Dertig variaties van verzet

Door Dominique Willaert, Willem de Wolf, Lara Staal, Jozef Wouters, Matthias De Groof, Eric Corijn, Gerardo Salinas, op Mon Jun 15 2015 11:04:29 GMT+0000

Een vreemde paradox is het: hoe meer maatschappelijk protest er broeit, des te minder wervende kracht lijkt er uit te gaan van klassieke vormen van verzet. Missen we ideeën en creativiteit? Rekto:verso vroeg een brede schare aan artiesten en activisten naar hun meest inspirerende voorbeeld van verzet. Wat kunnen we er anno 2015 van leren?

Mentale lenigheid

In tegenstelling tot wat je weleens hoort, is verzet vaak iets eenvoudigs. Dikwijls heeft het te maken met kleine situaties. Een vrouw die weigert achterin een bus te gaan zitten. Een man die stilstaat op een plein. Eten voor wie het nodig heeft. Boeken voor wie wil lezen. Ik denk vaak dat het de kunst is om niet hard te worden. Dat het ook de kunst is die ons tegenhoudt hard te worden. Ik ben daar zo bang voor. Om hard te worden. Het moet een zaak van liefde en verlangen blijven. Iets maken is nooit geloven dat er geen alternatief is. Ik denk dat het erop aankomt mentaal lenig te blijven. Iedereen heeft daarin zijn eigen voodoo. Bij mij helpen jazz, het luidop lezen van Dostojewksi en een familie van makers. Je moet ergens de hoop verbergen.

Simon Allemeersch, theatermaker

Lege ruimte

Ik ruil mijn tien zinnen voor een lege plek met dezelfde ruimte. Daar kan iedereen in deze snelle fastforward tijden zijn eigen protest plaatsen …

Mesut Arslan, theatermaker

Mokerslag van verwondering

Op het Wereldcongres van het Hedonisme in Duitsland ontmoette ik enkele zeer interessante groepen van artivisten. Tools for Action reist naar de grootste protesten ter wereld, om ter plaatse uit afvalmateriaal een gigantische inflatable te maken, zoals reuzendobbelstenen die op de 1 mei-protesten in Berlijn heen en weer pendelen tussen oproerpolitie en demonstranten. Uiteindelijk steken robotcops die dobbelstenen dramatisch kapot met een mes. Werkt uitstekend op beeld.

Helemaal geniaal zijn de guerrilla-artiesten van Ztohoven. Hun bekendste werk was het hacken van de mobiele telefoons van politici tijdens een belangrijk parlementair debat. Zo konden ze in hun naam sms’en sturen naar ministers, waarin ze opriepen tot minder onderling conflict en meer samenwerking voor een betere toekomst. De reacties van de ministers waren live op tv te zien.

Zij inspireren mij om verder na te denken over hoe ik mijn verontwaardiging creatief kan vertalen in een mokerslag van verwondering, om een zo goot en divers mogelijke groep tot in het hart te raken, zonder dat ik mezelf of iemand anders in brand hoef te steken.

Jan Beddegenoots, filmmaker Cameltown

67_mozaiek_Tools for action.jpg

De zaak LIP

Op 12 juni 1973, tijdens de ondernemingsraad van uurwerkenfabriek LIP in Besançon, ontvreemden de arbeiders een plan van de werkgever om 480 mensen te ontslaan. Ze bezetten de directielokalen. In de laden vinden ze ook plannen om de loonschalen af te bouwen en een loonstop af te kondigen. Onder leiding van vakbondsdélégué Charles Piaget bezetten ze meteen het hele bedrijf en verstoppen ze een stock van 25 000 uurwerken als ‘oorlogsbuit’. Op 15 juni betogen 12 000 mensen in de straten van Besançon.

Op 18 juni beslissen de arbeiders de productie ‘onder arbeiderscontrole’ te hernemen om zich van een leefloon te voorzien. Een nieuwe slogan waart door Frankrijk: ‘C’est possible: on fabrique, on vend, on se paie’. De productie gaat door tot 15 augustus, wanneer de politie de arbeiders uit de fabriek verdrijft. De ordehandhavers zullen er blijven tot februari 1974.

Er ontstaat een brede beweging in solidariteit met het zelfbestuur van LIP. De clandestiene productie van uurwerken verplaatst zich naar andere plaatsen. Op 29 september betogen 100 000 mensen in Besançon (toen ook al onder een slagregen). Regering en politici beginnen dan echt naar een overnemer te zoeken. Op 29 januari 1974 neemt de Compagnie Européenne d’Horlogerie de 830 arbeiders van LIP over, in ruil voor de teruggave van zeven ton materiaal, tussen 15 000 en 20 000 uurwerken en een cheque van twee miljoen Franse franken uit de verkoop van uurwerken tijdens de strijd. Op 11 maart 1974 begint LIP opnieuw te werken als een kapitalistisch bedrijf. Dat is ook het einde van de staking.

De staking en de bezetting van LIP was de eerste met een continuering van de productie in zelfbeheer en de verkoop van uurwerken als solidariteit met de strijd. Sociale strijd in de richting van een alternatief economisch model? C’est possible! Dat verwekte toen een golf van enthousiaste solidariteit in heel Europa.

