De kunstenaar als spelverdeler

Door Zoë De Bock, Jakob Van den Broucke, op Mon Nov 30 2020 23:00:00 GMT+0000

Verschillende hedendaagse kunstenaars integreren spelvormen in hun werk en nodigen zo de toeschouwer uit om mee te spelen. Maar is dat een evenwichtig samenspel of blijft de kunstenaar de spelverdeler? Waar begint de spelwereld? En is het spel vrijblijvend?

In een poging het plezier van kunst te delen, kiezen bepaalde kunstenaars ervoor om hun praktijk vorm te geven als een spel. Wanneer we spelen betreden we een tijdelijke fictie, een spelwereld, waarin andere regels gelden dan die van de wereld van alledag met al haar taken en beslommeringen. Daar ontstaat, op de grens tussen inspanning en ontspanning, het plezier. Dit betekent niet dat spelen altijd plezierig is: we kunnen verliezen, gesaboteerd worden, verveeld geraken. Het plezier zit eerder vervat in de keuze de spelwereld te betreden en zo de dagelijkse sleur te doorbreken. Net daarin schuilt een interessante parallel met de kunsten, want: kan ook kunst niet, net zoals een spel, alternatieven blootleggen voor de alledaagse normativiteit en normaliteit?

De praktijk van het alledaagse

Volgens cultuurfilosoof Michel De Certeau is er binnen de bestaande, normatieve structuren ook ruimte voor spelplezier. In L'invention du quotidien (1980) bevraagt hij het klassieke onderscheid tussen cultuurconsumptie en -productie, dat de relatie tussen de twee grotendeels als eenrichtingsverkeer van actieve producent naar passieve consument beschouwt. De Certeau ontwaart een veel dynamischere interactie, waarbij ook de consument binnen het kader van het bestaande aanbod voortdurend eigen accenten aanbrengt. Op die manier is consumptie tegelijk ook productie van cultuur, en wordt bijvoorbeeld het bekijken van een kunstwerk een creatieve activiteit op zich, die associaties, ideeën en inzichten genereert.

De Certeau wijst op de inventiviteit in het alledaagse leven.

In zijn analyse plaatst De Certeau de concepten ‘strategie’ en ‘tactiek’ tegenover elkaar. ‘Strategie’ omschrijft hij als een instrument van machthebbers. Instituten en instanties ontwerpen strategieën om maatschappelijke fenomenen onder controle te krijgen, en creëren zo een kader van waaruit de maatschappij wordt georganiseerd. ‘Tactiek’ verbindt hij daarentegen met individuen, consumenten, die door middel van hun acties veranderingen kunnen aanbrengen in dat kader, om het uitdagen en de grenzen ervan op de proef te stellen. Denk bijvoorbeeld aan het fenomeen van de olifantenpaadjes, waarbij burgers op eigen houtje kortere routes creëren in de publieke ruimte die afwijken van het door planbureaus opgelegde stratenplan.

De Certeau wijst op de inventiviteit in het alledaagse leven, en hecht belang aan de uiteenlopende manieren waarop wij mensen onze omgeving naar onze hand zetten en zo mee de cultuur produceren waarin we leven. Het alledaagse ziet hij als een strategisch bezette ruimte waarbinnen we met ogenschijnlijk kleine gebaren op tactische wijze altijd weer opnieuw vrijheidsmarges creëren.

Een uitnodiging om samen te spelen

Veertig jaar na publicatiedatum zijn De Certeaus ideeën nog steeds relevant. Heel wat kunstenaars plaatsen immers de agency van de consument, de toeschouwer, op de voorgrond in hun artistieke praktijk. Door hun kunst op een speelse manier vorm te geven, nodigen ze toeschouwers uit om mee te spelen en willen ze het plezier van het maken van kunst delen.

Zo konden bezoekers van de groepstentoonstelling Multiplied (2018) in de Antwerpse off-space Troebel Neyntje in ruil voor één euro hun favoriete stukje van Leonardo Da Vinci’s Mona Lisa mee naar huis nemen. Kunstenaar Zena Van den Block presenteerde het eeuwenoude schilderij namelijk als een puzzel van 500 stukjes en bood toeschouwers de kans om zich letterlijk een stukje van (een reproductie van) het meest beroemde werk uit de kunstgeschiedenis toe te eigenen, zij het een vingernagel, een fragment van het rotsachtige landschap of van haar veelbesproken glimlach. Een jaar later stelde Van den Block het resultaat tentoon: The Least Favourite Pieces of the Mona Lisa. Het overgebleven beeld onthult de visuele voorkeuren van de toeschouwers: men had klaarblijkelijk meer interesse in haar aangezicht en decolleté dan in het landschap in atmosferisch perspectief.

