De paradox van Lanchester. Over het niet opblazen van pijpleidingen

Door Sébastien Hendrickx, op Fri Dec 01 2023 23:00:00 GMT+0000

Milieuactivist en theatermaker Sébastien Hendrickx ziet zichzelf niet overgaan tot verregaande sabotageacties. Waarom eigenlijk niet?

Er is geen boek dat ik zo snel uitlas als Eco-sabotage, de Nederlandse vertaling van Andreas Malms How to Blow Up a Pipeline uit 2021. In de voorbije vier en een half jaar probeerde ik samen met bevriende milieuactivisten van Extinction Rebellion, Het Burgerparlement, Code Rood en Degrowth Belgium allerlei actievormen uit in de jacht op reële maatschappelijke impact. De wijzer van de doemklok bleef ondertussen onverbiddelijk doortikken, van vijf voor naar vijf na twaalf. Hoe stond ik eigenlijk tegenover sabotage?

In 2019 en 2020 bivakkeerden we burgerlijk ongehoorzaam op pleinen en kruispunten, tot we vonden dat die acties te routineus werden. We infiltreerden het Brusselse Autosalon om er verspreid over de verschillende expohallen tientallen vrolijk irriterende en mediagenieke verrassingsacties uit te voeren, in een poging om het ‘groene’ imago van de automobielsector onderuit te halen. Toen COVID-19 de publieke ruimte afgrendelde, ook voor milieuactivisten, gingen we online. We postten er een deepfakevideo van een speech van toenmalig premier Sophie Wilmès, waarin zij het verband legde tussen de brede milieucatastrofe en de verhoogde kans op pandemieën, en daarnaast de oprichting aankondigde van een Belgisch ‘Burgerparlement rond de Ecologische Noodtoestand’. Iets later werkten we we een gedetailleerd bestuurstechnisch plan uit voor zo’n burgerberaad en zochten contact met zowat elke politicus en politica die ertoe doet in dit land, op de extreemrechtse na. In 2020 en 2021 hielden we zoomcalls met een aantal van hen, en beantwoordden we de geschreven reacties van Bart De Wever en vele anderen. Op een ochtend, kort nadat de eerste COVID-19-golf was gaan liggen, haalden we met een kleine hit squad de glanzende metalen letters F, I, N, A, N, C en E weg van de Brusselse Finance Tower en vervingen die door de houten alternatieven R, E, S, I, L, I, E, N, C en E. De metalen originelen werden achteraf elk apart (en onbeschadigd!) per post opgestuurd naar de hoofdkantoren van politieke partijen.

Ondanks de eindeloze stroom nieuwsberichten en schokkende boeken slaag ik er nog steeds in om een groot stuk van mijn leven te leiden alsof de milieucatastrofe niet écht plaatsvindt.

Tijdens een misselijkmakend sjieke conferentie in de Europese wijk onderbraken we een speech van de CEO van Shell met een schreeuwkoor. We schilderden zinnen die activisten uit het Globale Zuiden ons hadden opgestuurd op sandwichborden, waarmee we vervolgens op zebrapaden gingen zitten om het verkeer te ontregelen. In 2022 en 2023 bezetten we sites van Total Energies en andere fossiele bedrijven, wolkjes blazend in de krakende kou. We stuurden de voorbije jaren ook nog boze opiniestukken op naar krantenredacties, trommelden BV’s op voor campagnefilmpjes, inclusief publiekslievelingen als Marleen Merckx uit de televisiesoap Thuis, spamden tientallen kranten-, radio- en televisiejournalisten aan beide kanten van de taalgrens met onze persberichten, knoopten gesprekken aan met de Vlaamse museumsector over een charter tegen fossiele sponsoring en trachtten coalities op te bouwen met vakbonden en een hele resem andere middenveldorganisaties. Op dit ogenblik bereiden we met het oog op de verkiezingen van juni 2024 een campagne voor rond beleidsvoorstellen die breken met het dictaat van eindeloze economische groei.

