De alien in mijn spieren
Door Elisabeth Van Dam, op Fri Aug 22 2025 11:29:00 GMT+0000Wat als de alien niet iets is dat buiten of boven de natuur en ons heden staat, maar een metafoor blijkt voor onbekende krachten die onder onze huid sluimeren en ons verbinden met de steeds transformerende essentie van het levende zelf? Dolly Bing Bing, alien popster, brengt verslag uit van een transformatieve reis: van technologische projectie naar innerlijke, biologische en spirituele verkenning.
Alien perfectie
Waar situeert zich de hoogste vorm van technologie: in een onvoorspelbare toekomst beheerst door externe modellen, of in de vergeten intelligentie van ons eigen lichaam? Is ware perfectie een doel ver in het verschiet, of schuilt ze in het levende netwerk waarvan wij zelf deel uitmaken — een vorm van vooruitgang die paradoxaal genoeg als een terugkeer aanvoelt? Een soort back to the future misschien: een sprong voorwaarts die tegelijk een thuiskomen is bij iets wat we allang bezaten, maar niet durfden aan te raken.
In een tijd waarin technologische vergezichten ons verleiden tot dromen van glimmende machines, verbeterde lichamen en artificiële overleving, zijn we gaan geloven dat de ‘toekomst’ — en bij uitbreiding het daar steeds mee geassocieerde concept ‘alien’ — synoniem is met het maakbare. Maar wat als we dat perspectief omkeren? Wat als de alien niet iets is dat buiten of boven de natuur en ons heden staat, maar juist een metafoor blijkt voor de onbekende krachten die onder onze huid sluimeren, en ons verbinden met de steeds transformerende essentie van het levende zelf? Geen koude belofte van vooruitgang, maar een intieme herinnering aan wat nu al in ons aanwezig is — rauw, veranderlijk en onmogelijk te controleren.
De alien leeft niet aan de andere kant van een kosmische grens, maar aan de binnenzijde van onze huid, op het vlies tussen orgaan en omgeving, tussen zelf en niet-zelf.
Het besef dat de diepste motor van evolutie geen externe macht is, maar een intieme, misschien zelfs vertrouwde doch ongrijpbare vreemdeling binnenin ons, is tegelijk bevrijdend en beangstigend. Ik denk aan de beklemmende verbeelding door Ridley Scott in zijn film Alien (1979), waarin een monster van een andere planeet zich diep in het lichaam van een mens nestelt, groeit, en zich vervolgens op gruwelijke wijze openbaart: een hoogintelligent, onverwoestbaar wezen dat zijn gastheer vernietigt bij zijn geboorte. Het gaat om een parasitaire horrorfantasie, gevoed door beelden van embryonale invasie en lichamelijke overname. Maar is die alien werkelijk zo ver van ons bed? Of herinnert zijn explosieve uitbraak pijnlijk aan de oerkracht van transformatie die ook ons eigen lichaam kent, het sterkst uitgedrukt in de schokgolf van zwangerschap en geboorte wanneer een lichaam zwanger wordt en nieuw leven baart?
In Lacans idee van ‘extimiteit’ (extimité), waar het vreemde zich niet buiten ons bevindt, maar juist ín het meest intieme schuilt, vinden we misschien een betere sleutel. De alien leeft niet aan de andere kant van een kosmische grens, maar aan de binnenzijde van onze huid, op het vlies tussen orgaan en omgeving, tussen zelf en niet-zelf. Wat wij als buiten beschouwen, blijkt soms een oplichtend binnenste dat zich nog niet als ‘eigen’ heeft gemeld: het pulseren in een synaps, de elektrische golven in ons psychische systeem die het bewustzijn mogelijk maken, het sensorium van impressies, herinneringen, impulsen en connecties dat onze dromen componeert, de herhaling van gelijkaardige prikkels die zich als diepe groeven in ons zenuwstelsel inschrijven en ons tot de bevreemdende ervaringen van weemoed of extase vanuit ons geheugen kunnen brengen.
Lange tijd klampte ik me vast aan het idee dat vooruitgang synoniem was met beheersing — van het lichaam, van het leven, van het onbekende.