Eric Corijn, emeritus professor in sociale en culturele geografie, VUB

Boodschappendozen voor de minister

Zowel oude als nieuwe vormen van verzet kunnen nog altijd effectief zijn. Het hangt er een beetje van af welk publiek je wil bereiken. Het is soms onthutsend om te zien hoe moeilijk het is om de jonge intellectuele garde aan te zetten tot deelname aan stakingen of betogingen. Tegelijk is het evenmin makkelijk om arbeiders te overtuigen van het nut van een parade, groot of klein. Voor kleinschalige acties kan het soms fijn zijn om de dingen zelf te doen. In Herzele gingen we een aantal jaren geleden als protest het stationsgebouw opkalefateren. We zagen nog nooit zoveel soorten politiemensen, maar allen kwamen ze tot dezelfde slotsom: ‘Die gasten brengen hier verbeteringen aan, we kunnen ze niks aanwrijven.’ Daags nadien gingen het gemeentebestuur en de NMBS aan de slag: ze moesten en zouden het beter doen. De sympathie bij de bevolking was té groot. Momenteel zijn we met Climaxi bezig met een actie die me ook wel aanstaat en die wat afgekeken is van een actie van 11.11.11. uit de jaren 1990. We sturen dozen met boodschappen over het klimaat op naar ministers. Mensen formuleren zelf een eis, stoppen die in een doos en sturen die op. Zo denkt men na over de problematiek, leert men opnieuw zelf te formuleren wat er moet gebeuren en plaagt men de minister een beetje. Na een paar honderd dozen zou die zich toch wat gekriebeld mogen voelen.

Filip De Bodt, Climaxi

Niet over, maar in de strijd

‘Votre nom: Vautier! Votre vie: liberté! Votre cinéma: engagé! Votre parole: enragée!’

Veruit de meest inspirerende daad van verzet in cinema vond ik in het werk en het leven van de recent overleden Bretoense filmmaker René Vautier (1928-2015). De wapens die hij als jonge verzetsstrijder hanteerde tegen de bezetting en de bijbehorende oorlogspoëzie die de schoonheid van de dood bezong, ruilde Vautier na afloop van de Tweede Wereldoorlog in voor het schieten van beelden. Zijn vizier capteerde brute werkelijkheid: een werkelijkheid die niet iedereen behaagde. Tijdens zijn eerste film over een antiracistische manifestatie verliet hij de politierang die hem bescherming bood, toen hij hun racisme zag. Hij plaatste zich te midden van de betogers. Hij werd de eerste prooi van de ordediensten, met een gebroken camera tot gevolg, maar het perspectief vanuit de verworpenen der aarde – een cinema niet óver maar ín de strijd – zou hij nooit verlaten. Het resulteerde in decennialange censuur voor een tiental van zijn films, in totaal drie jaar gevangenisstraf, en een stuk camera in zijn schedel door een Franse kogel die zijn lens insloeg tijdens de Algerijnse bevrijdingsstrijd. Het is in die strijd aan de zijde van het FNL (en dus tegen zijn landgenoten) dat hij ‘militante cinema’ inruilde voor de radicalere ‘geëngageerde cinema’. Vautier maakte de eerste antikoloniale film (Afrique 50, 1950), verzamelde getuigenissen over de folterpraktijken van Jean-Marie Le Pen, filmde mét de vrouwen- en arbeidersbeweging en maakte zelfreflexieve metafilms. Zijn ecologische films werden met succes gebruikt in rechtszaken. Met een hongerstaking wierp hij zijn lichaam in de strijd tegen censuur van het werk van collega-filmmakers. Protesten die hij initieerde, schroefden verscheidene antidemocratische en reeds gestemde wetten terug. Maar dat verzet – dat hij voerde onder de naam van cinéma d’intervention sociale – zou hij onmogelijk hebben kunnen bolwerken zonder zijn onverzettelijke lach en de verregaande esthetiek van zijn films.

Matthias de Groof, filmmaker en doctor in de Filmstudies en Visuele Cultuur (UA, NYU)

Recalcitrant Ambetant

De eendjes voederen in het park, terwijl dat eigenlijk niet mag: dat is voor mij de hoogste vorm van verzet. Een ongehoorzame burger die naast het verbodsbordje zelfverzekerd het brood van gisteren staat te strooien. Wie niet van vogels houdt, kan zijn eigen verzet wel bedenken. Aan een radicale moslim de weg naar de dichtstbijzijnde homobar vragen bijvoorbeeld, of aan meneer pastoor hoe het met de kinderen gaat. Aan een SUV-snob vragen hoeveel gazetten, brood en salami zijn stadswagentje trekt, vijf minuten te laat komen bij Pietje Precies of een minister niet aanspreken met ‘meneer de’ maar met Kenji of Shanaya. Journalisten niet zomaar geloven, of het boek dat je moet gelezen hebben, aan de hond voederen. Verzet is eigenlijk vooral een binnenpretje.

Gerard De Rover, TV Olen

67_mozaiek_Feeding the pigeons.jpg

Hart boven Hard / Tout autre Chose

Inspirerend verzet? Mijn antwoord is geen doorgestoken kaart, maar zeer gemeend: Hart boven Hard / Tout Autre Chose. De redenen waarom zijn zeer eenvoudig:

1. Spontaan ontstaan bij een relatief kleine groep als reactie op wezenlijk onrecht.

  1. Zonder specifieke strategie en zonder financiële middelen uitgebreid naar een zeer brede maatschappelijke beweging.

  2. Een beweging waar het ‘samen’ en het ‘bindende’ overheerst op ‘wat verschilt’ en ‘eigen profiel en belang’.

  3. Een beweging die niet alleen syndicaal, cultureel of ngo is.

  4. Een beweging die niet afhangt van BV’s of andere bekende koppen.

  5. Een beweging die alle vitale elementen in de samenleving wil aanpakken. Als zoiets niet echt verder leeft en sterk groeit in België, ziet de toekomst er extreem somber uit.

