De opkomst van de tv-‘Downie’
Door op Fri Dec 12 2014 08:36:37 GMT+0000Na krasse bejaarden en relatiezoekende boeren, klappen Nederlandse televisiemakers blij in hun handjes met de vondst van een nieuwe gouden minderheid: de medemens met het syndroom van Down. Met maar liefst drie programma’s op de Nederlandse televisie is de ‘tv-Downie’ met recht een beeldbuishype te noemen. Maar waar komt deze curieuze trend vandaan? En levert het emancipatie-technisch nog wat op?
Sara’s guitige blik heeft plaatsgemaakt voor neerslachtige ontgoocheling. Zittend in haar zuurstokroze kamer, behangen met posters van tieneridolen, heeft ze net gehoord dat verkering met Barry er voorlopig niet in zit: hij date al met iemand anders. Afwisselend turen haar koffiebruine kijkers onder de laaghangende wenkbrauwen naar hem, dan staart ze weer verslagen voor zich uit.
Sara: ‘Ik ben een beetje teleurgesteld in jou.’
Barry: ‘Want jij hoopt dat wij iets kunnen krijgen? Denk je dat dat zou kunnen?’
Sara: ‘Ja, misschien. Je weet het maar nooit wat de toekomst brengt.’
Barry: ‘Maar er is best een verschil tussen ons.’
Sara: ‘Ja, jij bent veertig en ik ben vijfentwintig. Niet echt een match.’
Het leeftijdsverschil is niet het enige dat haar doet afwijken van haar nieuwbakken ‘object der affectie’. Haar smalle, amandelvormige ogen, openstaande mond en nasale stemgeluid verraden het al: Sara is geboren met het syndroom van Down, in tegenstelling tot acteur Barry Atsma (Nederlands meest begeerde vrijgezel, zeker volgens Sara). Bovenstaande scène komt uit het alom gelauwerde en zeer goed bekeken programma Down voor Dummies, datgemaakt en uitgezonden wordt door de Nederlandse publieke omroep BNN.

In de docusoap probeert gelegenheidspresentator Atsma, die zelf een oudere broer heeft met een verstandelijke handicap, helder licht te schijnen op hoe dat nu is, leven met Down. Maandenlang volgt hij daarvoor drie jonge vrouwen in hun alledaagse bestaan: als onderwijsassistent op een basisschool, tijdens zoetsappige mijmeringen over toekomstige vriendjes, wanneer ze voor het eerst zelfstandig reizen met de bus, of als ze hun eten koken. Ondertussen vraagt Atsma naar ‘de ups en downs van hun leven’.
Het moge duidelijk zijn: het syndroom van Down is een regelrechte kijkdooshype
De BNN-serie is het zoveelste recente televisie-format waarin de gehandicapte, en meer specifiek de ‘Downie’, zich openbaart aan het Nederlandse televisiepubliek. Eerder vergaapten kijkers zich in groten getale aan de sympathiek-rebelse presentator Johnny de Mol, die het voor elkaar speelde om op verrassend integere en natuurlijke wijze op te trekken met ‘Downies’ (Down met Johnny); een rockband vormde met twee verstandelijk gehandicapte jongens (Down met Johnny rocks!); en zijn innerlijke fairy godmother tot wasdom liet komen bij het vervullen van wensen van zijn nieuwe gehandicapte vrienden (SynDROOM), variërend van praktisch tot decadent: van het halen van een rijbewijs tot het klinken met champagneglazen met de nummer één dj van de wereld op Ibiza. SynDROOM kreeg dit najaar een tweede seizoen op RTL, de grootste commerciële zender van Nederland, en trok met de eerste aflevering direct anderhalf miljoen kijkers.
Het moge duidelijk zijn: het syndroom van Down is een regelrechte kijkdooshype. Maar waarom eigenlijk? Hoe komt het dat zowel commerciële als niet-commerciële televisieproducenten en programmamakers net nu ‘Downies’ en masse opgraven als blinkend televisiegoud? En: wat leveren deze fifteen minutes of fame op voor de mediagenieke ‘Downies’ als groep?
