Dekoloniseer het kunstonderwijs

Door Sruti Bala, op Fri May 11 2018 13:00:00 GMT+0000

Veel scholen zijn al tevreden als ze een diversiteitscoördinator in dienst hebben, maar er is meer nodig om ons onderwijs te dekoloniseren. Wat kunnen kunstscholen doen om daarin een voortrekkersrol te spelen? Het antwoord is tegelijk eenvoudig en complex.

De poort tot onderwijs is bezet met privileges die vaak gepaard gaan met klasse, ras en geslacht. Recent werd daar wereldwijd – nog maar eens – protest tegen aangetekend. De Gezi Park-protesten in Istanbul (2013), het studentenverzet in Ayotzinapa in Mexico (2014), Rhodes Must Fall in Zuid-Afrika (2015 tot heden) en de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam (2015) zijn sprekende voorbeelden.

De toenemende privatisering en commercialisering van onderwijsinstellingen hebben de discussie over de dekolonisatie van het onderwijs verder aangewakkerd. Doorgaans heeft men het binnen een onderwijscontext evenwel niet over ‘dekolonisatie’, maar zetten scholen in op ‘diversiteit’ als oplossing voor de nasleep van het kolonialisme. Ik sta daar sceptisch tegenover. Een op dekolonisatie gericht onderwijs moet wel naar diversiteit streven, maar diversiteit zonder bewustwording over dekolonisatie dreigt een vorm van ‘culinarisme’ te worden: just another flavour of the month.

Diversiteit zonder bewustwording over dekolonisatie dreigt een vorm van ‘culinarisme’ te worden: just another flavour of the month.

Diversiteitsdenken is immers meer dan enkel gebiedsuitbreiding. Het volstaat niet om diversiteit in te vullen als ‘meer en zo verschillend mogelijk’. Je kan een curriculum samenstellen met theaterwetenschappelijke teksten en videofragmenten van Mexicaanse queer- of feministische kunstenaars of West-Afrikaanse experimentele dansers. En je kan als programmator kunstenaars uit Arabische landen uitnodigen om hen meer zichtbaarheid te geven. Maar betekent dat automatisch dat je ook in staat bent om verantwoord en verdiepend met hun werk om te gaan?

Uiteindelijk dienen de eigen kennis- en denkschema’s te veranderen om een heel ander idee van esthetiek of kunst te kunnen overbrengen. Welmenende inclusiviteit kan soms juist het tegenovergestelde effect hebben van exotisme, van tokenisme en zelfs een vorm van geweld tegenover minderheden. Een uitwissing door über-zichtbaarheid, zeg maar. Als diversiteit in het onderwijs een beweging richting erkenning en waardering van het anders-zijn is, dienen gekoesterde zelfbeelden, esthetische waarden en standaarden radicaal in twijfel getrokken.

Wat is westers precies?

Wat is in kunst precies Europees en wat niet-Europees?

Dat begint bij meer alertheid voor eurocentrisme: de neiging om West-Europa als universele maatstaf te beschouwen. Tegelijk is het oppassen voor een al te simpel onderscheid tussen ‘westers’ en ‘niet-westers’. Wat is in kunst precies Europees en wat niet-Europees? De Nederlandse Cariben bijvoorbeeld zijn zowel Europees als niet-Europees. Zijn we al zo ver dat we Papiaments als een Europese taal erkennen of performancetradities zoals tambú als kunst waarderen en niet afdoen als folklore? Caribische kunstenaars worden zonder moeite met grote Europese namen vergeleken, en dat is vaak als compliment bedoeld. Maar wat moet er gebeuren voordat men van Nederlandse schrijvers zegt dat ze onmiskenbaar door Sylvia Wynter zijn beïnvloed?

Zelden reizen culturen en idiomen van het globale zuiden naar het globale noorden. De klassieke Griekse teksten van Aristoteles en Plato worden als de bron van het Europese gedachtegoed gezien, terwijl ze de rest van Europa nooit bereikt zouden hebben zonder de vertalingen en commentaren door Arabische geleerden. Zulke eurocentrische overtuigingen leiden in het globale zuiden tot soms verontrustende tegenreacties. In India – mijn land van herkomst – neemt de kritiek op het Westen tegenwoordig heel bekrompen, gevaarlijk nationalistische en neoliberale vormen aan. In sommige theaterscholen wordt aan studenten opgelegd dat ze louter Indiase stukken moeten spelen en dus geen buitenlands repertoire.

Wat zou er van Brechts oeuvre zijn overgebleven zonder zijn dramaturgen, niet toevallig allemaal vrouwen?