Lode Devos, Greenpeace

Dissonante tekens

Mij interesseren de ‘tekens’ in de marge. Niet de zogezegde grote verhalen. ‘Verboden Toegang’-bordjes. Zwarte vlaggen in het straatbeeld. Monumentjes voor slachtoffers van het verkeer. Dingen die hun zichtbaarheid halen uit hun ‘dissonante’ karakter tot de omgeving. Verzet is dissonant. Kunst moet verzet zijn. Mij interesseert de esthetica van het verzet. ‘Kunst Tegen Apartheid’ en veel meer.

Daniël Dewaele, beeldend kunstenaar

67_mozaiek_VT2A0760.jpg

Klokkenluiden tegen eigen taboes

De laatste keer dat ik werd getroffen door wat ik als een daad van verzet zag, was toen ik de voordracht las die Barbara Raes hield tijdens het Theaterfestival van 2014. Het is een klokkenluiderstekst. Subtiel doorbreekt hij het taboe op zelftransparantie in onze branche. Hij legt de discrepantie bloot die vele (podium)kunstinstellingen en gezelschappen op dit moment in haar greep houdt. Terwijl aan de buitenkant – in affiches, repertoirekeuze, seminars en discussiebijeenkomsten – nog steeds aan kapitalismekritiek wordt gedaan en wordt gepleit voor een zoektocht naar alternatieve maatschappij- en organisatievormen, voert men intern een onmiskenbare neoliberale en marktgerichte agenda, met bijvoorbeeld een almaar asocialer wordend personeelsbeleid. ‘We kunnen niet anders’ oogt almaar meer als: ‘Eigenlijk willen we toch ook niet anders?’ Ik denk dat deze hele overlevingsstrategie, deze dubbele tong, ons uiteindelijk veel kwalijker zal worden genomen en veel meer schade zal berokkenen dan al onze oorspronkelijke en ondubbelzinnige maatschappijkritiek bij elkaar.

Willem de Wolf, acteur en auteur bij Cie. De Koe.

Het spelbord hertekenen

De meest inspirerende acties spelen niet louter het spel mee, maar hertekenen het spelbord. Het zijn creatieve en intelligente acties die uit het bestaande mechanisme van betoging en tegenbetoging stappen. Zo ook een van mijn favoriete ‘hacks’ tijdens een neonazimars naar de geboorteplaats van Hitler. In plaats van een tegenbetoging te organiseren en nog meer haat en zelfs confrontatie op te wekken, opteerden de dorpsbewoners voor een alternatief. Ze gaven de mars een geniale draai door geld te doneren aan een goed doel per meter die de fascisten wandelden. Daarenboven moedigden ze de extreemrechtse actievoerders aan met kreten en banners zoals: ‘Snel als een windhond, hard als leer en vrijgevig als nooit tevoren.’ Geschilderde boodschappen op de weg, zoals ‘Danke für 5000 €’ gaven aan hoeveel hun wandeling reeds opgebracht had voor het goede doel.

Met onze collectieven Urban Foxes en Les Boulistes proberen we ook een constructief en ludiek antwoord te geven op onze verontwaardiging. In een tijd van kapitalisme, luchtvervuiling en neoliberaal gedachtegoed bouwen we aan Vélo M2, een multimodulaire bakfiets die gedeeld kan worden en die telkens (afhankelijk per initiatief) een gratis meerwaarde van één vierkante meter kan geven in de publieke ruimte, van mobiele cinema tot fablab. Met onze mobiele petanquebaan claimen we de schaarse ruimte om te spelen, bijvoorbeeld op een parkeerplaats, en gaan we voor het grotere collectieve geluk in de vorm van spel en sociale interactie, over groepen en leeftijden heen. Een gezonde toekomst ligt in het zoeken naar wat ons verbindt, in plaats van te focussen op wat ons verdeelt.

Bram Dewolfs, Urban Fox, guerrillapetanquer en Place Maker

De rekkenvuller

Het verzet van westerse kunstenaars is vaak geïnstitutionaliseerd, gerecupereerd, gesubsidieerd en geësthetiseerd. Niet dat daar iets verkeerd mee is, maar als theatermaker weet ik dat een act van verzet al snel kan veranderen in een gewoonte of een kramp, waardoor ze ongevaarlijk wordt.

Toen de 19-jarige rekkenvuller Soufian Akir tijdens de aandeelhoudersvergadering van zijn werkgever Albert Heijn het woord nam, was ik ontroerd. Hij was binnengedrongen op een plek waar hij niet mocht zijn. Hij eiste de tijd op die niet voor hem bestemd was. En hij stelde zijn werkgever een vraag die hij eigenlijk niet mocht stellen: ‘Wordt het niet tijd dat Albert Heijn jongeren vanaf achttien een volwassen loon betaalt, in plaats van 60% van het volwassen minimumloon, zodat ik niet 299 jaar moet werken om uw jaarloon van 2013 te verdienen?’ Soufian, gesteund door zijn vakbond, bereikte met deze act niet alleen de aandeelhouders, maar via de media de hele wereld.

Wat hij deed, was niet ongelooflijk spectaculair, maar wel gedurfd. Vanuit een noodzaak, strategisch heel goed gekozen en met een sprekend beeld op het einde: een half aangeklede of half uitgeklede man. Er is geen enkele kunstenaar die kan tippen aan deze rekkenvuller.