Actie Extinction Rebellion tijdens Autosalon in Brussel © Pieter Geens

Ik bespaar u de vele acties die te mislukt waren om op te sommen – mislukt omdat ze logistiek de mist in gingen, totaal genegeerd werden door de pers of vroegtijdig werden stopgezet door de politie. Al zou men zich zelfs bij de ‘gelukte’ kunnen afvragen wat die ‘reële impact’ ervan precies voorstelde. Teleurstellend weinig, vrees ik. Had het anders uitgepakt als we met meer zielen waren geweest? Als wat meer mensen mee hadden geblokkeerd en georganiseerd? Hoe het ook zij, eindeloos veel overtuigender dan al onze acties, video’s, tweets en persberichten waren de milieurampen zelf, die vanuit het perspectief van de geologische longue durée schrikwekkend snel toenamen, zowel in aantal als in slagkracht. En dan nog zagen we de Britse premier Rishi Sunak onlangs – anno 2023! – een reeks nieuwe olie- en gasboringen goedkeuren, en sprak onze eigen Alexander De Croo zich opnieuw met paternalistische ernst uit tegen ‘klimaatalarmisten’, dit keer op het prestigieuze podium van de Verenigde Naties. Achter het masker van de redelijkheid en rustige standvastigheid dat dit soort ‘leiders’ soms nog durft op te zetten, in een poging om zich te onderscheiden van de briesende trumpisten, schuilt evengoed absolute waanzin. Waarom de acties dan niet verder laten escaleren, al was het maar om met die relatief kleine groep activisten meer impact te hebben? Waarom niet voorbijgaan aan de geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid en voluit kiezen voor sabotage, zoals Malm betoogt in zijn razend interessante pageturner?

Actie Extinction Rebellion aan hoofdkantoor BNP Paribas in Brussel © Pieter Geens

Malm maakt een scherp onderscheid tussen begrippen die in de gemiddelde tweet of televisiestudio doorgaans gemakzuchtig, of bewust vilein, op één retorische hoop worden gegooid. Sabotage kan je allesbehalve geweldloos noemen, maar het geweld van sabotageacties richt zich tegen bezit, niet tegen personen. Dat is vanzelfsprekend een cruciaal verschil. Bovendien gaat het bij Malm niet om gelijk welk bezit, maar dus om ‘pijpleidingen’. Fossiele infrastructuur. Aangezien van dat soort eigendom eveneens geweld uitgaat, een groots, alomvattend geweld dat de materiële condities van het leven zelf ondergraaft, spreken sommigen liever over ‘ontmanteling’ of ‘ontwapening’ in plaats van sabotage. Het politiek meest mismeesterde woord van de voorbije 25 jaar – ‘terrorisme’ – wordt de laatste tijd steeds vaker gebruikt om milieuactivisten af te serveren, zelfs al beperken die zich tot acties van nadrukkelijk geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid. Ook sabotage verwarren we beter niet met terrorisme, tenminste als we dat laatste begrip willen behoeden voor betekenisinflatie. Bij terreurdaden draait het steeds om blind geweld tegen onschuldige burgers met de bedoeling een klimaat van angst te creëren.

Wat is eigenlijk het meest gewelddadige: pijpleidingen opblazen of ze niet opblazen?

Ongetwijfeld ben ik niet de enige lezer bij wie Malms pleidooi behoorlijk wat ongemak oproept vanwege het ethische appel dat ervan uitgaat. De wereld blijft doorbranden, steeds heviger, terwijl een significant deel van de beleidsmakers en industriëlen olie op het vuur blijft gooien, en de wettelijke kaders niet sterk genoeg blijken om dat geweld te stoppen – zie de beperkte impact van klimaatrechtszaken. In die context vind ook ik sabotage ondertussen een legitieme, moreel verdedigbare vorm van verzet. Zij die fossiele infrastructuur beschadigen zonder daarbij mensenlevens in gevaar te brengen, krijgen daarom mijn steun en mijn respect. Zelf zie ik me dan weer niet direct die sprong wagen. Maar waarom eigenlijk niet? Waarom gaan wij, diep bezorgde lezers van Eco-sabotage, niet massaal over tot het opblazen van pijpleidingen – gezien de extreme urgentie, de politieke nalatigheid, de juridische onmacht, de geringe impact van heel wat andere beproefde activistische strategieën? Vroeg in zijn boek verwijst Malm naar een essay van de Britse schrijver John Lanchester, die zich al in 2007 de vraag stelde waarom er, gezien de omvang van wat er allemaal op het spel staat, nog geen radicalere verzetsacties waren ondernomen. Malm noemt dit ‘de paradox van Lanchester’. Ik heb niet de pretentie om deze lastige ethische vraag hier te beantwoorden voor iemand anders dan mezelf, maar hé, wie weet, misschien herkennen een paar medeactivisten of Malm-lezers zich wel in mijn eigen kleine zelfonderzoek.

