De verantwoordelijkheid van de blik
Door Tijs Fastré, op Fri Dec 19 2025 10:32:00 GMT+0000Marios Bellas breekt samen met een collectief van jonge makers het kader van de theatervoorstelling open. Vier Muren toont dat expliciete politiek en meerstemmigheid daarin hun plaats hebben, maar zoekt nog naar de vorm die dat nieuwe geheel samenbindt.
Weinig zaken zijn doorheen de menselijke geschiedenis zo constant als de zoektocht naar betekenisgeving. Dat streven mondt vaak uit in rituelen: ceremoniële gebeurtenissen waarin we een overgang benadrukken of momenten van belang verankeren. Zo verbinden we ons in een constellatie groter dan onszelf en richten we ons vanuit het verleden samen naar de toekomst. Maar welke ruimte bestaat daar nog voor in tijden waarin onze aandacht van alle kanten wordt opgeëist?
Theatermaker en hiphop-muzikant Marios Bellas creëerde rond dat vraagstuk samen met een collectief van jonge en diverse makers het veelvormige Vier Muren. De voorstelling koos in Leuven voor de ritueel-beladen context van de Predikherenkerk. In die setting werkt Bellas bovendien niet met een gewone podiumopstelling, maar laat hij het publiek in een cirkelvormige tribune de scène omringen. De toeschouwers kijken zo niet enkel naar de spelers, maar ook naar elkaar. Verschillende blikken ontmoeten elkaar in deze ruimte, samen wordt één kring gevormd. Spelers en publiek maken één gesternte uit.
Met leuzen voor Gaza en de niet mis te verstane samenzang ‘Fuck de bureaucraten’ wordt expliciete politiek niet geschuwd.
‘Vier Muren’ trekt op vele manieren haar omwalling in. Tekst met een metrische cadans loopt over in muzikale ritmes die op hun beurt door de lichamen trillen. Het collectief van vier spelers en drie muzikanten leidt de voorstelling van ingetogen momenten naar collectieve uitbarstingen en terug, struint door meerdere muzikale genres (punk, hiphop, ambient …) en laat dan weer verhalen de bovenhand nemen.
Er passeren ook verschillende talen, terwijl alle stemmen wel eenzelfde thematiek opzoeken: ons gedeelde verleden, onze gezamenlijke beweging richting toekomst en onze medemenselijkheid die alle ruimte daartussen zou moeten vullen. Met leuzen voor Gaza en de niet mis te verstane samenzang ‘Fuck de bureaucraten’ wordt expliciete politiek niet geschuwd.
Dansen in de tribune?
Deze voorstelling stelt de creatie van een gemeenschappelijk geheel centraal. Meermaals reikt ze daarvoor de hand naar het publiek. We worden aangespoord de muzikale ritmes met de hand op het hart mee te slaan, een speler neemt twee toevallige toeschouwers als ‘koppel’ mee op scène en later probeert het collectief een dansfeest op scène ook in de tribune te doen ontvlammen (een waagstuk bij een Vlaams publiek in een koude kerk).
Alleen loopt Vier Muren met zijn ‘meerstemmigheid’ wel tegen beperkingen aan. Het collectief creëert een wisselend ritme tussen tekst en muziek, met zowel hedendaagse als ‘traditionele’ instrumentatie (didgeridoo, sitar …), maar het ene onderdeel overstemt soms het andere. Na een muzikale overweldiging blijken vertellingen vaak niet sterk genoeg om je weer te doen focussen. Op meerdere punten valt de tekst net te licht uit tegenover het geheel. De kracht van de makers zit – vooralsnog – voornamelijk in het muzikale.
Wil het collectief nagaan hoe je van theater óók een ritueel kan maken of wil het net benadrukken dat theater altijd ritualistische aspecten heeft?
Die vormwissels zorgen er ook voor dat niet alle publieksinteractie even sterk zijn. Bij aanvang van de voorstelling worden papiertjes uitgedeeld met zinnen die het publiek kan aanvullen. Maar door die aanvullingen halfweg de voorstelling louter afzonderlijk voor te lezen, haken ze niet zomaar in elkaar en vallen de reacties tussen de vele plooien van het beoogde ritueel. De zinnen tonen hoe Bellas ons zowel naar onze gedeelde én individuele geschiedenis wil doen kijken als ons vooruit wil laten blikken, maar verleden en toekomst voelen niet evenwaardig aan. De ruimte tussen het publiek en spelers blijkt toch te zeer ingenomen.
Grenzen aan onze focus
Dat ligt misschien aan de vele vragen die Bellas wil stellen. Zo lijkt hij op meerdere manieren zelfs ‘het theater’ zelf te bevragen. Met zijn alternatieve opstelling van podium en publiek onderzoekt hij bijvoorbeeld de mogelijkheden om het publiek meer deel van de voorstelling te maken. De verhouding tot de overkoepelend rituele waarde van theater is echter minder duidelijk. Wil het collectief, door Vier Muren expliciet tot een ‘hiphop-ritueel’ om te dopen, nagaan hoe je van theater óók een ritueel kan maken, of wil het net benadrukken dat theater altijd ritualistische aspecten heeft?
En hoe gaat de voorstelling om met het feit dat een ritueel ook zélf een gevaarlijk gegeven kan worden, dat haar deelnemers opslokt? Bepaalde spreekmomenten dreigen in preken over te gaan, terwijl een veelvoud aan instrumenten klanktapijten weeft die bijna lijken te knipogen naar clichébeelden van rituelen (zoals een didgeridoo, een fluit of handpercussie). Willen de makers ons waarschuwen? Wijst Vier Muren binnen de context van het rituele naar het misbruik dat daar op de loer kan liggen?
Misschien laat Vier Muren vooral zien dat onze wereld woeliger wordt, maar dat dat niet hoeft te betekenen dat we elkaar uit het oog verliezen.
Die onduidelijke inzet neemt niet weg dat dit collectief scherp wijst op de grote verantwoordelijkheid die samenhangt met het innemen van de theatraIe ruimte. Het toont dat een podium hebben een geladen daad is, en de gekozen taal een wapen. Het durft die taal ook expliciet in te zetten om plek te geven aan stemmen die het zwijgen werd opgelegd.
Zo breekt Vier Muren het klassieke kader van een voorstelling wel open, maar schippert het daarbij nog te veel tussen te veel vormen. Misschien toont de voorstelling hoeveel er in dat ongebalanceerde en wisselende onderweg zijn onherroepelijk weer wordt vergeten. Misschien laat het gevoerde onderzoek vooral zien dat onze huidige capaciteit om te focussen haar grenzen kent. Dat onze wereld woeliger wordt, maar dat dat niet hoeft te betekenen dat we elkaar uit het oog verliezen. Zolang we elkaar blijven aankijken, tenminste.