Tom Dupont, theatermaker

67_mozaiek_Albert Heijn.jpg

De Eenzame Uitvaart

Verzet is tegen de stroom in zwemmen: tegen wat gangbaar en typerend is voor een tijdsgewricht. Verzet kan velerlei vormen aannemen en schuilt niet enkel in grootse daden, maar ook in kleine gebaren. Over het algemeen hou ik niet zo van grootschalige manifestaties, massabewegingen of drastische omwentelingen. Mijn hart gaat uit naar kleine gebaren. Ze veranderen niet noodzakelijk veel, maar verzachten wel wat soms onveranderlijk lijkt. Zo’n initiatief waar mijn hart al enkele jaren naar uitgaat, is De Eenzame Uitvaart: een collectief van dichters die een gedicht schrijven voor iemand die zo vereenzaamd is dat niemand om de dood van die persoon rouwt. Letterlijk. De precieze oorzaken waarom die mensen in totale eenzaamheid sterven, kunnen heel divers zijn, maar in het algemeen gaat onze samenleving gebukt onder een teveel aan individualisme en isolement. Niemand verdient het om zo vereenzaamd te zijn dat niemand merkt dat die persoon er niet meer is, en dat er niemand is om afscheid te nemen. De gedichten van De Eenzame Uitvaart zijn een verzet tegen de vereenzaming in haar meest totale vorm. Misschien lijken die gedichten louter symbolisch van betekenis, misschien zelfs een vergeefs verzet. Wat heeft de dode er nog aan? Tegelijk zetten die gedichten ons ook aan het denken: over eenzaamheid en samenzijn, over leven en dood. Ze plaatsen ons voor een spiegel. Hoe we met de doden omgaan, zegt tenslotte iets over hoe we zelf in het leven staan.

Alicja Gescinska, moraalwetenschapper

PAF, collectieve zelforganisatie

In een oud convent in het Noord-Franse slaapdorpje Saint-Erme-Outre-et-Ramecourt strijken op jaarbasis een 750-tal kunstenaars, wetenschappers, activisten en filosofen uit verschillende hoeken van de wereld neer. Het Performing Arts Forum (PAF) is meer dan een werkplaats waar individuele residenties worden afgewisseld met gebalde groepsevenementen zoals de Spring Meeting, die onlangs voor de vijfde keer plaatsvond. Het is een levend experiment in collectieve zelforganisatie, dat tot nadenken stemt over eigendom, individuele en gedeelde verantwoordelijkheid en democratische besluitvorming – zeker nu er voorbereidingen worden getroffen om het enorme gebouw over te dragen van één enkele eigenaar, de Nederlandse theatermaker Jan Ritsema, naar vijftig verschillende. PAF integreert maatschappelijk verzet volop in het dagdagelijkse leven, denkt antisystemisch en holistisch, hanteert een langetermijnperspectief, laat theorie en praktijk zinvol met elkaar interageren, zoekt geen toevlucht tot versimpelende woorden en beelden om een groter publiek te bereiken, wordt niet gehinderd door ideologische idee-fixes, waakt over de eigen flexibiliteit van geest, gelooft in de intelligentie van de groep, paart idealisme aan pragmatiek en onwetendheid aan nieuwsgierigheid, koestert hoge ambities zonder te hoge verwachtingen, heeft geen angst om te falen zolang er uit dat falen kan worden geleerd. Dat is pas verzet.

Séba Hendrickx, dramaturg en auteur

Sociale media

Omdat stakingen, bezettingen en betogingen de economie veel financiële schade toebrengen, moeten we andere en betere manieren vinden om te betogen. De meeste effectieve manier om ook onze stem te laten horen, is het zeer populaire Facebook en andere sociale media. Zo speelde Facebook een grote rol in de Arabische Lente. Miljoenen mensen konden zo in Egypte een grote actie opzetten en verzet organiseren. En ze hebben bereikt wat ze beoogden.

Sahim Omar Kalifa, filmmaker

Ondergronderwijs

Tijdens de loden jaren van de Servische repressie in de jaren 1990 werden vrijwel alle scholen, academies en universiteiten in Kosovo gezuiverd. Etnisch-Albanese leraren, scholieren, studenten en stafleden besloten hun onderwijs zelf te organiseren. De Albanezen, 90% procent van de bevolking, gingen ondergronds. De lessen verplaatsten zich naar huiskamers, kelders en zomerhuisjes. Locaties wisselden voortdurend, boeken en materiaal werden van de een aan de ander doorgegeven, leerlingen meldden zich afzonderlijk en op verschillende tijden aan het opgegeven adres, om niet te veel op te vallen.Zo werd voorkomen dat een hele generatie ongeschoold zou opgroeien.

Na de val van Milosevic’ regime in 1999, en vooral na de onafhankelijkheid in 2008, nam die generatie veel van de lege posities in: nog altijd trots op de heroïek van die schaduwsamenleving, met het zelfbewustzijn van de autodidact, maar ook met het beperkte wereldbeeld dat onvermijdelijk volgde op die lessen in isolement. Tolerantie en democratie stonden niet hoog in het curriculum, destijds. De schade daarvan achtervolgt de jonge natie nog steeds. Maar die schade had nog veel hoger kunnen uitvallen, als de Albanezen van Kosovo toen niet hadden beseft dat de overwinning in de oorlog niets zou betekenen zonder het onderwijs van de kinderen.

