De vernieling van het getrainde lichaam. Het nihilisme van Yukio Mishima
Door Hugues Makaba Ntoto, op Mon Mar 10 2025 15:35:00 GMT+0000De gruwelijke zelfmoord van Japans auteur, acteur en ultranationalist Yukio Mishima na zijn mislukte couppoging in 1968 was het sluitstuk van een jarenlang trainingsregime. Dat stond in het teken van een politiek en esthetisch ideaal over Japan, mannelijkheid en zelfopoffering. Desondanks blijft zijn memoir Sun and Steel populair als literair werk over bodybuilding en krijgskunst. Welke lessen kan de hedendaagse krachttrainingsbeoefenaar trekken uit het werk van de beruchte Japanse auteur en zijn zoektocht naar een taal van het lichaam?
Een van de eerste literaire werken over de krachtmeting met het eigen lijf dat me aansprak, was What I Talk About When I Talk About Running (2007) van de Japanse auteur Haruki Murakami. Daarin vertelt Murakami over zijn jarenlange ervaring als marathonrenner. Het gaat voor hem bij het rennen om de gewaarwording van zijn inspanning. Een ander doel heeft hij niet. Wanneer de inspanning kenbaar wordt als pijn, voelt hij zich levendig, en hij gaat ermee door zolang hij het fysiek aankan. Toen ik enkele jaren later Sun and Steel (1968) las, een memoir van roman-, toneelschrijver en dichter Yukio Mishima (1925–1970), ontdekte ik een nihilistische tegenpool van Murakami’s perspectief op lichaamsinspanning: Mishima romantiseert de daad van de lichamelijke inspanning via bodybuilding en stelt die praktijk in dienst van een esthetisch en politiek-filosofisch ideaal van zelfvernietiging. Zijn perspectief fascineerde mij, als krachttrainingsbeoefenaar. Hoe rijm je lichaamsopbouw met afbraak? Wat voor heil valt er te vinden in fysieke destructie?
Deadlift

Begin 2024 zette ik mijn zinnen op het deadliften van 100 kg tegen het einde van dat jaar – het dubbele van het gewicht dat ik tot dan toe van de grond kreeg. Realistisch? Geen idee. Een van de redenen om aan krachttraining te doen, was dat ik nood had aan een fysieke uitlaatklep die zowel vrijblijvend als urgent kon zijn, waarbij ik me niet schuldig hoefde te voelen wanneer ik eens een training of twee miste wegens gebrek aan tijd of goesting. Het ging er mij niet om een ideaal lichaam te sculpteren, maar om een lichaam te onderhouden. Niet vanuit een fysiek, maar vanuit een existentieel ideaal: zo lang mogelijk sterk en gezond kunnen zijn, mentaal en fysiek, en de strijd tegen onafwendbaar spierverlies zodanig verlengen dat ik op latere leeftijd nog fit kan zijn. De andere voordelen, zoals een boost in zelfvertrouwen, weerbaarheid en een meer afgetekend lichaam, neem ik er dankbaar bij.
De deadlift was niet toevallig uitgegroeid tot mijn favoriete oefening. De oefening bestaat erin om voorover te buigen en een olympische barbell of halterstang met gewichten op te tillen en terug neer te zetten. That’s it. Het is een technische oefening die niet alleen uitblinkt in haar ogenschijnlijke eenvoud (en lichtjes alarmerende naam), maar ook in het groot aantal spieren dat wordt ingeschakeld: een maximale inspanning in een minimale tijdspanne. Het resultaat is een gevoel dat ik het beste kan omschrijven als een uitputtingsslag tussen extase, wilskracht en concentratievermogen. De deadlift is zo’n allesomvattende, uitdagende en simpelweg verrukkelijke oefening dat ik er zelfs aan denk wanneer ik ze niet aan het doen ben.
Falen is een feature van krachttraining – alleen al op het niveau van de spieren.
