De inheemse schaduw van Edith Dekyndt
Door Bob Vanden Broeck, op Fri Apr 22 2016 06:01:07 GMT+0000In Wiels loopt tot 24 april de reizende tentoonstelling Ombre Indigène van de Waalse kunstenares Edith Dekyndt. Ze toont er installaties, projecties en schilderkunstige abstracties. Wat ligt daar op een beschimmeld wandtapijt? Kan een bacterie ons leven veranderen?
_Ombre Indigène _is opgevat als een tweeluik – het eerste deel was te zien in Le Consortium, in Dijon – en is meteen ook Dekyndts grootste solopresentatie. Dekyndt werkt altijd in situ. Enerzijds is de lokale context bepalend voor het ontstaan van nieuw werk, anderzijds gaat zij haar werk herlokaliseren binnen de context van een nieuwe tentoonstelling. In Brussel en Dijon is niet één keer hetzelfde werk te zien. Maar ook in de tentoonstellingsruimtes zelf blijven de werken verder ‘ontstaan’, omdat ze van dag tot dag vervormd worden door allerlei substanties en organismen. Het onderscheid tussen het werk en de werkelijkheid vervliegt. Dekyndt maakt kunstwerkelijkheden.
Weefsels in weefsels
Een olievlek dobbert op golvend water, een gordijn is onderaan in koffie gedrenkt, op tapijten ontstaan schimmels, een appel ligt op een tafel,… Ondertussen heb ik deze tentoonstelling al drie keer bezocht, en bij elk bezoek zag ik de kunstwerken verder transformeren. Het werk The Biography of Things (2015) is een wandtapijt, opgedeeld in groene en gele vierkanten. Dekyndt smeerde het oppervlak in met wilde gist en kleefhars. De eerste keer dat ik de tentoonstelling bezocht, waren de geometrische vormen nog duidelijk zichtbaar. De derde keer begon het tapijt al op te krullen en hechtte er zich een extra laag aan het oppervlak vast. Geleidelijk werden de geometrische vormen onzichtbaar en ontstond er een weefsel in een ander weefsel. A Portait of Things (replica) (1995-2015) toont een lange slurf blauwe stof in een afgesloten bak water. Terwijl het water de eerste keer nog helder was, kreeg het de derde keer al een blauwe kleur en vervaagde de grens tussen stof en water.
En dan is er nog ‘Dekkera bruxellensis’ (2015): een bacterie die leeft in de overwelfde Zenne die onder de stad stroomt en die verantwoordelijk is voor het specifieke karakter van onze Belgische bieren. Dekyndt wist deze bacterie in te kapselen via een geleerprocedé dat het water tot gelatine deed stollen. In de tentoonstelling laat zij deze bacterie ‘los’ in de ruimte. Dekyndt toont hoe een bacterie een actieve, zelfstandige kracht vormt. En die kracht kent ze aan alles toe, ook aan materialen als koper, water en stikstof.
Dekyndt exposeert geen afgewerkte ‘dingen’, maar een proces. Haar kunst toont hoe onze realiteit werkt. Niet als een ogenblik of als een vormelijk afgebakend geheel, maar als een heden dat bestaat uit een verleden met gevolgen voor de toekomst. Niets bestaat op zich, alles blijft ontstaan en loopt in elkaar over: als een oneindig proces zonder duidelijk afgebakende grenzen, als een groot lichaam waarin verschillende elementen voortdurend in elkaar bewegen. Dekyndt kent aan alles een actieve levenskracht toe. Je weet nooit waar haar werk juist begint, stolt of oplost.
Vloeibare zeepbel
Zo vormt haar oeuvre één grote metafoor voor het leven, ook dat van onszelf. We proberen ons eigen lichaam te beschermen met producten, kledij en huizen, maar doorheen de tijd dringen bacteriën, schimmels, vlekken en ouderdomskwaaltjes zich op. Na onze dood maken andere krachten zich meester van ons lichaam en lopen wij zachtjes over in het lichaam van wormen, maden en bacteriën. Voor Dekyndt is er dan ook nooit een begrensd einde. Dat vitalistisch materialisme zie je bijvoorbeeld mooi in het werk Voorlopig object 4 (2004). Let vooral op het woord ‘voorlopig’. Een duim en wijsvinger maken een cirkel, met daartussen een zeepbel die de omgeving reflecteert. De cirkel is een wereld op zich, en onze wereld is zichtbaar in de vloeibare bewegingen die zonder enige kracht van buitenaf ontstaan in de zeepbel.