Chris Keulemans, opinie- en programmamaker

Het laatste woord

Tot mijn teleurstelling is de praktijk van graffiti en streetart een sector geworden die zichzelf heeft uitgehold. De beweging wordt te pas en te onpas ingezet door stadsmarketeers, met als resultaat dat de artiesten zichzelf hebben laten reduceren tot onbetaalde ambtenaren. Wat ooit ontstond vanuit anticultuur, heeft zijn kritische scherpte verloren.

Nadat de grote muurschildering van Blu in het Berlijnse Kreuzberg werd gerecupereerd in een reclamespot voor vastgoed – ‘trendy appartementen met uitzicht op streetartmonument’ – werd daar radicaal op gereageerd door het te overschilderen in het zwart. Normaal ben ik geen fan van beeldenstormers, maar die reactie op een overdreven gentrificatie bleek noodzakelijk. In dat soort discussies kan de kunstenaar (of de artistieke sector) dus blijkbaar toch het laatste woord hebben, wat die actie rechtvaardigt en quasi uniek maakt.

Karl Philips, (h)ac(k)tivist, conceptueel en performancekunstenaar

67_mozaiek_Blu, Kreuzberg-Berlijn.jpg

Verontwaardig u feestelijk

De twee laatste boekjes van Stefan Hessels, Indignez-vous! en Engagez-vous!, zijn de beste leidraad voor elke actie. Je voert actie omdat je verontwaardigd bent en omdat je weet, wil en hoopt dat het anders kan. Als je dat kan overbrengen, is je actie al voor een groot deel geslaagd. Dan zal elke deelnemer trots zijn omdat hij/zij erbij was. Als de actie zelf verontwaardiging oproept, dan kan je die wil en hoop ook meteen vergeten.

De Vieze Gasten bestaan dit jaar 44 jaar. Van vele betogingen hebben we een klein beetje een feestelijke parade gemaakt. Vele van onze acties hebben de mensen een hart onder de riem gestoken.Onze kleinste actie kreeg ooit de meeste weerklank. Toen trok het hele gezelschap, verkleed als soldaten onder de leiding van een generaal, naar het Gentse gerechtsgebouw, waar totaalweigeraar Koen Huysmans moest voorkomen. Ter plaatse ging onze generaal in gesprek met de officier van de Rijkswacht en bood hij onze samenwerking aan. Verwarring alom en hilariteit bij honderden actievoerders en toevallige passanten.Ook in de toekomst zullen wij graag meewerken aan Gentse Lentes (begrafenis van de woorden ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’), aan Feestelijke Parades en zangstondes allerhande.Dus, lieve vrienden en kameraden, elke creatieve bijdrage is meer dan welkom. Wind noch regen houdt ons dan tegen. Dan stralen alleen al de lachende gezichten van de deelnemers zoveel hoop uit.

Mong Rosseel, De Vieze Gasten

Tegen de lamp

In de jaren 1980 was Argentinië een van de eerste landen in Latijns-Amerika waar de verantwoordelijken van de dictatuur en de bijbehorende genocide door een eigen rechtbank veroordeeld en in de gevangenis gezet werden. Onder druk van de lobbygroepen van de dictatuur tekende president Menem in de jaren 1990 een decreet van amnestie, waardoor de verantwoordelijken van de concentratiekampen opnieuw probleemloos deel werden van het maatschappelijke leven.

De zelforganisatie HIJOS, gecreëerd door kinderen van de slachtoffers van de dictatuur, ontwikkelde een methode voor directe actie: El Escrache. Etymologen vinden de oorsprong van de term in het woord ‘scraccé’ uit Genua, Italië. Dat betekent letterlijk: een foto van het gezicht nemen. In Argentijnse slang betekent dat ‘iemand tegen de lamp doen lopen’. De Escrache’s van HIJOS hadden als doel om de wijk theatraal en feestelijk bewust te maken van de aanwezigheid van een straffeloze moordenaar in hun buurt. Die methode verspreidde zich bij verschillende groepen en bewegingen in meerdere landen. De gelauwerde film HIJOS van Marcos Bechi eindigt met beelden van een Escrache.

Hoop geven

Tijdens de laatste dictatuur in Argentinië was het niet makkelijk om kunstenaar te zijn. In alle theaters en alle media circuleerden lijsten met verboden artiesten en onderwerpen. De situatie werd zo extreem en absurd dat de zanger Jorge Cafrune zelfs vermoord werd omdat hij een verboden lied zong dat verwees naar ‘hoop geven’. Tegelijk groeide er een brede alliantie tussen kunstenaars en dat deel van het publiek dat de dictatuur niet steunde. De kunstenaars ontpopten zich tot de stem van een groot deel van de maatschappij. Hun verzet ging van muziek tot performance, over de meest diverse genres. Zo’n alliantie verdiepen is de meest effectieve manier om de impact van kunst te verbreden en het draagvlak te vergroten. Pas dan kan kunst een instrument van verzet zijn.

