fatsuit ons doen lachen omdat we maar al te goed weten dat Reynolds in werkelijkheid een afgetrainde Hollywoodster is. Onze compromisloze pret hangt samen met een opluchting dat onze favoriete acteur onder dat alles nog steeds aanvaardbaar dun is.

Beeld 8. John Travolta als Edna Turnblad in Hairspray (2007). In meerdere interviews vertelt Travolta hoe leuk hij het vond om als vrouw door te gaan en volle borsten, heupen en billen te hebben. © New Line Cinema, Ingenious Film Partners, Zadan / Meron Productions, Offspring Entertainment

Naar een dikke dramaturgie

Het is tijd om de fatsuits uit te trekken en op te bergen, en plaats te maken voor dikke performers. Beste kunstpubliek, neem je verantwoordelijkheid als cultuurconsument en wees kritisch voor het gebruik van fatsuits en de problematische representatie van dikke mensen in de theater-, dans-, film- en televisie-industrie. Er ligt macht in je keuze, zoals die ook in je stem en pen ligt.

Neem je verantwoordelijkheid als cultuurconsument. Er ligt macht in je keuze, zoals die ook in je stem en pen ligt.

Beste kunstwerkers, ga op zoek naar wat Jennifer-Scott Mobley fat dramaturgy noemt, performatieve praktijken en dramaturgische strategieën die dikke identiteit presenteren en celebreren. Ga voorbij aan het medicaliserende en moraliserende discours over dik zijn. Het is zaak om – zoals ook Petra Kuppers in ‘Fatties on Stage: Feminist Performances’ betoogt – de cultureel geconstrueerde betekenis die het dikke lichaam wordt opgelegd te doorbreken, zonder de aanwezigheid (presence) ervan op het podium te ontkennen. Tot slot en als mogelijk begin suggereer ik enkele strategieën:

  • Bied weerstand aan de ‘master’s text’ (‘reading against the grain’). Deconstrueer scenario’s, dramateksten en choreografieën. Exploreer hoe fat phobia en culturele stereotypen omtrent dik zijn (expliciet of impliciet) in de tekst aanwezig zijn. Subverteer de tekst: herwerk, herschrijf, schrap en vul aan.

  • Nodig dikke mensen uit (‘a seat at the table’). Creëer een (ook fysiek) diverse cast en crew. Implementeer body-conscious casten. Laat gemarginaliseerde groepen hun eigen verhalen vertellen en vertonen. Zorg voor correcte vergoedingen en rechtentoekenning.

  • Laat dikke mensen menselijk zijn. Toon de geleefde en belichaamde ervaring van dikke mensen – op sociaal, cultureel, politiek en seksueel vlak.

  • Ontwikkel een dikke performativiteit (‘fat play’). Wat is de zeggingskracht en het handelingsvermogen (agency) van een dik lichaam op het podium of het witte doek? Hoe kan een dik lichaam bewegen, spreken, gebaren, dansen – voorbij het cultureel geconstrueerde beeld? Wat zijn de unieke (bewegings)kwaliteiten van een dik lichaam?

  • Daag het publiek uit. Houd hen een spiegel voor. Doorbreek de ‘(thin) male gaze’. Nodig hen uit om (hun) dikke identiteit te omarmen.

  • Voorzie een inclusieve ruimte. Werkomgevingen moeten toegankelijk zijn voor alle (diverse) werknemers, ook dikke mensen. Dat houdt onder andere in: stoelen (de meeste stoelen hebben armleuningen en een smal zitvlak. Voorzie stevige en brede stoelen en/of banken); kostuums en uniformen (veel dikke performers moeten hun eigen kleding gebruiken, omdat de kostuumafdeling geen grote maten koopt/maakt); veiligheid (veiligheidskleding, beschermende harnassen bij special effects en nooduitgangen zijn vaak niet gewichtsneutraal – met soms dodelijke gevolgen); reizen (vliegtuigen treinreizen zijn niet altijd toegankelijk voor dikke mensen). Creëer een safe space waar bezorgdheden en frustraties openlijk en veilig geuit kunnen worden, zodat hiernaar gehandeld kan worden.

  • Check fat bias en andere vormen van discriminatie regelmatig. Blijf jezelf en anderen onderwijzen. Hanteer een postkoloniaal, feministisch, queer en crip perspectief. Blijf vechten, veranderen en vooruitgaan.