Dergelijke krachtmetingen met het eigen fysieke vermogen dwingen tot nederigheid. Eind 2024 stond de teller op 70 kg. Ik was allerminst teleurgesteld. Mijn jaar in de gym bestond uit een mengeling van enkele (lichte) blessures en doorbraken. Ik was vooral blij dat ik ondanks alles vooruitgang had geboekt en iets dichter bij mijn voorlopig doel geraakt was om een driecijferig gewicht op te tillen. Falen is een feature van krachttraining – alleen al op het niveau van de spieren. Om spiermassa op te bouwen, dienen de spieren in de eerste plaats limieten te bereiken. Ze moeten lichtjes scheuren om te kunnen groeien. Aftakeling en heropbouw gaan hand in hand. Maar ook: zolang ik blijf liften, is vooruitgang gegarandeerd. Ongeacht of ik erin slaag om een willekeurig gewicht op te tillen; mijn lichaam wordt telkens iets sterker. Dáár gaat het om bij de zich herhalende krachtmeting met mijn eigen capaciteiten.
Taal en lichaam
Yukio Mishima, geroemd om zijn elegante proza waarin hij thema’s verkende als seksualiteit, dood en de botsing tussen traditie en moderniteit in het naoorlogse Japan, was geïnteresseerd in de finale knieval van het getrainde lichaam. Hoewel hij het in zijn werken vaak had over individuele bevrijding en rebellie tegen maatschappelijke normen, verlangde Mishima naar het herstel van het Japanse keizerrijk en de daarbij horende traditionele Japanse cultuur. Tegenstrijdigheden waren eigen aan Mishima: hij was een uitgesproken extreemrechtse ultranationalist, een bodybuilder, een gevechtsportbeoefenaar, een estheet en een maatpakdragende acteur met een voorliefde voor westers interieur en met interesse in het homo-erotische. Hij streefde ernaar om die tegenstellingen te transcenderen én te belichamen.
Voor Mishima was schoonheid het meest aangrijpend als ze vergankelijk of rottend was, of vernietigd werd.
Voor Mishima stond de erkenning van de vergankelijkheid van het leven en de zinloosheid van conventionele waarden in het naoorlogse Japan – humanisme, pacifisme en democratie – filosofisch gezien centraal. Maar in plaats van te wanhopen, dreef die levensbeschouwelijke visie hem ertoe om betekenis te zoeken in vluchtige schoonheid. Voor Mishima was schoonheid het meest aangrijpend als ze vergankelijk of rottend was, of vernietigd werd. Dat motief komt bijvoorbeeld naar voren in werken als The Temple of the Golden Pavilion (1956). Daarin raakt het hoofdpersonage, een jonge, arme en stotterende boeddhistische monnik, geobsedeerd door de schoonheid van een tempel. Hij kiest er uiteindelijk voor om de tempel in brand te steken en hoopt daarbij ook zelf om het leven te komen. Daarmee maakt het hoofdpersonage een bovenmenselijke schoonheid onschadelijk, een schoonheid waarmee hij zelf niet kan wedijveren en waarvan hij dus bevrijd wil worden. In Mishima’s nihilistische wereldbeeld werd schoonheid transcendent door haar ondergang en gold geweld – met als doel om een voorwerp (zoals de tempel) of de persoon zelf (door zelfmoord) te vernietigen – als een rituele handeling die individuen in staat stelt hun sterfelijkheid onder ogen te zien.
Zelfopoffering
Sun and Steel onthult Mishima’s geloof in een ‘ethos van actie’, waarbij ware betekenis wordt ontleend aan beslissende daden die het fysieke op één lijn brengen met filosofische idealen. Voor Mishima was het lichaam niet slechts een vat voor het bestaan, maar een canvas voor actie en wil. Zijn rituele zelfmoord na zijn mislukte staatsgreep om de macht van keizer Hirohito (1926–1989) en het Japanse keizerrijk te herstellen, is vanuit dat perspectief de ultieme, zij het tragische, uitdrukking van zijn ethos: een dramatische bevestiging van de idealen van lichamelijkheid, kunst en patriottisme door middel van de vernietiging van zijn lichaam.

In het essay ‘Mishima Yukio and the Homo-eroticisation of the Emperor of Japan’ (2018) poneert cultuurwetenschapper Kazuyoshi Kawasaka dat destructieve erotische passie voor de keizer de fundering van Mishima’s gedachtegoed was, waarbij zelfopoffering als de hoogste deugd gold. Mishima had nooit meegevochten tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar verheerlijkte wel de oorlogszucht en bijbehorende zelfopoffering voor het land. In zijn semi-autobiografisch werk Confessions of a Mask (1958), bijvoorbeeld, omschrijft hij een ‘glorious death in battle’ als een verlichting van de zware last van het leven. Evengoed beschrijft hij er zijn opluchting toen bleek dat hij toch niet zou moeten vechten en sterven.