Gerardo Salinas, Mestizo Arts Festival

Spontane sit-in Maagdenhuis, Amsterdam

Een demonstratie voor een democratischer universiteit liep op woensdag 25 februari uit op een spontane sit-in in het Maagdenhuis op het Spui in Amsterdam, waar het bestuurlijk centrum van de universiteit zetelt. Honderden studenten bestormden het gebouw en gingen op de grond zitten. Om er zes weken lang niet meer weg te gaan.Op palen, muren, deuren en prikborden verschenen pamfletten, gedichten, vragen en schema’s over fundamentele democratische vraagstukken. Spandoeken werden uitgerold. Iedere traptrede werd voorzien van tekst en daarmee ingekapseld in het academische experiment. Bij de ingang ontstond een vaste infobalie waar bezoekers vragen konden stellen, iedere dag werd er in een openbare keuken gekookt, de studenten organiseerden een dagelijkse programmering in de centrale hal en er kwam een eigen internetverbinding. De kamer van CvB-voorzitter Louise Gunning werd een van de favoriete vergaderkamers. Zittend in rode designstoelen aan haar grote tafel bespraken studenten en docenten wekelijks artistieke ideeën om de verbeelding van De Nieuwe Universiteit kracht bij te zetten. Inspirerende sprekers, onder wie Joris Luyendijk, Charles Esche, Jacques Rancière en David Graeber, hielden lezingen in de centrale hal en gingen met hun toehoorders in gesprek. De Nieuwe Universiteit stelde zo een voorbeeld voor andere steden (onder andere Utrecht, Wageningen, Nijmegen, Groningen) en verbond zich met vergelijkbare studentenprotesten in Canada, Engeland, Ierland, Spanje en Roemenië.

Ik denk dat een van de grootste problemen van deze tijd ons gebrek aan daadkracht is. De zittende macht is expert geworden in het beschrijven van haar realiteit als het enige mogelijke scenario. Iedere poging daar een andere verbeelding tegenover te zetten wordt direct afgedaan als spielerei, naïviteit en gebrek aan reële kennis. Het alternatief wordt ons zo systematisch afgenomen. Om Graeber te citeren: ‘We zijn opgegroeid met een fictie. Een fictie die steeds opnieuw herhaald wordt en die we daardoor voor waar zijn gaan aannemen.’

Je zou kunnen zeggen dat het bezetten van een gebouw behoort tot de klassieke vormen van verzet, maar de bezetting van het Maagdenhuis was veel meer dan louter een occupatie. De studenten hebben het bestuursgebouw aan het Spui niet alleen overgenomen, maar getransformeerd. De bezetters injecteerden een nieuwe openbare ruimte in de stad in een tijd waarin die zo onder druk staat. Te midden van de strijd om meer inspraak en minder rendementsdenken verrees een nieuwe universiteit binnen de oude. De Nieuwe Universiteit heeft bewezen dat er alternatieven zijn die wel degelijk georganiseerd kunnen worden. Gewoon door het te doen.

Lara Staal, Theater Frascati / Transitiehuis Amsterdam

67_mozaiek_maagdenhuis-2048x1222.jpg

Macht tegen macht

Toen Hitler hem met een uitgebreide brief feliciteerde ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, reageerde koning Christiaan X van het bezette Denemarken kortweg met: ‘Hartelijk dank. Koning Chr.’ Hij verliet zijn land niet, verzette zich openlijk tegen de deportatie van zijn Joodse onderdanen en inspireerde daarin de rest van de bevolking. Verzet wordt meestal geassocieerd met de machtelozen – minderheden, arbeiders, asielzoekers en kunstenaars – en niet met machthebbers, bijvoorbeeld regeringen die zich verzetten tegen de banken.

Het gevaar van verzet is inderdaad dat je jezelf buiten de discussie plaatst en daardoor a priori het onderspit delft. Daarom is het goed om ons het verhaal van koning Christiaan X te blijven herinneren: een macht, ook al is die slechts symbolisch, die zich aanwezig opstelt en in opstand komt tegen een andere macht. Tijdens de Duitse bezetting zijn er vanuit Denemarken 500 Joden gedeporteerd. Vanuit Nederland, wiens koningin naar het buitenland was gevlucht, meer dan 100 000.

Bo Tarenskeen, theatermaker

Solidair in de kruisbestuiving

Meer en diepere solidariteit is cruciaal voor een Vlaanderen waar de levens van zwarte, bruine, rode en gele mensen echt even kostbaar zouden zijn als blanke levens. Een inspirator om de sterkte van solidariteit en bewegingsopbouw in de politieke strijd te meten, zijn de activiteiten van de Londense LHBT-groep Lesbians and Gays Support the Miners (LGSM) in 1984-85, door Matthew Warchus hilarisch in beeld gebracht in Pride (2014). Hoewel de Londense LHBT-gemeenschap in de jaren 1980 sterk onder druk stond door criminalisering, (politie)geweld en de snelle verspreiding van HIV, durfde LGSM buiten de eigen kringen te kijken om de politieke mogelijkheden te verbreden. De onwaarschijnlijke alliantie tussen LGSM en de mijnwerkers vergrootte niet enkel de broodnodige publieke en financiële steun aan de stakende mijnwerkers: het zette seksualiteit op de agenda van de arbeidersbeweging en droeg bij tot de politisering van de LGBT-beweging in het Verenigd Koninkrijk.

Welke goede raad zou Margaret Thatcher vandaag aan Bart De Wever geven? Druk elke vorm van solidariteit de kop in, want die geeft het volk macht. Ons antwoord? Verenigen in kruisbestuiving en opkomen voor onze rechten.

Barbara Van Dyck, onderzoeker KULeuven en ggo-activiste

67_mozaiek_pride.jpg

Provobeweging

De Provobeweging heeft op mij als jonge mens een diepe indruk nagelaten. Ik was twaalf in 1964, al een tijd erg aangetrokken tot wat zich in Parijs met de existentialisten afspeelde, zwart, donker en serieus. Zwoele dans kreeg men te zien, opzwepende muziek. Erg mysterieus, verleidelijk, ver weg. En dan kwamen de witte nozems van Provo: gestylede mooie kunstenaars en filosofen. Kerels in spannende pakken, met een heel franke mond tegen alles wat geld en/of macht had. De verontwaardiging die hun happenings in Amsterdam en Antwerpen uitlokten, wakkerde angst en fascinatie aan. De media spraken vol schande over die aanslagen tegen de burgerlijke moraal, tegen ‘het klootjesvolk’.