In zo’n situatie vind ik het belangrijk om voor een schijnbaar Europese canon te strijden, juist om tegen het culturele chauvinisme in te gaan. Daarom is Bertolt Brecht wat mij betreft ook Indiaas. En dat is niet eens polemisch bedoeld. Want wie zou Brecht geweest zijn zonder de culturele appropriatie van zijn werk door het No-Theater uit Japan, de eigenwijze interpretaties van de Chinese opera of de adaptaties in Engelse theaterteksten of Russische experimentele filmkunst? Wat zou er van Brechts oeuvre zijn overgebleven zonder het verbluffende redactionele en vertalingswerk van zijn dramaturgen, niet toevallig allemaal vrouwen? Is er voor Brecht een plek in de theatergeschiedenis denkbaar zonder de radicale interpretaties van zijn werk door theatermakers en schrijvers als Augusto Boal in Brazilië, Wole Soyinka in Nigeria, Rose Mbuwa in Uganda, Habib Tanvir in India of Saadallah Wannous in Syrië?

Dekolonisatie is leren om het brechtiaanse oeuvre niet als eenrichtingsverkeer te begrijpen, waarbij experimentele ideeën in Europa ontstaan en over de rest van de wereld verspreid raken, of waarbij het originele talent altijd wit en mannelijk is en al de rest wordt opgediend als supplement of hooguit als prikkelend bijgerecht.

De geschiedenis in het hier en nu

Spivak vergelijkt de erfenis van het kolonialisme met een uit een verkrachting geboren kind.

In de woorden van Gayatri Spivak is de erfenis van het kolonialisme een enabling violation, een bekwamende schending: fundamenteel destructief en toch nieuwe situaties mogelijk makend, als een uit een verkrachting geboren kind.

Hoe ga je met die schending om binnen het kunstonderwijs? Je zou die vraag thematisch kunnen benaderen, door de focus te leggen op kolonialisme als onderwerp in de kunst. Hoe laat je het koloniale verhaal structureel aan bod komen naast bijvoorbeeld de Franse Revolutie of de Tweede Wereldoorlog? Welke kunstwerken bestudeer je waarin koloniale geschiedenissen centraal staan? Een theateropleiding zou een roman kunnen bewerken vanuit een gezamenlijk onderzoek naar welke narratieve perspectieven of historische evenementen er zijn gekozen, wie de protagonisten zijn, voor welk publiek er wordt gespeeld en hoe de geschiedenis wordt verbeeld met theatrale middelen.

Het eist van ons dat wij historische stromingen zoals de gouden eeuw in een minder gouden licht plaatsen.

Nauw verwant aan die thematische benadering is een meer historische aanpak, mikkend op een groter bewustzijn over de theaterpraktijk in tijden van kolonialisme. Daarbij zou dan aandacht kunnen uitgaan naar de overeenkomsten tussen kunst- en politieke instellingen of ideologieën, of zelfs naar onze bredere culturele denkbeelden die mede door het kolonialisme zijn ontstaan. Zo zou het gebruik van blackfaces binnen genres zoals de minstreelkunst of populaire tradities zoals het sinterklaasfeest meer in de geschiedenis verankerd kunnen worden. Het eist van ons dat wij historische stromingen zoals de gouden eeuw in een minder gouden licht plaatsen.

Kortom, hoe complex deze geschiedenis ook is, het vergt weinig verbeeldingskracht om kolonialisme als een extra onderwerp of als een afgebakende periode in het kunstonderwijs binnen te brengen.

De diepe sporen uit

Moeilijker en ingrijpender is de kwestie van dekolonisatie zelf, vanuit het besef dat kolonialisme zich niet beperkt tot de militaire of politiek-economische bezetting of plundering van een land, maar ook een vorm van epistemisch geweld uitoefent en diepe sporen nalaat in de cultuur, de taal, het mens- en wereldbeeld. Kolonialisme werd vaak gelegitimeerd vanuit ideologische opvattingen over de inferioriteit van bepaalde volkeren, ‘liefdadigheidsmissies’, filosofische stromingen zoals het verlichtingsdenken, esthetische kaders zoals het modernisme en een groot aantal wetenschappelijke instrumenten, van dataverzameling tot het schrijven van woordenboeken. Hoe ga je daar op school mee om? Zijn we wel zo zeker dat die legitimaties tot een afgesloten verleden behoren?

Dekolonisatie wordt dan een aanhoudend proces van bewustwording over hoe kolonialisme doorwerkt. Het gaat om een diepgravend opsporen van machtsstructuren en aannames over ras, klasse, geslacht, seksualiteit binnen de bestaande kennissystemen. Het kunstonderwijs speelt in zulke systemen een niet te onderschatten rol. Het dient zich nadrukkelijk buiten de kaders van kunstinstituten, genres en disciplines te bewegen.

Dat kan betekenen dat een afstudeerproject deel kan worden van een protestactie op straat. Of dat een theaterproductie rekening moet houden met ecologische waarden: geen verspilling bij de bouw van een toneeldecor, geen onnodige vliegtuigreizen om mee te draaien in het wereldwijde festivalcircuit… Dekolonisatie op een planetair niveau betekent immers dat de mens zichzelf niet langer als het centrum van de wereld ziet. Ook al is dat een grote denksprong en zijn we daar nog lang niet, het kunstonderwijs blijft onmisbaar om het menselijke verbeeldingsvermogen op deze uitdagingen voor te bereiden.