De stem van ouderen

Door Ann Peuteman, op Wed May 31 2023 22:00:00 GMT+0000

Ann Peuteman pleit voor volwaardige participatie van ouderen aan het maatschappelijke debat. 'Wilsbekwame ouderen hebben evenveel recht als iedereen om hun stem uit te brengen, in een commissie advies te geven of zich voor een actiecomité in te zetten.'

Stel je voor dat niemand nog om je mening vraagt. Niet voor even, maar voor altijd. Begin je er zelf over, dan wordt er al even welwillend als obligaat naar je geluisterd. Maar achteraf gebeurt er niets mee. Niet dat je geen vragen meer krijgt. Vragen genoeg. Alleen gaan die telkens weer over je lichaam. Heb je veel pijn aan je heup vandaag? Is het vlees niet te taai? Moet de thermostaat een graadje hoger? Het is zoals wijlen Lutgart Simoens het zei: ‘Voor mijn lijf wordt goed gezorgd, maar mijn geest zijn ze vergeten. Het is alsof ik nu een en al lichaam ben.’

Ouderen zouden veel meer moeten zeuren en protesteren. Net zolang tot ze echt worden gehoord.

Dat is niet zo onschuldig. Wie nooit meer naar zijn mening wordt gevraagd – toch niet over iets wezenlijks – dreigt op den duur stilletjes te verdwijnen. ‘Als je keer op keer de boodschap krijgt dat niemand nog echt op je inzichten zit te wachten, ga je je daar haast onbewust naar gedragen’, zegt Monika (81). ‘Je begint jezelf onzichtbaar te maken omdat je het gevoel hebt dat anderen dat van je verwachten.’ Ontelbare keren heb ik dat ondertussen al gezien. Hoe mannen of vrouwen op leeftijd het na een tijdje opgeven om hun stem te laten horen en steeds meer beginnen te zwijgen. Zo bevestigen ze ongewild de misvatting waar het allemaal mee begon. ‘Zie je wel!’, denken we dan. ‘Oude mensen willen lekker rusten. Beslissingen geven ze het liefst uit handen en een uitgesproken mening hebben ze al lang niet meer.’

Onzin natuurlijk. De meeste 75-plussers die ik ken, vinden het vreselijk wanneer er voor hen wordt gedacht, gehandeld en gesproken. Dat ze daar doorgaans niet luidkeels tegen protesteren, komt niet alleen doordat ze eraan gewend zijn geraakt dat niemand luistert. Ze zijn ook ontzettend bang om als een oude zeur te worden weggezet. Het gevolg is dat ouderen vaak veel minder inspraak hebben dan zou moeten. Eigenlijk zouden ze dus veel méér moeten zeuren en protesteren. Net zolang tot ze echt worden gehoord.

Ongebreidelde verjonging

Zeker als de benen wat minder meewillen en je moeilijker de deur uit kan, wordt het een hele klus om je mening nog te laten horen. Zelfs je stem uitbrengen – in een democratie als de onze toch de basis van alle inspraak – blijkt dan geen evidentie meer te zijn. Dat komt in de eerste plaats doordat veel tachtigers en negentigers geen idee hebben hoe ze bij de stembus moeten geraken. Zelf kunnen ze niet meer autorijden, het openbaar vervoer is een te grote uitdaging, hun kinderen wonen niet in de buurt en een taxi is te duur. En wat als het stembureau zich op de eerste verdieping van een school bevindt of ze een uur moeten aanschuiven voor ze aan de beurt zijn? Omdat ze ook daar geen amok over willen maken, blijven velen gewoon thuis.

Zeker op electoraal vlak zijn ouderen de toekomst. Alleen hebben de meeste partijvoorzitters dat nog altijd niet door.