Maar tien jaar later worstelde Mishima alsnog met het gemis van een heldendood: ‘Longing at eighteen for an early demise, I felt myself unfitted (sic) for it. I lacked, in short, the muscles suitable for a dramatic death. And it deeply offended my romantic pride that it should be this unsuitability that had permitted me to survive the war’, schrijft hij terugblikkend in Sun and Steel. Hoewel hij aan het begin van de oorlog een oproep voor de legerdienst had ontvangen, veinsde hij tijdens een medische controle dat hij leed aan tuberculose. Maar ook zijn fragiele lichaamsbouw speelde een rol bij zijn afkeuring – een afkeuring die Mishima, ondanks zijn leugen, als vernederend ervoer.
Bunburyōdō
De filosofie die Mishima uiteenzet in Sun and Steel sluit nauw aan bij het Japanse concept ‘Bunburyōdō’, ‘de weg van zowel de letteren als de krijgskunst’ – een evenwichtige ontwikkeling van zowel intellectuele als fysieke vaardigheden. Mishima is namelijk ontevreden met een leven dat gedomineerd wordt door intellectuele abstractie. Hij bekritiseert de dominantie van woorden en literatuur, het bun-aspect van Bunburyōdō, dat volgens Mishima het aardende effect van de krijgskunst, het bun-aspect, ontbeert. Zijn intensieve fysieke training – bodybuilding en krijgskunst – stoelt in grote mate op zijn geloof in de mythe van keizer Hirohito als godheid en de fascistoïde instrumentalisatie van het lichaam voor politieke doeleinden, maar Mishima wilde er ook een filosofisch evenwicht mee herstellen en het harmonieuze samenspel van het intellectuele en het fysieke integreren in zijn leven.
In Sun and Steel beschrijft hij zijn fysieke training en hoe hij zo soms – kortstondig – ontsnapte aan het zware bewustzijn van zichzelf als intellectueel en auteur, en een gevoel van eenheid ervoer via de weg van het staal:
‘It is true enough that when I lifted a certain weight of steel, I was able to believe in my own strength. I sweated and panted, struggling to obtain certain proof of my strength. At such times, the strength was mine, and equally it was the steel’s. My sense of existence was feeding on itself.’
Voor Mishima vertegenwoordigen die vluchtige momenten een hogere vorm van harmonie, die nauw aansluit bij de traditionele samoeraifilosofie die aan de basis ligt van Bunburyōdō:
‘In addition, those muscles, so apparent to the eye, so palpable to the touch, began to acquire an abstract quality all their own. Muscles, of which non-communication is the very essence, ought never in theory to acquire the abstract quality common to means of communication. And yet ...’
Mishima’s toewijding aan fysieke ontwikkeling was niet enkel een persoonlijk maar ook een filosofisch en artistiek streven. Door zich te richten op een ‘taal van het lichaam’ wilde Mishima zijn fysiek omvormen tot een verlengstuk van zijn artistieke visie, waarbij hij het vormgeven van zijn lichaam met het beeldhouwen van marmer vergeleek.
De wekelijkse herhaling van sets en reps geeft een vals gevoel van veiligheid. Het lichaam is in essentie wildernis – de wildernis waar we het dichtst bij staan.
Er is inderdaad een taal van het lichaam die tot uitdrukking komt bij krachtinspanningen, zoals ik dat bijvoorbeeld ervaar bij het gewichtheffen: een bijna eindeloze reeks aan uitdrukkingen en betekenissen. Maar in tegenstelling tot andere methodes van kennisgeving is de belichaamde kennis van de sporter het soort kennis dat nooit volledig beheerst en deelbaar is, ongeacht hoe goed je techniek en ervaring is. Wanneer ik deadlift op woensdag, kan ik niet volledig rekenen op de ervaring van de vorige sessie. De wekelijkse herhaling van sets en reps geeft een vals gevoel van veiligheid. Het lichaam is in essentie wildernis – de wildernis waar we het dichtst bij staan, zoals de Amerikaanse dichter en milieuactivist Gary Snyder ooit liet optekenen in een interview.