Hier komen we dicht bij een verbeelding van Peter Sloterdijks boek Sferen dat, zoals Dekyndt zelf aangeeft, een grote inspiratiebron voor haar werk is. Sloterdijk gaat op zoek naar een plaats waar de mens zich kan weren tegen het idee van ‘de gescheurde hemelbakens’. De centrale vraag bij Sloterdijk luidt dan ook: waar bevindt de mens zich, sinds hij beseft dat hij niet het doel is van de wereld, maar een onderdeel van een oneindig grote ruimte? Sloterdijk heeft het over het zoeken naar een surrogaat voor bescherming, naar intimiteit. Naar cirkels die ons omringen. Hij stelt onze wereld voor als schuim, waarin de verschillende bellen als voorlopige intieme sferen in elkaar overgaan. Er is niet één centrum meer, maar verschillende – soms zelfstandige - centra die allemaal op elkaar inwerken en zich zo oneindig blijven verplaatsen. Die verschillende krachten geeft Dekyndt perfect weer. Ze gelooft in de zelfverwezenlijking van elk organisme.
In de aarde
Op een bepaalde manier herinnert het werk van Dekyndt aan het oeuvre van Berlinde Debruyckere. Vorig jaar kon je in haar overzichtstentoonstelling in S.M.A.K. het werk _028 _(2007) bezichtigen: een vitrinekast met een collectie van wassen boomstammen. De kast is bovenaan opengewerkt, alsof de boomstammen nog groeimogelijkheden hebben, en onderin liggen dekens. De stammen lijken verzamelobjecten, kostbaar of moeilijk te vinden. Gestolde getuigen van een gestorven wereld, een werk wortelend in een ecologisch engagement. Dat de boomstammen werden geplaatst in een kast van hout, maakt het werk alleen maar meer ambigu.
Hetzelfde gevoel bekroop me bij Mud (2015). Dekyndt bootst een lap gebarsten aardkorst na met klei en hangt die aan de muur als een wandtapijt. Natuurlijk gaat ook dit werk weer over hoe lucht en klei met elkaar in aanraking komen, maar ik kan het niet nalaten er meer in te lezen. Mud lijkt zich uit te spreken tegen onze positivistische vooruitgangspolitiek die ons bewustzijn bijna van de aarde loskomen. Dekyndt wil ons weer actief herinneren aan de aarde zelf, door de kwetsbaarheid van een lap aardkorst weer heel tastbaar te maken. Zelfs in een steriele tentoonstellingsruimte heeft de klei immers niet veel nodig om te scheuren. Hoe gaan wij vandaag om met ons aardoppervlak, met ons draagvlak? Dekyndt verschuift de mens van ‘op de aarde’ naar ‘in de aarde’. In een wereld waar alles in elkaar vloeit, houdt elke beweging een verandering in voor het grotere lichaam waarvan de mens deel uitmaakt. Hij kan dus maar beter solidair omgaan met zijn omgeving. Die solidariteit bepaalt nu eenmaal de bestaansvoorwaarden van zijn eigen levenskracht.
Poreuze grenzen
Die bewustwording van absolute verbondenheid biedt een interessant en zinvol antwoord op de postmoderne kunstenaars die zich vergenoegen in de afbraak en de verbrokkeling. Maar ze zet zich ook nadrukkelijk af tegen de modernistische avant-garde uit de twintigste eeuw, die bepaalde krachten zoals licht of lucht hebben verheven tot een autonome kracht, los van tijd en ruimte. De modernisten wilden de ‘ogenblikkelijkheid’ weergeven in al haar tegenstrijdigheid. Ze dachten de onzichtbare werkelijkheid te verbeelden, maar maakten juist de complexe gelaagdheid van de werkelijkheid onzichtbaar.
Dekyndt daarentegen construeert de complexe verhoudingen tussen organismen die elkaar raken doorheen tijd en ruimte. Ze ontmantelt die lagen niet, ze maakt er ons vooral bewust van – door de grens tussen kunst en werkelijkheid en tussen mens en omgeving op te heffen. Ze doet ons nadenken over de paradox die elke grens in onze hedendaagse samenleving kenmerkt. Is de grens in een appartement tussen geborgenheid en eenzaamheid niet heel dun? Staat een laptop in je woonkamer of je woonkamer in je laptop? Ook op macroniveau proberen we voortdurend duidelijk afgebakende grenzen rond ons land of continent te trekken. Hoezeer we ook van een vormelijk geheel willen spreken, de toe_stroom_ van vluchtelingen maakt net duidelijk hoe vormeloos, hoe vloeibaar dat geheel is. De wereld valt uiteen in de schuimbellen van Sloterdijk. En daarom hebben wij de poreuze kunstwerkelijkheid van Dekyndt vandaag zo hard nodig.
De tentoonstelling Edith Dekyndt: Ombre Indigène loopt nog tot 24 april in Wiels, Brussel.
Bob Vanden Broeck schrijft poëzie en proza en laat onregelmatig zijn licht schijnen op hedendaagse kunst.