‘Onderbuikgevoelens’, goodwill en luchtigheid
_Down voor Dummies_wordt uitgezonden door BNN op de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Alle eenentwintig omroepverenigingen die uitzenden via de drie NPO-zenders, waaronder dus BNN, moeten zich houden aan de Nederlandse Mediawet, waarin doelstellingen, taken en het algehele programmeermodel staan vastgelegd. Zo moeten de omroepen zorgen voor een gevarieerd en kwalitatief aanbod van programma’s, waarbij educatie, cultuur, informatie en amusement wordt geboden aan niet louter het grote publiek, maar ook aan kleinere, minder zichtbare doelgroepen. Met het credo ‘de publieke omroep is van iedereen, voor iedereen’, streeft de NPO, ‘zonder een enkele groep in de maatschappij uit te sluiten’, naar een ‘representatief beeld van diversiteit in de samenleving’. De Mediawet werkt weliswaar keurig met percentages voor de verdeling van het soort zendtijd, qua informatie en amusement, maar een verdeling van de inhoud van programma’s is niet vastgelegd. De VRT daarentegen wijst in haar diversiteitsbeleid specifiek op personen met een handicap en heeft zelfs een ‘cel diversiteit’ om dit beleid te bewaken. De diversiteitsweergave bij de NPO lijkt dan ook een free floating, open begrip, dat bovendien vooral lijkt te focussen op allochtonen en een eerlijke genderverhouding.
BNN heeft dus een vage inhoudsplicht, maar besteedt desalniettemin relatief flinke aandacht aan de fysieke en mentaal beperkte medemens. De jongerenomroep werd opgericht door Bart de Graaff, die zelf een chronische nierziekte had. De Graaff overleed in 2002, maar de bijzondere aandacht voor levensbepalende beperkingen bleef. De omroep maakte vijf reeksen van het confronterende en meermaals bekroonde Over mijn lijk (de Vlaamse adaptatie heette Doodgraag Leven, uitgezonden door Eén in 2008). Hierin worden terminaal zieke jongeren gevolgd tot aan hun laatste zucht. Daarnaast maakt BNN al dertien seizoenen Je zal het maar hebben, een infotainment-format waarbij de diensthebbende presentator een dag op stap gaat met jonge mensen met een beperking. Bij BNN is het niet alleen de opgelegde verantwoordelijkheidsfactor die dit soort programma’s oplevert; het komt vooral door de persoonlijke goodwill en bekwaamheid van de programmadirectie om ‘in te haken op wat er speelt in de samenleving’.
De grootste commerciële tegenhanger, RTL Nederland, heeft geen diversiteitsovereenkomst met de overheid en van een structureel aandachtsbeleid is dan ook geen sprake. Vrijheid, blijheid, zou je kunnen stellen, dus vanwaar dan toch de vrome bekommernis om die ‘Downies’? Hoe vond de mens met het syndroom van Down zijn weg naar het televisiescherm? En hoe heeft hij daar weten te beklijven, al enkele seizoenen lang? De ‘Downie’ weet zich immers een pad te banen tussen al het grof geweld van reality-tv, de immer aanhoudende zondvloed aan talentenjachten en de uitgeknepen dramatiek van emo-tv. ‘We hebben geen beleid, maar we zijn wel de grootste commerciële zender van Nederland, en daarmee rust een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid op ons’, stelt RTL-woordvoerder Susanne Kolfschoten. Net als de NPO, kijkt ook RTL als zender ‘goed naar wat er leeft in de samenleving en waar er behoefte aan is’. Dat lijken geen loze woorden: in het verleden bleek RTL al gul met zendtijd rondom thema’s als pesten, scheiden, armoede en verslaving. ‘We merken op: dit is nu actueel, het komt van “onderuit” en wij pikken dat op. Het gaat om onderbuikgevoelens’, licht Kolfschoten toe.