Krachttraining vs. bodybuilding
Ondanks dat Sun and Steel en Mishima’s handelen voortkomen uit een zeer specifieke geschiedkundige context, verbaast het niet dat Mishima vandaag zowel in reguliere fitnesskringen als binnen extreemrechtse middens een grote aantrekkingskracht heeft. Voor laatstgenoemde groep ligt de allure van zijn werk in de bevestiging van fascistische noties over mannelijkheid en kracht in dienst van de natie. Eerstgenoemde groep haalt er iets anders uit. Net als Sun and Steel steunt ook de moderne, soms toxische fitnesscultuur op een soort mythe van de maakbaarheid van het lichaam. De opkomst van sociale media in combinatie met massale desinformatie, influencercultuur en de hedendaagse neiging om alle aspecten van onze levens tot in de puntjes te willen optimaliseren, echoën in zekere mate de geest van Sun and Steel en de tragiek van Mishima: een zelfingenomen overtuiging van het eigen eindeloze en ‘miraculeuze’ potentieel en de inherente deugdzaamheid van sport.

Maar sport- en lichaamscultuur is ook meer dan dat. Krachttraining, bijvoorbeeld, biedt een ander perspectief. Krachttraining houdt – net als bodybuilding – in dat je doelbewust met je lichaam bezig bent. Maar terwijl bodybuilding vaak de nadruk legt op het modelleren van het lichaam om een geïdealiseerde esthetiek te bereiken, richt krachttraining zich op het opbouwen van functionele (veer)kracht. Het eerste sluit aan bij Mishima’s visie op het lichaam als een artistiek object, terwijl het tweede het lichaam behandelt als een dynamische, evoluerende entiteit die blijk geeft van aanpassingsvermogen door aanhoudende inspanning. Tegenover Mishima’s idealen van discipline, loyaliteit en opoffering bij het bodybuilden, staan bij krachttraining eerder zelfverbetering en holistisch welzijn centraal.
Krachttraining vereist focus, inspanning en een rijpend inzicht over je fysieke mogelijkheden – het lichaam is een dynamisch werk in uitvoering. Krachttraining kneedt het lichaam tot een expressieve vorm die de mogelijkheden van het leven viert, in plaats van de tragische vergankelijkheid ervan.
Krachttraining vereist focus, inspanning en een rijpend inzicht over je fysieke mogelijkheden – het lichaam is een dynamisch werk in uitvoering.
Zowel bodybuilding als krachttraining erkennen het potentieel van het lichaam als voertuig voor betekenis, maar het contrast tussen Mishima’s bodybuildingfilosofie en het ethos van krachttraining brengt een spanning aan het licht tussen twee existentiële uitersten: de fixatie op finaliteit versus de viering van het proces. Door het lichaam niet als een singuliere uitdrukking van wil of kunst te benaderen zoals Mishima, maar eerder als een zich ontwikkelend verhaal krijgen zowel bodybuilding als krachttraining een eerder holistische en evenwichtige dimensie waarbij het lichaam een vehikel wordt voor het creatieve potentieel van het leven en een medium voor duurzame, zinvolle expressie.
Wellicht wordt 2025 het jaar waarin ik 100 kg en meer deadlift. Evengoed kan het zijn dat ik abrupt geconfronteerd wordt met de limiet van mijn kracht-ontwikkeling. In beide gevallen is het mijn lichaam dat spreekt en uitnodigt om mijn begrip ervan te ondervragen en bij te stellen. Met dat in het achterhoofd heb ik vooralsnog geen reden om mijn lichaam te vernielen – of toch niet op Mishima’s manier. Wanneer ik straks de gym betreed, sta ik deadliftend dichter bij Murakami’s marathonrenner, die zijn memoir afsluit met woorden van dankbaarheid:
‘My time, the rank I attain, my outward appearance – all of these are secondary. For a runner like me, what’s really important is reaching the goal I set myself, under my own power. I give it everything I have, endure what needs enduring, and am able, in my own way, to be satisfied. From out of the failures and joys I always try to come away having grasped a concrete lesson.’

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.