Het milieu waarin ik leefde, was dat van het ‘het klootjesvolk’, en veel van het verzet dat ik tegenover de onbegrijpelijkheden en ongerijmdheden van de mij omringende maatschappij voelde, kon ik aan dat speelse anarchisme en al die absurde humor linken. Ook het feit dat kunstenaars op een ludieke en zacht agressieve manier de macht te grazen namen, was adembenemend en heel schokkend. Humor, creativiteit, vrijheid, liefde en politiek werden over dezelfde kam geschoren en dat stond mij als jong kuiken wel aan. Ik verslond alles wat ik over die hoop op sociale verandering vond.

Ook al duurde de échte Provo maar van 1964 tot 1966, de beweging zelf heeft toch tot 1972 nagezinderd. Provo was de eerste uiting van wat later in Parijs Mei ‘68 werd, en bij ons het oproer voor Leuven Vlaams, waarbij de scholieren van heel Vlaanderen massaal op straat kwamen en zich aansloten bij de uitdagende studentenacties tegenover universiteitsproffen. De massale sit-ins waren een nieuwe vorm van protest die elke ingreep van hogerhand belachelijk maakte. Dat was geweldig.

Zelf was ik toen op pensionaat. De daad van revolte tegenover mijn ouders was de laatste drie jaren van mijn humaniora in het pensionaat van het Heilig Graf in Turnhout te willen doorbrengen. Ik had gehoord dat het zo’n goede school was, en wilde me afzonderen van de dagelijkse drukte thuis in Antwerpen – mijn ouders waren aannemers van feesten. Ik had de behoefte om nieuwe mensen te leren kennen, een andere stad, een andere gemeenschap. In 1970 was dat afgelopen, nooit een moment spijt van gehad. Tezamen met de jongens van de Turnhoutse colleges volgden wij in het Stadhuis lezingen over Marcuse, Marx, Lenin, Trotski. Allemaal het gevolg van de kunstenaarsrevolte. We gingen met de school regelmatig naar Tilburg, naar optredens van theater Globe, waar ik Bertolt Brecht heb leren kennen. Toen ik op mijn achttiende voor het eerst kon gaan stemmen, heb ik in Antwerpen voor de anarchistische Kabouters gestemd. Een kiezerslijst die uit Provo was voortgekomen.

Provo sloot ook aan bij de inhoud van de protestsongs van onder meer Bob Dylan. Men had het gevoel dat met de opkomst van de jongerencultuur elk segment van de maatschappij vroeg of laat –  tezamen met ons, jeugd –  in handen zou komen van creatieve, vernieuwende en vredelievende mensen. En dus niet in handen van de geldbeluste en oorlogvoerende creaturen uit de verre en meer nabije geschiedenis waarover we op school leerden.

Natuurlijk is het anders uitgedraaid. Wat toen onwaarschijnlijk leek, is dat de maatschappij al die inzichten en attitudes in zich opnam, om toch weer aan geldgewin en machtsdrang toe te geven. Wat klaarblijkelijk des mensen is, intrinsiek met onze aard verbonden. Het is een aspect van het mens-zijn dat gelukkig altijd nieuwe vormen van creatieve revolte opwekt. Kijk maar naar hiphop en latere vormen van verzet.

Onder de toenmalige Amsterdammers had Provo veel sympathisanten, waardoor ze tamelijk vlug vijf zetels in het stadsbestuur kregen. Hun ideeën beïnvloedden stadsplanning, sociale behuizing en het culturele leven in het algemeen. Ze waren tegen het verbod op marijuana, de tabaksindustrie, de luchtpollutie en het verkeer in het algemeen. Als vanzelf werden hun ideeën gerecupereerd door politieke partijen, wat de bestaansreden van de beweging geleidelijk aan ophief. Ook het regelen van de artistieke activiteit in Nederland door middel van de BKR is uiteindelijk niet echt ten voordele van de creativiteit uitgedraaid. Wanneer de kunst gepamperd wordt, houdt ze op kunst te zijn.

Wat ik als adolescent opving van Provo, legde de basis voor hoe ik later kunst ging maken. Ook het besef van maatschappelijke fenomenen die mij tot het maken van dingen brengen, is mij door die beweging aangereikt. De provo Constant Nieuwenhuys ontwierp zijn utopische, antikapitalistische project ‘New Babylon’ in 1959. Als architect was hij ervan overtuigd dat een nieuwe vorm van architectuur ook nieuwe manieren kon creëren om met de dagelijkse realiteit om te gaan. Architectuur kan volgens hem aanzetten tot een vrijer en aangenamer leven, een verse habitat aanreiken voor een nieuwe ‘homo ludens’. Het spreekt dan ook vanzelf dat Provo in de vroege jaren 1960 niet uit de lucht kwam vallen. De beweging maakte deel uit van een stel krachten dat zichzelf voortdurend heruitvond en vernieuwde, en dat afrekende met alles wat te statisch wordt wanneer macht bepaalde vrijheden onderdrukt.