RTL maakt programma’s voor een groot en breed publiek. En dat betekent, enkele uitzonderingen daargelaten, dat de programma’s een hoog amusementsgehalte hebben. Leuk, luchtig en positief: dat lijken de steekwoorden van elk succesvol format met aantrekkingskracht bij verschillende doelgroepen, ook wanneer de inhoud maatschappelijk relevant is. Het moet een ‘hap, slik, weg-kijkervaring’ zijn, waarna je je niet eens schuldig hoeft te voelen. Je hebt je immers te goed gedaan aan maatschappelijk relevante kost: je zou je haast een betere wereldburger voelen! Ook SynDROOM lijkt op deze formule in te spelen, en met aanzienlijk succes: afgelopen september werd het RTL-programma genomineerd voor de hoogste Nederlandse televisieprijs, de Gouden Televizier-Ring.
Lachen, gieren, brullen met Down
SynDROOM loopt volgens de succesformule van RTL over van een joviaal soort optimisme jegens de beperkte mens. Dat komt bijzonder goed naar voren in het verhaal van de geestelijk gehandicapte Sven, die in het eerste seizoen aan bod komt. Die jubelende toon wordt al ingezet bij de inleiding van presentator Johnny de Mol: ‘Mensen met een beperking zijn helemaal niet zo anders dan je zou denken. Kijk maar naar Sven, een doodnormale Hollandse jongen die ervan droomt, net als iedereen, om piloot te worden!’ De eenentwintigjarige Sven is ‘supersociaal, vrolijk en altijd in voor een geintje’, heeft een rijbewijs, speelt gitaar en voetbalt. ‘Een echte doorzetter’, aldus De Mol. Zijn ware liefde is de luchtvaart, vooral dankzij het uitzicht en de stewardessen. Het toneelstukje is snel in elkaar geflanst: Sven mag vliegen in een vliegsimulator van een Boeing 747.
SynDROOM loopt over van een joviaal soort optimisme jegens de beperkte mens
Even later zien we Sven in pilotenuniform en met een Ray-Banop zijn neus, geflankeerd door drie stewardessen aan iedere arm. Hij loopt zo trots door de hal van luchthaven Schiphol. ‘Wat een feest!’, roept een lachende voice-over. Er wordt ook nog gevlogen in een luxe privé-jet, en eenmaal geland neemt De Mol liefdevol afscheid van een stralende Sven: ‘Je bent een wereldgozer!’ Op de achtergrond weerklinkt de zoetgevooisde Bruno Mars: ‘When I see your face, there’s not a thing that I would change, ‘cause you’re amazing, just the way you are …’ Een kijker zou zo bedenken dat leven met een beperking eigenlijk lachen, gieren, brullen en dus hartstikke tof is. Maar daar steekt De Mol een stokje voor door in iedere uitzending ook een een-tweetje met de ouders van de deelnemer te doen. Zij vertellen de schaduwzijde van het verhaal; meestal dat de geboorte van een gehandicapte baby ‘even schrikken’ was, ‘de wereld stortte in’, en in sommige gevallen duurde het jaren voordat het kind volledig geaccepteerd werd in het gezin. Een sensitief pianomuziekje vult de ruimte tussen de gesproken woorden in. Gelukkig eindigt de bekentenis immer met een vrolijke noot: de familie is nu trots op hun beperkte bloedverwant, hij is een verrijking en inmiddels een onmisbare deelgenoot in hun geluk.
De ‘Downie’ is er en draait trots volop – voor zijn doen – mee in de maatschappij, lijkt het veertig minuten durende festijn van SynDROOM te zeggen. Als maatschappelijke verantwoordelijkheid van de zenders het voornaamste grondmotief is voor de groeiende zichtbaarheid van ‘Downies’, hoe zit het dan eigenlijk met de aanwezigheid van andere minderheden op televisie? Neem nu eens etnische minderheden, samen zo’n drie miljoen Nederlanders. Uit onderzoek blijkt dat deze groep, net als gehandicapten, niet in de juiste verhouding tot de bevolkingsaantallen wordt gerepresenteerd op televisie. Wanneer dit wel gebeurt, dan is dit overwegend als een geassimileerde immigrant in een luchtige en humorvolle setting. De jeugdserie SpangaS, uitgezonden door de publieke kinderomroep ZAPP, treedt op als prima voorbeeld. De serie gaat over het wel en wee van de leerlingen op het Spangalis college, waarvan zeven van de tweeëntwintig spelers allochtoon zijn. De Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren spreken accentloos Nederlands, en ondanks de minimale verwijzingen naar hun etnische achtergrond, zijn ze volledig geïntegreerd in de Nederlandse cultuur. De nadruk ligt op universele tienerproblematiek als pesten en verliefdheid; onderwerpen als eerwraak of een strenge islamitische opvoeding komen niet aan de orde. ‘Allemaal zo anders, maar toch één’, stelt de titelsong hoopvol.