Actie Extinction Rebellion aan hoofdkantoor KBC in Brussel © Pieter Geens

Eerst en vooral is er de fameuze cognitieve dissonantie, iets waarvan natuurlijk ook milieuactivisten al eens last hebben. Ondanks de eindeloze stroom nieuwsberichten over natuurrampen verspreid over de ganse wereld, ondanks schokkende boeken als David Wallace-Wells’ wetenschappelijk doortimmerde The Uninhabitable Earth uit 2019, dat ik ergens halverwege definitief moest dichtklappen, ondanks de vele klimaattheatervoorstellingen, rampenfilms en eco-feministische kunstinstallaties slaag ik er nog steeds in om een groot stuk van mijn leven te leiden alsof de milieucatastrofe niet écht plaatsvindt. Ik bedoel dat veel van mijn dagdagelijkse handelingen niet volkomen doordrongen zijn van het bewustzijn van dat onheil. Een deel van mijn blindheid kan ik toeschrijven aan een copingmechanisme. Ik móét sommige informatie en kennis af en toe actief negeren omdat de emotionele impact ervan gewoonweg te overweldigend is en ik anders ’s ochtends mijn bed niet uitraak. Daarnaast heb ik dan weer het domme geluk op een plek te wonen waar ik de catastrofe voorlopig nog enigszins kán negeren. Van hieruit bezien blijven al die alarmerende nieuwsberichten, wetenschappelijke rapporten en kunstwerken grotendeels abstract, indirect, fictief. De meeste mensen om me heen in Brussel genieten ook van de te late nazomer. Ze lijken zich ook te gedragen alsof het niet écht waar is dat het hele Levensweb bliksemsnel uiteenrafelt. Was het allemaal dan toch maar een fabeltje? Die dagdagelijkse vormen van zelfbedrog verklaren voor een deel waarom mijn activisme tot op vandaag binnen een zekere comfortabele bandbreedte is gebleven en niet echt in verhouding staat tot de ernst van de situatie.

Cruciaal voor iemand die sabotage overweegt is de nuchtere, pragmatische vraag, voorbij alle heroïsche verbeelding rond moed en durf: is mijn actie het verregaande risico wel waard?