Van den Block materialiseert hier als het ware De Certeaus idee van het actieve consumeren. Waar van een puzzel verwacht wordt dat er maar één mogelijke oplossing is, draait Van den Block deze verwachting om. Het staat iedere puzzelaar vrij een eigen invulling te geven aan de mogelijke ‘oplossing’. De toeschouwer wordt geactiveerd als deelnemer aan het spel, en wordt zo ‘mede-maker’ van het resulterende kunstwerk aan de witte wand. Van den Block omarmt daarbij het onvoorspelbare aspect dat eigen is aan een spel.

Ook de Nederlandse performance- en beeldend kunstenaar Cindy Moorman zoekt in haar oeuvre vaak de spanning op tussen kijken en deelnemen. Ze onderzoekt in haar performances, die ze zelf geënsceneerde ontmoetingen noemt, hoe we ons als mensen ten opzichte van elkaar verhouden. In aanvullende tekeningen, schilderijen, foto’s en kledingstukken visualiseert ze plannen, ideeën en reflecties die deel uitmaken van haar doorlopende onderzoek. Dit alles geeft ze vorm aan de hand van een kleurcode, waarbij elke kleur een eigen betekenis heeft: het ‘Gegevene’ is zwart, het ‘Men’ is wit, het ‘Vlak’ is oranje, het ‘Ik’ is blauw, de ‘Ander(en)’ zijn rood, de ‘Objecten’ zijn groen en de ‘Constructies’ zijn geel.

Cindy Moorman, de Constructies (het Wij, het Vlak en de Objecten), 2017.

In De Constructies (het Wij, het Vlak en de Objecten) (2017) liet Moorman 64 mensen gehuld in een paarse cape een tribune betreden. Als samensmelting van het blauwe ‘Ik’ en de rode ‘Ander(en)’ symboliseert de kleur paars het ‘Wij’. De groep van 64 bestond voor de helft uit performers, die gedurende tien minuten een vierstemmig akkoord zongen en daarna in rechte lijn de tribune verlieten. De andere helft van het gezelschap was niet op de hoogte van die afspraken. Ze werden uitgedaagd hun positie te bepalen binnen de groep. Zing ik mee? Volg ik de vertrekkende groep? Door performers en publiek samen te voegen als vertegenwoordigers van het ‘Wij’ slaagt Moorman erin een complex gegeven als groepsdynamiek op treffende wijze te verbeelden.

Moorman ensceneert de sociale processen die ze onderzoekt en nodigt de toeschouwers uit hierin mee te denken: wie maakt deel uit van de groep, hoe beweeg ik in een groep en waarom? Hoe het publiek zich uiteindelijk gedraagt, is een onvoorspelbare factor die Moorman, net zoals Van den Block, bewust opzoekt. Toch wordt de keuzevrijheid van de toeschouwer in beide voorbeelden ook beperkt. Terwijl ze een constitutief onderdeel van het werk worden, stappen toeschouwers, zowel bij het puzzelen als het performen, in een welomlijnde spelwereld die de kunstenaar, de spelverdeler, heeft ontworpen.

De publieke ruimte als speelveld

De speelse kunstpraktijk beperkt zich niet uitsluitend tot de galerij of tot een performance die helder afgebakend is in tijd en ruimte. De spelwereld is potentieel overal, ook in de publieke ruimte, het decor bij uitstek waar het gedeelde alledaagse leven zich voltrekt. In het hoofdstuk ‘Marches dans la ville’ gebruikt De Certeau het beeld van de wandelaar die zich tactisch doorheen de strategisch gegenereerde stad beweegt door ommetjes te maken, routes te verzinnen en olifantenpaadjes te creëren. Begeleid door het kloppende ritme van de stadsgeluiden laadt de wandelaar de stad voortdurend op met betekenissen, ergens tussen A en B.

Begeleid door het kloppende ritme van de stadsgeluiden laadt de wandelaar de stad voortdurend op met betekenissen, ergens tussen A en B.

In de ‘fotografisch-therapeutische’ wandelingen van de Brusselse kunstenaar Kasper Demeulemeester, getiteld 3600 steps, worden participanten uitgenodigd om stil te staan bij dit decor. De regels van het spel zijn eenvoudig: deelnemers maken een wandeling van 3600 stappen, elke stap wordt geteld, en bij elke honderdste stap dient men stil te staan en een foto te nemen van iets dat opvalt, raakt. De beelden die de wandelaars maken, worden rechtstreeks naar de database van Demeulemeester doorgestuurd en in willekeurige volgorde gepresenteerd op de website, 3600steps.be . De verschillende wandelingen genereren een vorm van collectieve fotografie, die inmiddels al van tien verschillende plaatsen in België een fotografisch verslag voortbracht.