Geldt deze gesuggereerde tv-tolerantie ook voor orthodoxe vrouwfiguren in een burka, illegale vluchtelingen of opgesloten tbs’ers – de Nederlandse variant van Belgische geïnterneerden? Het antwoord laat zich raden. Om de meest primaire budgetverschaffers, de adverteerders en de overheid, niet voor de borst te stoten, is het medium televisie nog altijd genoodzaakt hevig omstreden thema’s die de ideologisch dominante groep aanvechten of dreigen te ontwrichten, met zijden handschoentjes aan te pakken. Daaronder vallen niet meer de ‘Downies’: de algemene maatschappelijke attitude tegenover mensen met een handicap is tegenwoordig van positieve aard. Dankzij emanciperende wetgeving – in 2006 werd een VN-conventie aangenomen specifiek ter bescherming en bevordering van de rechten van de mens met een handicap – langlopende overheidscampagnes en een simultaan evoluerende zorgbenadering, worden fysiek en mentaal gehandicapten steeds meer bejegend als medeburgers met gelijke rechten en plichten. De dreiging van de zorgbehoevende en kwetsbare ‘Downie’ is daardoor miniem, en dat maakt hem een welkome en graag geziene gast op de beeldbuis.
De Downies: zichtbaar omwille van Down
De spiegelfunctie van de media, waar zowel de NPO als RTL kordaat aanspraak op maken, is een achterhaald en alom neergesabeld gegeven, alleen al omdat er geen kant-en-klare ‘realiteit’ is die geduldig wacht op vertoning. De ‘realiteit’ blijft een sociale constructie, en immer aan verandering onderhevig. Zelfs dit door de mens geschapen idee van wat waar is, kan onmogelijk in zijn volledigheid door het medium televisie worden gereflecteerd: de aard van tv zelf is, door localiteit, institutionele regelingen of door de eerder aangehaalde economische imperatieven, uitermate selectief in wat het kiest weer te geven en op welke wijze. De realiteitszin van tv-representaties is dus hoogst discutabel, al is vanuit een macro-perspectief bekeken het Nederlandse omroepbestel bestendig verankerd in de Nederlandse cultuur. Het spiegelt, in meer of mindere mate, wel degelijk gangbare regels, conventies, wetgeving en brede maatschappelijke of markttrends.
De VN-conventie uit 2006 voor gelijke rechten voor personen met een handicap spreekt duidelijk de media aan tot sensibilisatie en bewustmaking. Zij worden opgeroepen om in hun voorstelling de vooroordelen over mensen met een beperking te bestrijden, door hen waardig te representeren en hun mogelijkheden te tonen. Amper twintig jaar geleden, in de jaren 1990, toonde de televisie vooral clichématige gehandicapten: in nieuwsverslagen werd de gehandicapte medemens als passief en hulpbehoevend voorgesteld, óf juist als heldhaftig en moedig, al helemaal wanneer hun handicap gecompenseerd werd met een bijzondere prestatie. En dit was slechts in de zeldzame gevallen dat er überhaupt aandacht aan deze groep werd besteed; nog veel vaker was, en is, er sprake van een structurele onderrepresentatie van personen met een beperking. In 2010 kwamen gehandicapten voor in 6% van de Nederlandstalige programma’s die werden uitgezonden tijdens prime time. Dit percentage is ietwat toegenomen dankzij de huidige ‘Downie’-hype, maar het blijft relatief een zeer geringe zichtbaarheid.