Verder speelt ook het gewelddadige karakter van sabotageacties vanzelfsprekend een rol, net als hun potentieel zware juridische consequenties. Iets vernietigen, zelfs al gaat het dan om iets waar een ontzaglijk vernietigende werking van uitgaat, kan ik moeilijk zomaar rijmen met hoe ik mezelf zie als persoon, iemand die toch eerder zachtaardig en vreedzaam is van inborst. Maar is fossiele ‘ontwapening’ niet net een door en door vreedzame daad? Wat is eigenlijk het meest gewelddadige: pijpleidingen opblazen of ze niet opblazen? Malm heeft het in zijn betoog nauwelijks over de persoonlijke risico’s die een saboteur loopt door te doen wat-ie doet. Wie gesnapt wordt, krijgt meer dan waarschijnlijk een serieuze boete en celstraf aan zijn broek, zeker nu de repressie tegen milieuactivisten ook in Europa hand over hand toeneemt, om nog niet te spreken van de publieke toorn die de saboteur wacht voor het volksgericht van de sociale media. Mijn vrijheid en comfort opgeven, potentieel maanden of jaren in isolatie en eenzaamheid doorbrengen, voor die tijd al mijn dierbare plannen en verlangens opschorten, waarvan sommige in de verste verte maar weinig met die milieucatastrofe te maken hebben … Beste Lanchester, beste Malm: dat is een offer waartoe ik me op dit ogenblik totaal niet in staat acht. Ik heb duidelijk nog te veel te verliezen op de korte termijn. De voorbije jaren was milieuactivisme een onderdeel van mijn leven, een belangrijk onderdeel. Ik offerde er behoorlijk wat tijd en energie voor op – ik verkeerde in de mogelijkheid om er behoorlijk wat tijd en energie voor op te offeren – en eerlijk gezegd kreeg ik er ook best veel voor terug. Nieuwe vriendschappen, zingeving, een uitlaatklep voor gevoelens van angst en paniek, wanhoop, woede … Maar vanaf welk punt ben je als milieuactivist genoeg geradicaliseerd om je hele leven in het teken te stellen van verzet? Vanaf wanneer ben je in staat om die cognitieve dissonantie tussen weten en handelen zodanig te verkleinen dat je naar de wortel van een probleem durft te gaan? Wanneer je zo goed als niets meer te verliezen hebt? Hmmmmm. Op dat moment is het waarschijnlijk al te laat. Vermoedelijk kan activisme je tegen die tijd totaal gestolen worden; je energie stop je dan vooral in het naakte overleven.

Actie Extinction Rebellion aan steenkoolterminal in Gent © Pieter Geens

Cruciaal voor iemand die sabotage overweegt is natuurlijk de nuchtere, pragmatische vraag, voorbij alle heroïsche verbeelding rond moed en durf: is mijn actie het verregaande risico wel waard? Een garantie op impact heb je als activist bij het meeste van wat je onderneemt sowieso maar zelden, en zelfs als er impact is, dan nog weet je niet of die uiteindelijk positief of negatief zal uitdraaien. Tegenstanders wijzen erop dat sabotageacties het brede publiek nog verder zullen vervreemden van de noodzaak tot een fundamentele maatschappelijke omslag, en al zeker wanneer die acties in het geniep worden uitgevoerd. De kracht van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid, zo gaat de redenering, schuilt net in het feit dat ‘gewone mensen’ niet alleen de wet overtreden, maar dat ook zichtbaar doen. Ze nemen expliciet de verantwoordelijkheid op voor hun daad. Andere stemmen scharen zich dan weer aan de kant van Malm en schatten de kansen van sabotage om een positieve impact te genereren een stuk hoger in. Saboteurs zorgen voor concrete, materiële reducties van de fossiele infrastructuur. Ze doen – op een illegale manier – wat onze overheden eigenlijk zouden moeten doen, en drijven zo de clash tussen moraal en wet, tussen wat goed is en wat vandaag legaal of illegaal is, nog verder op de spits. Ten slotte is er ook de theorie van de ‘radicale flank’, die erop neerkomt dat de aanwezigheid van meer radicale spelers de positie kan versterken van zij die als eerder gematigd worden gepercipieerd. ‘Geen Martin Luther King zonder Malcolm X’ is het klassieke voorbeeld dat je in die context steeds hoort.

Zal ik zelf op de kortere of langere termijn ooit de persoonlijke tipping point bereiken waarop ik kies voor sabotage? Geen idee. Wel is het zo dat ik me samen met heel wat andere milieuactivisten afvraag wat nu de volgende stap kan zijn, rekening houdend met het feit dat de meeste actiestrategieën die we al uittestten jammerlijk hebben gefaald. Welke alternatieve strategie kan de maatschappelijke tipping point dichterbij brengen, dat moment waarop het publieke verzet tegen de grootschalige politiek-economische sabotage van al wat leeft, onoverwinnelijk wordt? Idealiter zouden we daarbij de afweging of activistisch geweld al dan niet geoorloofd is helemaal niet moeten maken. Leefden we maar in een wereld waar we met verkiezingen, kritische journalistiek, wetenschappelijke rapporten, en ja, desnoods ook nog een paar urgente kunstwerken, klimaatstakingen, marsen en milieurechtszaken het grootste onheil konden afwenden!