Demeulemeester bepaalt de spelregels, maar wandelt zelf niet mee. De controle over de inhoud van het werk geeft hij over aan de deelnemers, die hij uitnodigt om te vertragen en aandacht te schenken aan hetgeen doorgaans onopgemerkt blijft. In ruil krijgt hij van elke deelnemer een visueel verslag dat zijn database verder uitbreidt. De strikte regels sluiten niet uit dat je tijdens de wandeling toch even op je stappen terug kan keren om die slapende kat achter het raam te fotograferen, want, zoals Demeulemeester zelf stellig beweert, staat een écht spel het toe om vals te spelen.

Ook Various Artists stippelt artistieke wandelroutes uit. Deze zomer stelde het Brusselse collectief tijdens de vierde Wandering Arts Biennial, georganiseerd door Brussels kunstenlaboratorium nadine, Boucalais voor, een wandeltraject van Boulogne-sur-Mer naar Calais dat het collectief tot nu toe reeds vijftig keer bewandelde tussen 2005 en 2019. De wandeling verloopt aan de hand van een protocol dat gedurende die veertien jaar steeds uitgebreider werd. Dit protocol bepaalt niet enkel de wandelrichting, maar onder andere ook welke ingrepen in het landschap verricht, welke conversaties met de lokale bevolking gevoerd, en welke objecten verzameld moeten worden. Zo dient men bijvoorbeeld bij een bepaalde handelaar een levende kreeft te kopen en die vervolgens vrij te laten op het strand, of alle meubels uit een hotelkamer in de badkamer te zetten en de lege kamer te fotograferen. De te verzamelen objecten zijn onder andere verloren vissershandschoenen en als petit beurre beschilderde kiezelstenen van een lokale galerij. Die veelheid aan objecten en foto’s werd in n0dine, de galerijruimte van nadine, gepresenteerd in transparante verzamelboxen en op documentatiefiches tegen de vitrine, als een archief van de wandeling.

Door het wandelen als kunstvorm te beschouwen, tovert Various Artists de reële omgeving van het traject om tot een spelwereld waarin elke blik, elke stap, elke actie van betekenis kan zijn. De Boucalais-wandelaar volgt niet louter een route, maar een script, en beweegt zich doorheen het landschap als een performer zonder publiek. Various Artists speelt hierbij met de macht die een kunstenaar bezit om het alledaagse te verbijzonderen, namelijk het deel te laten uitmaken van een kunstwerk. Een alledaagse handeling zoals het kopen van een kreeft kan zomaar een tactiek worden om op een speelse manier verwachtingspatronen te doorbreken, want: wat als je de kreeft niet opeet, maar gewoon weer vrijlaat?

Paulien Oltheten, Bellies, 2011.

Net zoals de kunstenaars-wandelaars, gaat de Nederlandse fotograaf en videokunstenaar Paulien Oltheten op zoek naar het bijzondere in alledaagse dingen. Achteruitlopende mensen, mannen in pak zonder schoenen, een choreografie van zwaaiende paraplu’s – ze duiken allemaal op in het beeldend universum van de kunstenaar. Oltheten observeert menselijke bewegingen, houdingen en handelingen in de publieke ruimte. Ze zoekt daarbij vaak bewust de grens op tussen feit en fictie, door bijvoorbeeld bepaalde observaties te verwerken tot ensceneringen, zonder de kijker expliciet mee te geven waar de fictie begint. Neem bijvoorbeeld haar beeld van twee botsende buiken midden op een voetpad, waarbij spontaan vragen rijzen als: kennen deze mensen elkaar? Waarom staan ze stil? Wat zien ze bij elkaar?

Ook Oltheten maakt van de publieke ruimte haar speelveld. In tegenstelling tot Various Artists voert ze echter niet zelf de handelingen uit die ze tot kunst verheft, maar verzamelt en ensceneert ze handelingen van anderen. Op die manier registreert én regisseert ze burgers als makers van cultuur. Ze wekt zo een actief kijken op dat ons op subtiele, vaak humoristische wijze aanzet tot nadenken over onze agency in bestaande systemen. We krijgen te zien hoe we, vaak zonder dat we het zelf beseffen, het soort van tactieken inzetten die De Certeau beschrijft.

De kunst van het valsspelen

In tegenstelling tot dergelijke subtiele interventies, verzetten andere kunstenaars zich nadrukkelijker tegen een concrete ‘strategie’, de term die De Certeau definieert als het instrument van machthebbers. Ze hoeven daarbij de spelregels van het strategisch systeem niet volledig overboord te gooien, maar kunnen deze op alternatieve manieren inzetten. Ze kunnen als het ware valsspelen in de naam van de kunst.