Last krijgen ze daar niet mee. Heel wat huisartsen stoppen zorgbehoevende ouderen ongevraagd een medisch attest toe zodat ze niet hoeven te gaan stemmen. Zelfs de dokter van wijlen Fons Verplaetse, ooit kabinetschef van premier Wilfried Martens en gouverneur van de Belgische Nationale Bank, maakte een paar weken voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 aanstalten om een ziektebriefje voor hem te schrijven. Zwaar beledigd stuurde Verplaetse zijn huisarts wandelen, maar veel andere ouderen durven dat niet. Zelfs als het op hun stemrecht aankomt, willen ze vooral niet lastig doen.

Een kleine minderheid van de Belgische rusthuisbewoners gaat stemmen. Ook ouderen die nog thuis wonen, brengen hun stem veel minder uit dan andere leeftijdsgroepen. Nu de opkomstplicht voor de gemeenteraadsverkiezingen is afgeschaft, zullen er op verkiezingsdag wellicht nóg meer ouderen thuisblijven. Natuurlijk zijn er mensen op leeftijd die niet langer wilsbekwaam zijn of totaal geen boodschap meer hebben aan verkiezingen. Maar de voorbije jaren heb ik ook heel wat tachtigers en negentigers ontmoet die eraan houden om hun stem te blijven uitbrengen. Alleen kunnen ze dat soms heel moeilijk afdwingen. Dus geven ze met lange tanden een volmacht aan hun zoon, nicht of buurvrouw. In de hoop dat hun stem op de juiste plek terechtkomt. Zoals Yvette (92), die haar zoon bij de vorige verkiezingen vroeg of hij haar naar de stembus wou brengen. ‘Dat is toch veel te vermoeiend voor je!’, antwoordde hij. ‘Geef me gewoon een volmacht, dan doe ik het wel. Jij bent toch nog altijd voor de Open Vld, hé?’ Omdat Yvette hem niet durfde tegen te spreken, ging haar stem die zondag voor het eerst in haar leven naar de liberalen.

Wilsbekwame ouderen zijn volwaardige burgers. Ook als ze heel moeizaam stappen, aan hun huis zijn gebonden of hun bed niet meer uit kunnen.

Het stemrecht van de alleroudste burgers van het land stelt in de praktijk dus niet zo heel veel voor. Dat geen haan in de Wetstraat daar echt naar kraait, komt net doordat die groep electoraal niet erg interessant lijkt. Is er al politieke aandacht voor ouderen, dan gaat het altijd weer over de tekorten in de ouderenzorg en veel te weinig over andere praktische, juridische en wettelijke hindernissen, van mobiliteits- en woonproblemen tot het tekort aan bankfilialen en het recht op zelfbeschikking, waar velen keer op keer tegenaan lopen. In onze parlementen zitten vandaag ook amper mensen die echt voor hen opkomen, laat staan dat er parlementsleden van boven de 75 zouden zijn. Zelfs zestigplussers kom je in die assemblees maar sporadisch tegen. Niet zo vreemd natuurlijk. Al decennialang houdt een ongebreideld geloof in verjonging de Belgische politiek in de tang. Om de kansen te vergroten tijdens de jacht op de jonge kiezer brengen politieke partijen de hele tijd jeugdige kandidaten in stelling. Het gevolg is dat in de loop der jaren steeds jongere mensen – sommigen recht van de schoolbanken – naar gemeenteraden en parlementen zijn gestuurd. Dat mocht ook wel, want tot zo’n dertig jaar geleden waren het nog vooral witte vijftigplussers die het daar voor het zeggen hadden. Alleen is de slinger nu wel erg ver in de andere richting doorgeslagen. Niet zo slim van al die politieke partijen. Er zijn niet alleen heel veel ouderen die graag zouden stemmen maar daar om praktische redenen niet meer in slagen, de komende jaren zullen er ook nog eens ontzettend veel 75-plussers bijkomen. Zeker op electoraal vlak zijn ouderen de toekomst. Alleen hebben de meeste partijvoorzitters dat nog altijd niet door.