Hoe mooi de intentie van de omroepen ook is of lijkt, deze programma’s zijn in eerste instantie toch echt gemaakt om te amuseren
‘We zijn er desalniettemin blij mee’, zegt Gert de Graaf van Stichting Down Syndroom. ‘Down voor Dummies en SynDROOM zijn programma’s die voelbaar integer zijn gemaakt. Maar let wel: ze geven absoluut geen representatief beeld van de gemiddelde persoon met Down. Dan hadden we ook wel mensen gezien die in een veel slechtere staat zijn dan de deelnemers nu.’ In die zin is Down__voor Dummies dan ook clichédoorbrekend: het stelt de unieke identiteit van de drie vrouwen met Down voorop en zoomt in op hun capaciteiten, hobby’s, sociale interactie met anderen. Allemaal eigenschappen die de mens benadrukken, en niet zozeer de handicap. Het BNN-programma toont behoorlijk ontwikkelde dames met Down, die zich zelfstandig opstellen, die zich zonder moeite verstaanbaar kunnen maken en die met hun werk ook actief deelnemen aan de samenleving. SynDROOM, dat de wensen van diverse ‘Downies’ vervult, toont meer mensen met het syndroom en geeft daarmee allicht een heterogener, en tegelijk oppervlakkiger beeld van de ‘Downie’. Ook hier geldt dat ze in staat moeten zijn een coherent verhaal te vertellen, en om kunnen gaan met de plotselinge onderbreking van een flitsende cameraploeg in hun dagelijks leven. Hoe mooi de intentie van de omroepen ook is of lijkt, deze programma’s zijn in eerste instantie toch echt gemaakt om te amuseren: het zijn de meest mediagenieke mensen met Down die de kans krijgen bezocht te worden door aantrekkelijke, bekende televisiepresentatoren, die an sich garant staan voor grote hoeveelheden kijkers. De medialogica wint altijd.
De huidige televisiehype is dus nogal voorzichtig en daarmee eenzijdig in zijn representatie van de happy ‘Downie’. De (over)toegankelijke en vluchtige televisiecultuur kan dan ook betwist worden. Toch kan niet ontkend worden dat televisie een krachtig medium is waarmee een divers publiek geïnformeerd kan worden en waarmee wederzijds begrip bevorderd kan worden. Het kan de kijker een discours verschaffen waarin ongelijkheid als onacceptabel en illegitiem wordt gepresenteerd. Audiovisuele media zijn effectief in het beïnvloeden van houding en gedrag, juist doordat ze een gezicht lenen aan mensen die men gewoonlijk niet in het dagelijks leven ontmoet: de gedeelde sociale ruimte tussen mensen met en zonder beperking is immers summier. Dankzij het beeldscherm kan de (angstige of onwetende) kijker op veilige afstand in contact komen zijn gehandicapte naaste. Van bijzonder belang hierbij is dat het beeld positief herkenbaar en met name correct is. En dus genuanceerd en afwisselend, met het doel de bekende negatieve stereotyperingen van het verleden omver te werpen.
Naast de overduidelijke en aanvechtbare feel good-grondtoon van Down for Dummies en SynDROOM, geven beide programma’s blijk van een ander, overkoepelend cliché: de ‘Downie’ wordt getoond omwille van zijn handicap. Hij/zij is blijkbaar verplicht om aan ons, de grote ‘normale’ meerderheid, te tonen hoe zijn leven eruit ziet. Informatie en zichtbaarheid vormen ongetwijfeld een eerste stap tot grotere gelijkwaardigheid, maar er was al eerder sprake van daadwerkelijke media-emancipatie van ‘Downies’ in 2011: de VARA zond op de NPO wekelijks de soapserie Downistie uit. Twaalf weken lang werd elke vrijdag drie minuten zendtijd hiervoor weggelegd in De wereld draait door. De soap, gemaakt in samenwerking met een belangenvereniging voor Down, draaide om vijf jonge personages met het syndroom van Down. De acteurs hadden duidelijk talent en een grote liefde voor acteren; de thema’s waren ‘soapwaardig’ en liepen uiteen van overspel tot abortus, van vechtscheiding tot tragische ziekten - maar niet de ‘ziekte’ van Down. Een ander voorbeeld is de Amerikaanse jongerenserie Glee. Duidelijk is dat actrice Lauren Potter het syndroom van Down heeft, maar nergens wordt dit in de serie expliciet uitgespeeld.