Lange tijd klampte ik me vast aan het idee dat vooruitgang synoniem was met beheersing — van het lichaam, van het leven, van het onbekende. In mijn verbeelding kreeg de mens van de toekomst een lichaam zonder frictie: scherp omlijnd, onfeilbaar, losgezongen van kwetsbaarheid. Ik raakte gefascineerd door beelden van radicale zelfvorming en zelfrealisatie, door de verleidelijke belofte dat we onszelf konden heruitvinden tot iets groters, sterkers, beters. Maar dat verlangen kwam onder druk te staan toen het leven zich op rauwe wijze aan mij opdrong: via het zieke lichaam van mijn toenmalige echtgenoot. Zijn diagnose, ALS (Amyotrofische laterale sclerose), een neurodegeneratieve ziekte waarbij vooral het motorische systeem wordt getroffen - resulterend in de progressieve verlamming van de spieren, sneed door elke illusie van maakbaarheid. Zijn lichaam werd een verstillende, langzaam aftakelende ruimte, waarin de geest steeds minder bewegingsvrijheid kreeg, tot enkel machines zijn vitale functies gaande hielden.
Alien Dolly
Wat ik eerder als 'zwakte' of 'mislukking' had weggefilterd in mijn dromen van transformatie, keerde terug als een onontkoombare realiteit. En ook als waarheid. Als kunstenaar kon ik niet anders dan mijn praktijk mee laten kantelen. Langzaam en vooralsnog onbewust, keerde ik me af van de esthetiek van beheersing, en zocht naar manieren om de ongrijpbare, vaak onzichtbare krachten achter leven en sterven voelbaar te maken — niet als spektakel, maar als vorm van levenskunst.
In die breuk werd DOLLY BING BING geboren: mijn performatieve alter ego, een alien popster die groeide uit rouw én uit de wil om te (blijven) leven. Zij was mijn overlevingsreflex, een eruptie van kleur, sensualiteit en betekenis. Met haar glanzende huid, uitgesneden spieren en buitenaardse seksuele energie belichaamde ze een groteske droomfiguur die tegelijk aantrok en afstootte — een theatrale spiegel voor het verlangen naar de ‘voltooide mens’.

Mijn echtgenoot overleed in 2018. Na een moeizame maar liefdevolle strijd gleed hij zachtjes weg in mijn armen en werden de apparaten uitgezet. Onze dochter was net vier. Het was de diepste schok die ik ooit heb doorstaan. Maar dan begonnen de grootste uitdagingen pas echt — als alleenstaande moeder, als kunstenaar, als mens. Wat volgde was een existentiële afgrond waarin verdriet en verlies zich mengden met een wanhopige drang om niet zelf ook stil te vallen. Ik begon te trainen. Of eerder, Dolly, de buitenaardse supervrouw, begon te trainen. Dag na dag. Mijn leven werd haar leven, een eindeloze work-out: zweten, verduren, aanspannen, tillen, sculpteren, afvallen, controleren. Ik boetseerde mijn lichaam tot een glimmende fitnesstrofee, een harnas tegen verval. Maar vanbinnen leefde ik als op automatische piloot. Ik herhaalde, verzette, herhaalde opnieuw. Alsof ik door spierkracht het noodlot kon afweren dat zich in het lichaam van mijn geliefde had voltrokken. De angst om zelf af te takelen vertaalde zich in een krampachtige weigering om te veranderen, te leven, of meer, om blootgesteld te zijn aan wat ‘leven’ nu eenmaal met ons doet. Mijn lichaam werd een afgemeten machine die niet mocht falen — en precies daardoor haar menselijkheid verloor. Dolly was een alien robot geworden, hopend op zenuwen van staal, werkend aan de afkoeling van mijn gevoelens.
Dolly, de buitenaardse supervrouw, begon te trainen. Dag na dag. Mijn leven werd haar leven, een eindeloze work-out: zweten, verduren, aanspannen, tillen, sculpteren, afvallen, controleren.
De ommekeer kwam pas jaren later, in 2022, toen een onverwachte liefde me in beweging bracht. Ik bleek duidelijk in ademnood en onbewust had ik naar zuurstof gezocht. Ik liet alles achter: mijn land: België, het verleden, de routines — en verhuisde met mijn dochter naar het tropische strand Itamambuca in Brazilië. Ik bouwde er met mijn nieuwe partner - een half-Amerikaanse, half-Braziliaanse kunstenaar met een unieke levensvisie - een nieuw leven op, dicht bij de natuur. Midden in de zinderende weelde van het Atlantische regenwoud begonnen mijn zintuigen langzaam te ontwaken. Het lichaam waarin ik gevangen had gezeten ontdooide — niet met een schok, maar als een gletsjer die zich gewonnen geeft aan licht. De dood had in mij een Orfische spiegel achtergelaten: ik had de onderwereld doorkruist, afscheid genomen, was omgekeerd … en boven gekomen, alleen. Maar nu werd mijn klim gedragen door een nieuwe hand, de hand van mijn geliefde, en geleid door het levende landschap dat ons omhulde.