De wereld krimpt

Niet alleen in de Wetstraat komen ouderen veel te weinig aan bod. Naarmate je ouder wordt, is het ook steeds moeilijker om je stem in de Dorpsstraat te laten horen. Ben je net met pensioen, dan word je doorgaans met open armen ontvangen in verenigingen, seniorenraden en andere adviescommissies. Tot je te slecht ter been bent om je huis nog vlot uit te kunnen. Dat merkte Edward (84), die veel minder mobiel is sinds hij een trombose heeft gehad. Autorijden lukt niet meer en steunend op een rollator raakt hij nog hoogstens honderd meter ver. Doordat hij niet meer naar vergaderingen in het gemeentehuis kan gaan, zat er niets anders op dan zijn zitje in de seniorenraad terug te geven. Niet dat hij geen ideeën meer heeft. Alleen schrijft hij die nu neer in een stroom lezersbrieven die hij wekelijks naar een paar kranten stuurt.

Als veel tachtigplussers lijken te zijn ingedommeld, komt dat in de eerste plaats door ons.

Natuurlijk voelen niet alle 75-plussers zich geroepen om hun zeg te doen over het beleid op federaal, Vlaams of lokaal niveau. Naarmate je ouder en meer zorgbehoevend wordt, krimpt je wereld nu eenmaal in. Eerst wordt je biotoop een cirkel rond de buurt waar je woont, daarna rond je huis en op den duur soms zelfs rond je bed. Maar dat wil niet zeggen dat je geen mening meer hebt. Zelfs als je hele wereld alleen nog bestaat uit een kring rond je eigen gepijnigde lijf, is de kans aanzienlijk dat je nog altijd iets te zeggen wil hebben. Alleen is het dan meestal niet meer over de kernuitstap of het mobiliteitsbeleid in je gemeente, maar wel over de gang van zaken op de plek waar je op dat moment woont. Of dat nu een flat, een assistentiewoning of een woonzorgcentrum is. En dan bedoel ik niet alleen over het menu en de paasdecoratie in de cafetaria, maar over wezenlijke dingen, zoals de aanwerving van het personeel dat je verzorgt of de besteding van het activiteitenbudget. In de residentie waar Hedwige (89) in een assistentieflat woont, hebben ze dat helemaal begrepen. Toen er een tijd geleden een nieuwe woonassistent moest worden aangeworven, waren het niet de directie maar wel Hedwige en een paar medebewoners die de sollicitatiegesprekken voerden. Zij beslisten uiteindelijk wie de baan kreeg. ‘Logisch’, vindt Hedwige. ‘Die woonassistent is er om óns te helpen en dus weten wij het best wat voor iemand dat moet zijn.’

Wilsbekwame ouderen zijn volwaardige burgers. Ook als ze heel moeizaam stappen, aan hun huis zijn gebonden of hun bed niet meer uit kunnen. Dus hebben ze evenveel recht als iedereen om hun stem uit te brengen, in de een of andere commissie advies te geven of zich voor een actiecomité in te zetten. De hindernissen die hen daar vandaag van weerhouden, moeten we gewoon weghalen. Soms kan het al volstaan om de cafetaria van een woonzorgcentrum als stembureau in te richten of de seniorenraad in de woonkamer van een van de leden te laten samenkomen. Maar nog belangrijker is dat we eindelijk afstappen van de verwrongen overtuiging dat mensen die ouder en fragieler worden met rust willen worden gelaten. Als veel tachtigplussers lijken te zijn ingedommeld, komt dat in de eerste plaats door ons. Wij zijn het die hen met al onze goede bedoelingen in slaap hebben gewiegd. Niet alleen hebben ze het daardoor opgegeven om hun stem te laten horen, velen voelen zich ook compleet in de steek gelaten. ‘Het is zoals wanneer je roept tegen de televisie omdat de een of andere politicus onzin beweert’, zei Edward onlangs. ‘Niemand hoort je, het is ontzettend frustrerend en soms krijg je zin om de afstandsbediening naar het scherm te gooien. Dat vat het wel zo’n beetje samen. Sinds mijn lijf niet meer meewil, voel ik me eerder een woeste kijker dan een wakkere burger.’