In beide voorbeelden krijgen personen met een handicap toegang tot een platform – televisie – en een metier – acteren – waar ze doorgaans van uitgesloten worden. Maar het kan ook structureel: ‘Downies’ in een reguliere soap, als kandidaat in een spelshow, als een mening van de straat – want ja, ook personen met Down hebben stemrecht en kunnen best gevraagd worden naar hun politieke mening. Televisie behelst vele mogelijkheden om de ‘Downie’ en andere mensen met een beperking op te nemen als vol- en gelijkwaardig lid van de samenleving. Het is misschien eng of onconventioneel, maar zeker noodzakelijk als de gewichtige woorden ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ zijn gevallen. Want wie A zegt, moet ook B zeggen.
De samenleving: Romantiek 3.0 en de ‘echte’ reality
Om dit te bewerkstelligen is waarschijnlijk nood aan een meer proactieve houding van organisaties en belangenverenigingen van mensen met Down. Zowel RTL als Stichting Down Syndroom geven aan dat Downverenigingen in het beste geval de functie van intermediair op zich nemen: op verzoek kunnen zij de televisieproducenten in contact brengen met personen met Down. Hoe deze verder worden gerepresenteerd, ligt volledig in handen van de makers. Dat tv-kijkend Nederland klaar is voor de confrontatie met de beperkte medemens, en deze zelfs hartelijk heeft omarmd, blijkt uit de kijkcijfers die standaard bestaan uit zeven cijfers. Kan het publiek zich soms zo goed vinden in de actuele aanleiding? Is dit echt iets ‘dat speelt in de samenleving’? Aanleiding voor Down voor Dummies is eigenlijk de introductie van de NIPT-test, die sinds april gratis verkrijgbaar is in Nederland. Hiermee kan al vroeg in de zwangerschap achterhaald worden of de foetus Down heeft, en zo kan bewust gekozen worden om het al dan niet ter wereld te laten komen. Wat als er straks geen kinderen met Down meer geboren worden? Wat verdwijnt er dan precies? Down voor Dummies werd in productie gezet om die vragen te beantwoorden, en zo indirect brandstof te geven aan een publieke discussie over de maakbaarheid van de mens en de maatschappij.
Het zou inderdaad zeer fraai zijn als dit inderdaad die miljoenen kijkers aan het hart gaat. Televisiegoud ontstaat echter niet, zeker als het ontdekt wordt door de commerciële zenders, door een volwaardige, actuele en gegronde reden voor een programmaformat. Was het maar zo’n feest! Televisiegoud ontstaat juist domweg doordat grote groepen mensen bij één programma besluiten hun afstandsbediening weg te leggen. Dat gebeurt wanneer de kijker iets ziet waar hij een lacune aan ervaart. Ja, dat kan simpele verstrooiing zijn. Misschien heeft de kijker behoefte aan plat tijdverdrijf of ‘aapjes kijken’. Maar misschien is hier ook echt sprake van een wezenlijker nood die voortkomt uit de huidige tijdsgeest. Wat is dat je ne sais quoi van Down en waarom hebben wij er nu pas nood en oog voor?
De hype van de tv-‘Downie’ sluit naadloos aan bij de behoefte aan authenticiteit van de kijkers: het zijn echte verhalen, echte emoties, van echte mensen die net wat anders zijn
Het antwoord is wellicht al gegeven door de excentrieke Lidewij Edelkoort, Nederlands meest bewierookte trendwatcher. In een interview met HUMO in 2012 ‘voorspelde’ ze zowaar dat we op de drempel staan van een nieuw romantisch tijdperk: ‘We zijn moe van de angst. We gaan een harmonische en bijna animistische periode tegemoet.’ Wat dat zoal omvat? Een afnemende angst voor het irrationele, een overeenstemmige samenwerking tussen beide hersenhelften, een zorgvuldige omgang met de natuur en met elkaar, de nadruk op ‘samen doen’, holisme. Want volgens Edelkoort zullen we, als tegenreactie op het kille rationalisme en het economisch individualisme van de afgelopen vijftien jaar, ‘op intensere wijze met het leven omgaan, en absurdisme en evocatieve uitdrukkingskracht hoogtij laten vieren’.