Naar aanleiding van de officiële presentatie van mijn werk Bebopjes in muziekcentrum Het Depot in Leuven, schreef ik de volgende tekst: ‘Bebopmuziek ontstond als genre rond 1945, maar haar innoverende manier van functioneren inspireert en exciteert nog altijd. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de opzwepende snelheid van deze jazz-swing-blues, van deze “moderne jazz”. En ook met de solo’s en hun ritmische onvoorspelbaarheid, hun harmonische complexiteiten. In die muziek word je meegesleurd door gelijktijdige, horizontale, parallelle, soms tegenstrijdige ritmes die zij aan zij evolueren, soms in harmonie, en dan weer onvermijdelijk schurend en botsend. Zoals de spanningen tussen mannen en denkende vrouwen. Zoals de overlappende snelheden in de moderniserende maatschappij van de jaren 1950, waar de stemmen van minderheden uit de zelfkant, van vrijbuiters en outcasts uit de ondergrond, gerecupereerd werden door intellectuele bovenstromen. Beatnik, existentialisme, nihilisme, de Nouvelle Vague ... Sedert de val van de atoombom in 1945 is het dit principe van verschillende snelheden dat het dagelijkse overheerst. Rock-‘n-roll is daar het rechtstreekse gevolg van.’

Anne-Mie Van Kerckhoven, kunstenaar

Shooting back

Tijdens een reis door Israël en Palestina kwam ik het Shooting back – camera distributing project op het spoor. Palestijnse families in de bezette gebieden krijgen van B’Tselem (een Israëlisch informatiecentrum voor mensenrechten) kleine digitale camera’s die ze inzetten om de schendingen van hun (mensen)rechten in beeld te brengen. Zo werden de voorbije tien jaar massaal veel inbreuken van Israëlische settlers of militairen op Palestijnse burgers vastgelegd. De filmpjes worden op een website gezet, om de Israëlische bevolking over de misdrijven in te lichten en de Palestijnse bevolking te versterken in haar aanklacht tegen de vele schendingen. Sommige opnames worden ingezet in rechtszaken ingespannen door Palestijnse burgers. De beeldopnames fungeren steeds vaker als juridisch bewijsmateriaal tegen de wreedheden die de bezetters dagelijks begaan. Of: hoe beelden (en niet alleen woorden) ingezet kunnen worden voor een maatschappelijke en juridische strijd.

PS ‘Shooting back’ is een term die door de Amerikaanse fotograaf Jim Hubbard werd gelanceerd toen hij in de jaren 1980 in Washington dakloze gezinnen fotografeerde. Hij merkte op dat heel wat mensen die hij fotografeerde, vroegen om zelf eens door de lens te kijken. Dat maakte dat Hubbard projecten begon op te zetten waarbij hij daklozen zelf leerde fotograferen vanuit een emancipatorische benadering.

Dominique Willaert, Victoria Deluxe

67_mozaiek_© Shootingback.net.jpg

Reclame leegkopen

Het valt me op dat de meest inspirerende vormen van verzet die ik ken, eigenlijk kunstwerken zijn. Vette Dagen bijvoorbeeld –een kunstwerk van Benjamin Verdonckdat op 24 februari 2009 plaatsvond in het kader van zijn Kalender 09-project – is een vorm van verzet die mij altijd zal bijblijven. Verdonck huurde die dag alle reclamepanelen rond het station van Antwerpen-Berchem, zodat er voor één dag niets op geafficheerd zou worden. Ik weet niet of hij echt geld betaald heeft, misschien waren de panelen gewoon toevallig leeg waardoor hij het idee kreeg (dat zou het werk misschien nog beter maken), maar elke keer wanneer ik langs het station van Antwerpen-Berchem fiets, moet ik denken aan die dinsdag in 2009 waarop wij collectief geld uitgaven om alsjeblief een dag geen reclame te moeten zien. Die spanning in dat werk vond ik optimaal.

Jozef Wouters, scenograaf en beeldend kunstenaar

Snel spontaan verzet

Feiten: vier alleenstaande vrouwen, tewerkgesteld bij toenmalige wasserijketen ‘X’, signaleren me ergens begin jaren 1980 kort na elkaar hun inkomens- en werkproblemen. Ik verzamel de gegevens van twintig van hun collega’s en bemerk een onbetwistbaar bewust stramien van de selectiecriteria, namelijk de precaire en kwetsbare positie waarin ze bijna allemaal als alleenstaande vrouwen verzeild zijn geraakt.

Op een vergadering twee weken later ontbreekt er niet een van die werkneemsters. Ik wil gegevens verzamelen om dat dossier collectief te onderhandelen. Ik moet aandringen noch zelf tot actie oproepen. Het voorstel van een van de vrouwen om ‘morgenvroeg’ allen naar de hoofdzetel van het bedrijf te gaan, heeft geen formele stemming nodig om onder spontaan applaus meteen aanvaard te zijn. Soms gaat actieopbouw verwonderlijk snel.

De ochtend nadien ontbreken er op de hoofdzetel twee van de 24 vrouwen, niet toevallig de vrouwen met een werkende partner. Het voorzichtiger thuisfront heeft er anders over beslist. Zij kunnen evenwel rekenen op een opmerkelijk begrip van de 22 anderen (‘Die mannen toch!’). Die andere mannen daar aanwezig, de bedrijfsleiding, kunnen niet anders dan gesprekken aanvaarden. Het is daar nadien geen werkneemstersparadijs geworden, maar ik heb ‘samen sterker’ nooit zo intens aangevoeld als toen. Verzet is: ‘Hier zijn wij … Hou met ons rekening!’ In minder verzetsgevoelige momenten put ik daar nog altijd kracht uit.

Ferre Wyckmans, Algemeen Secretaris LBC-NVK