De schakeringen van het grijze
Door Emilie Pariel , op Fri Nov 14 2025 10:15:00 GMT+0000Elle est curieuse, cette danse brute. Niet curieus in de gewoonlijke betekenis – eigenaardig – maar nieuwsgierig, onderzoekend. In BRUT verkent Kinga Jaczewska de ruimte tussenin. En zoals het vaak gaat wanneer een maker niet het ene of andere, geen zwart of wit, maar een tussenruimte, een grijs durft te verkennen, levert de zoektocht een slimme, dappere voorstelling op die het publiek leidt naar een geheel eigen schemerzone, tussen begrijpen en voelen.
In een vrijwel lege ruimte hangt tussen betonnen muren een wit vel papier van plafond tot vloer, gekreukt als een stugge huid. Het geheel is niet zonder hoop, want daarboven hangt een gele lamp – lees: zon – die zwak maar zeker het tafereel verlicht. Er huist toekomst in die zon. Welke toekomst is dat dan? Met brut kiest Kinga Jaczewska voor het brutalisme als uitgangspunt; als architecturale stroming, maar ook als sociaal systeem en als de ideologie die ooit in contrast stond met het kapitalisme. De Pools-Belgische Jaczewska onderzocht voor deze voorstelling de brutalistische architectuur van Le Corbusier en de variant uit Centraal Oost-Europa die, in tegenstelling tot het expressieve werk in West-Europa, gericht was op functionaliteit en neutraliteit.
In een vrijwel lege ruimte staan drie dansers. Ze dragen grijze werkkledij en turen de hoogte in; ze hebben hun ogen gericht op de muren en structuren. Nadat het publiek is stilgevallen – ssst … het begint – hoort het zichzelf weergalmen in de audiomontage. De dansers bewegen in strakke lijnen: er is een recht vooruit en achteruit, hier en daar een diagonaal. Ze bewegen vastberaden, herhalen patronen en toch lijkt het alsof zij er niet voor kiezen te bewegen, alsof ze gestuurd worden door de grillen van een hogere macht. Eén toon weerklinkt en verbindt: de dansers maken voor het eerst oogcontact met elkaar.
Functie boven vorm
In een vrijwel lege ruimte bewegen drie lichamen. Lichamen die als machines – ; schouders, ellebogen en knieën die als scharnieren –; handen die als sloopkogels door de lucht slingeren. Uithalen – inhalen – neerhalen – doorhalen – herhalen – verhalen. De choreografie doet wat het brutalisme doet en plaatst functie boven vorm door te zeggen: dit is een lichaam, zo kan het bewegen. In de verte luiden kerkklokken. Horen we die nieuwe religie waarover architectuurjournalist en historicus Owen Hopkins het in zijn essay ‘The dualities of brutalism’ heeft? Met dualiteiten verwijst Hopkins naar de tegengestelde of zelfs tegenstrijdige ideeën die het brutalisme samenbrengt in een ‘opwindende, creatieve spanning’. In de tegenstelling vindt ook Jaczewska haar inspiratie: de verhouding tussen individu en groep, tussen vrijheid en beperking, tussen expressie en neutraliteit.
In de tegenstelling vindt ook Jaczewska haar inspiratie: de verhouding tussen individu en groep, tussen vrijheid en beperking, tussen expressie en neutraliteit.
In herhaling verstrijkt de tijd. In een vrijwel lege ruimte maakt iedere beweging deel uit van een geschiedenis aan gelijkaardige bewegingen. Het zachte dier ‘mens’ komt uit haar keurslijf gekropen en wisselt tussen uitdrukken en onderdrukken. Er is een vrezen en er is een willen: de ander, het zelf, houvast, vrijheid. Er schijnt fel wit zijwaarts licht dat schaduwen werpt op de muren. De schaduw verdubbelt het lichaam, maakt van één velen: mensen zijn ook hun effect. Uit stadsgeluiden en aanzwellende tonen kruipt stilte tevoorschijn en spreidt zich uit over de dansers, legt gewicht op al hun bewegingen. Iedere handeling, in stilte verricht, giet een nieuwe laag beton uit boven op de vorige.

Voor wie vergeet echt te kijken, zou het grijs over grijs van ‘brut’ een monotone vlakte kunnen zijn, een ruimte waarin iets stolt en hardt. Niets is minder waar. Dit bewegen is niet vlak of afstandelijk; er staat wel degelijk iets op het spel. Met iedere beweging zetten de dansers zich verder klem of wrikken ze zich juist los. De dans knettert van de energie en de emotie. Waar zit de emotie? In de transparantie van de choreografie; het waden doorheen de stroperige substantie van de stilte; het zienderogen meer mens, dan weer meer machine worden?
Met iedere beweging zetten de dansers zich verder klem of wrikken ze zich juist los. De dans knettert van de energie en de emotie.
Deze vrijwel lege ruimte biedt geen aanhoudende catharsis – zelfs in iets onwrikbaar als beton gaat het schimmelen, ankert klimop zich en veroorzaakt barsten. In het verhaal van opnieuw en opnieuw bestaat geen einde, enkel een pauzeknop. Vanuit collectieve orde en synchroniciteit zoeken de dansers in steeds uiteenlopendere bewegingen naar individuele vrijheid, waarna ze uitgeput achterblijven en het publiek aankijken. De nietsverhullendheid van dit alles bevat een energie, een levenskracht.
Radicaal optimisme
De heldere keuzes van Jaczewska vormen de sterkte van ‘brut’: om het bewegingsregister te beperken, om in te zetten op herhaling, om te verdiepen. De tweedeling vast/vrij zou zich in een simplistische gedaante aan ons kunnen presenteren, maar Jaczewska zet door, diept tegenstellingen uit tot op het bot, neemt haar tijd, tot de schakeringen van het grijze zichtbaar worden. En daar, in het doorzetten, in de herhaling die tot uitputting en overgave leidt, zit de emotie. Het individu noch het collectief biedt verlossing, de kogel slingert door de lucht, van het ene uiterste naar het andere, als een pendulum. Toch voelt de voorstelling niet wanhopig – integendeel. In de weerbarstige mens, die zich in de vrijheid om zich uit te drukken zal blijven heruitvinden, die zal opstaan en naar de hemel zal reiken, schijnt het radicale optimisme van het brutalisme door.