Edelkoorts devies om weder te keren naar ‘de basis’ onder het oogmerk ‘verantwoord leven’ slaat de plank zeker niet mis – al klinkt het wat utopisch. Trends als sociale innovatie, duurzaam ondernemerschap, de hang naar het lokale en de wens het verhaal achter het product te kennen, tonen de huidige marktoriëntatie op ‘verlangzaming’. ‘En markt- en maatschappelijke tendensen vinden uiteindelijk altijd hun doorslag naar het blinkende beeldscherm, in dit geval bewust en duurzaam leven’, aldus Monique Timmers, televisiewetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam. De hype van de tv-‘Downie’ sluit dus naadloos aan bij de behoefte aan authenticiteit van de kijkers: het zijn echte verhalen, echte emoties, van echte mensen die net wat anders zijn en daardoor nieuwsgierigheid – en geen angst – wekken.
Mensen met het syndroom van Down hebben wat dat betreft een hoop gemeen met die andere prominent aanwezige ‘bijzondere’ groepen op de Nederlandse televisie: boeren (Boer zoekt Vrouw) en ouderen (Oudtopia, Geer en Goor: waarheen, waarvoor?, de documentaire 69: liefde, seks, senior). De verhalen zijn allen letterlijk ‘uit het leven gegrepen’; het zijn schaamteloze, kwetsbare en ongeknutselde portretten, waardoor de geportretteerden ontwapenend werken. Deze ongefilterdheid, het niet kunnen doen alsof, biedt tegenwicht in een wereld waarin het overgrote merendeel van de beelden gemanipuleerd is: het is ‘echte’ reality-televisie. Daarnaast tonen ‘Downies’ de kijker vooral een andere kwaliteit van het echte leven: het levendig kunnen genieten van het moment, blij zijn met het kleine, emoties niet verhullen, ‘wij’-denken in plaats van ‘ik’. De ‘Downie’ als boegbeeld van Edelkoorts ‘Nieuwe Tijd’? Het zou zomaar kunnen. Want hype of niet: de ‘Downie’ is er altijd geweest en wil ook blijven. Hij mag het snoepje van dit televisieseizoen zijn, maar hij wil blijvend aanwezig zijn. En dat moet kunnen: een structurele zichtbaarheid, ook als het niet direct televisiegoud oplevert.
In de laatste aflevering van Down voor Dummies kampt Sara nog steeds met een heimelijke verliefdheid voor presentator Barry. Het leeftijdsverschil en zijn relatiestatus lijken haar geenszins te deren. Sara wil actrice worden én professioneel kleding strijken. Maar vooral in haar derde ambitie, scenarioschrijver worden, vindt ze een uitlaatklep voor haar miskende hartstocht. IJverig en geconcentreerd, blad na blad vullend, werkt ze aan een script voor een romantische komedie, die draait om de verliefde personages Gabriela en Troy. Sara heeft daarnaast ook castingideeën: ‘Ik wil heel graag dat ik het meisje speel, en Barry Atsma mijn vriendje’, verkondigt ze met stoute pretogen. Even aarzelt ze, giechelt, en voegt dan toe: ‘En dat we dan gaan zoenen, want ja … in deze serie (Down voor Dummies, red.) kan dat niet.’Nog niet, Sara, maar houd hoop. Want, zoals je zelf al zei, wie weet wat de toekomst brengt.
Grete Simkuté is vers afgestudeerd mediawetenschapper. Ze schreef eerder als kunstcritica en cultuurjournaliste voor De Morgen, H ART en De Standaard.