Zo speelden Antwerpenaren Dennis Tyfus en Vaast Colson in hun tentoonstelling ‘Radikaal & Radikaler’ (2014) radicaal vals door in te gaan tegen de gangbare strategie van de kunstmarkt. Tegen de muren van de voormalige galerij Trampoline hingen een twintigtal olieverfschilderijen in verschillende formaten en stijlen, gaande van naïeve figuratie, experimentele assemblage tot mysterieuze abstractie. Tyfus en Colson lieten zich door een grabbelton leiden om het motief en formaat van de werken te bepalen. De schilderijen werden steeds door beide kunstenaars ondertekend, waardoor je onmogelijk kon bepalen van wiens hand welk werk was. Ook de verkoopprijs van de werken werd door het lot bepaald: het stond bezoekers, en dus potentiële kopers, vrij een prijs te vissen uit een grabbelton, variërend van 100 tot 10.000 euro, en wel of niet over te gaan tot aankoop. Met het toeval als veilingmeester konden de bezoekers zo met enig geluk een schilderij kopen voor een lage prijs.

Colson en Tyfus vormen zowel de kunstproductie als de gangbare verkoopstrategieën om tot een absurdistisch spel.

Met een paar vernuftige ingrepen creëerden Colson en Tyfus een eigen kunstmarkt op kleine schaal. Ze vormen zowel de kunstproductie als de gangbare verkoopstrategieën om tot een absurdistisch spel. Het zijn niet de galeristen, experten en veilingmeesters die de regels bepalen, maar de kunstenaars zelf. Ze kiezen voor het toeval als draaiende motor van hun kunstmarkt. Fundamentele elementen van de markt, zoals prijszetting, signatuur en exclusiviteit, worden zo in vraag gesteld, zonder ze volledig van tafel te vegen.

Een dergelijk valsspelen om schijnbare evidenties op een lichtvoetige manier aan het wankelen te brengen, manifesteert zich ook in het werk van artistiek onderzoeker Laura Nsengiyumva. Wanneer men spreekt over een mythische figuur gekleed in het rood en getooid met een mijter die in december snoep uitdeelt aan kinderen, denkt iedereen aan hetzelfde personage. Sinds 2017 toont Nsengiyumva dat het jaarlijkse kinderfeest ook anders gevierd kan worden, zonder echter al deze aspecten van de traditie overboord te gooien. Queen Nikkolah draagt een rood gewaad en een mijtervormige kroon die vanuit haar haren verder groeit. Bovenal is ze geen witte man, maar een zwarte vrouw. Ze wordt op kinderfeestjes hartelijk verwelkomd door de kinderen, die, na een korte staat van verwarring, al snel besluiten dat Queen Nikkolah “mooier is dan Sinterklaas”, en dat daarmee de kous af is.

Nsengiyumva noemt het project zelf niet zozeer een performance, maar een radical presence: een aanwezigheid die ze vanuit een noodzaak belichaamt. Ook in haar ander werk neemt dekolonisatie een centrale plaats in, via thema’s zoals diasporische ervaring, meervoudige identiteit en empathie. Haar personage Queen Nikkolah is een manier om de koloniale erfenis van de Sinterklaasfiguur op een speelse manier uit te dagen. Ze zet het plezier van het kinderfeest in om een breder publiek op toegankelijke wijze bewust te maken van de noodzaak van dekolonisatie.

Iedereen kunstenaar?

Kunstenaars verzinnen praktijken waarin ze het plezier van kunst willen delen. Door hun kunst op te vatten als een spel waaraan de toeschouwers kunnen deelnemen, komen ze los van het zogenaamde kunstenaarsgenie. Ze spelen met de rol die kunstenaar en toeschouwer bij de constructie van een kunstervaring innemen. De puzzel van Van den Block, het stappen tellen van Demeulemeester, het script van Moorman: al deze werken worden mee bepaald door de toeschouwers die, binnen de grenzen van het spel, de onvoorspelbare uitkomst ervan beïnvloeden. Maakt dat van ons allemaal kunstenaars?

Kunstenaars zijn ook ‘strategen’; ze bepalen zelf de spelregels van hun kunst en kunnen zich beroepen op hun statuut als kunstenaar.

De Certeau stelt dat burgers de makers zijn van de cultuur waarin ze leven; bewust of onbewust voert iedereen tactieken uit in het alledaagse leven, doet iedereen aan creatie. Kunstenaars bezitten echter een bepaalde macht om in alledaagse dingen het bijzondere te zien en ze tot kunst te maken. Door het vanzelfsprekende aan het spreken te brengen, kunnen we het opmerken. In die zin zijn kunstenaars tegelijk ook ‘strategen’; ze bepalen immers zelf de spelregels van hun kunst en kunnen zich beroepen op hun statuut als kunstenaar.

Hoezeer ze het maakproces van hun kunst ook openstellen, toch blijven kunstenaars zelf de spelverdelers. Ze kunnen evenwel niet zonder toeschouwers, en vice versa. Zoals De Certeau zou beamen, zijn maken en kijken onderling verweven activiteiten die elkaar inspireren. Zonder deelnemers, geen spel, geen plezier.