Voor het eerst kon ik voelen dat mijn lichaam geen artefact was om te beheersen, te perfectioneren, te verheffen tot iets meer dan mens. Ik was geen afgesloten stalen pantser meer, maar een open organisme, doordrongen van stroom en cyclus, van kwetsbaarheid, veerkracht én vreemdheid.
Het extravagante lichaam van mijn alter ego DOLLY BING BING, de gladde, onzijdige alien, de galactische droom, begon een andere poort te openen. Ze bracht me naar binnen in plaats van naar buiten. In plaats van een uitroepteken werd ze een vraag: durf ik écht aanwezig te zijn in mijn lijf, met al het vreemde en onbekende dat daarin leeft? Met de onvolmaaktheden, haperingen en zachte kanten? Laat ik ook mijn vruchtbaarheid en vrouwelijkheid weer toe?

Durf ik écht aanwezig te zijn in mijn lijf, met al het vreemde en onbekende dat daarin leeft? Met de onvolmaaktheden, haperingen en zachte kanten? Laat ik ook mijn vruchtbaarheid en vrouwelijkheid weer toe?
De alien, ooit symbool van afstand en virtuositeit, werd een gids op een intieme reis naar traagheid, menselijkheid en verbondenheid. Maar de weg naar die verbondenheid bracht ook een vorm van verlies en vervreemding met zich mee: ik zie mijn Belgische familie en vrienden enkel tijdens geplande over en weer bezoeken. Ik leef in de jungle ver weg van de stad, waar toevallige ontmoetingen, culturele ontplooiing en artistieke erkenning dichterbij lagen. In dat isolement leerde ik de grootste kunst toepassen — hoe te leven. Als een meditatieve Siddharta, ver weg van alles en iedereen, vond ik paradoxaal genoeg een diepere connectie met het geheel, met de natuur, met mijn lichaam, en ook met de meest betekenisvolle scheppingskracht die ik altijd al in me droeg maar vaak niet zag als iets om trots op te zijn (zoals je dat kan zijn op een kunstenaarscarrière): die van het moederschap. Het werd een eerste, radicale stap naar het bouwen van een nieuw gezin en het leven van een vreugdevoller bestaan waarin ik me minder onzeker voel over mijn ongefilterde pure zelf: een zelf dat geen special effects, afleidingen, cultuurinstellingen, titels of versieringen nodig heeft om zich met recht ‘schoonheid’ te mogen noemen.
Dat ik juist dát zo lang had geweerd — het levende zelf — lijkt, met de dood nog vers in het geheugen, bijna een paradox. Maar ik had me genesteld in een veilige donkerte waar verdriet een vertrouwde schaduw was. Omkeren betekende risico: opnieuw voelen, opnieuw verliezen misschien. Mijn brein hield me in de ban van herhaling. Tot het niet langer kon. Morbide routines zijn onleefbaar en laten geen warmte toe. Liefde is een vreemde kracht, net als leven zelf. Ze trekt, duwt, overstroomt. Ik liet me meenemen. In een cultuur die leeft van beheersing en optimalisatie, is overgave revolutionair.
Liefde is een vreemde kracht, net als leven zelf. Ze trekt, duwt, overstroomt. Ik liet me meenemen. In een cultuur die leeft van beheersing en optimalisatie, is overgave revolutionair.
We leven in een tijd waarin het vreemde niet alleen buiten ons gezocht wordt, maar waarin ook het meest nabije — het lichaam, de aarde, de cyclus van leven (geven) en sterven — tot iets vervreemdends is geworden. De alien is niet langer uitsluitend een buitenaards wezen, maar ook de echo van onze eigen natuur die we zijn kwijtgeraakt. In plaats van ons ermee te verbinden, classificeren we het als onhandig, chaotisch, wild: iets dat ons stoort in het streven naar klinische efficiëntie, perfectie en comfort. De alien in mij was niet langer een monster maar een metgezel. Brazilië werd mijn wake-upcall. Hier is het leven onontkoombaar. Alles leeft, kruipt, groeit, ademt, barst uit. Alles is overdaad. Het tropische regenwoud liet geen plaats voor afstand. Alles riep om aanraking.
Ik ben vaak vrolijk verbijsterd over hoe het leven ons hier zo intens overvalt. De regen die niet zachtjes valt maar neerstort. De bijzondere mierensoort hier stort zich in een paar minuten in zwermen op je ongewassen ondergoed, een dood insect of een op de grond gevallen pindanoot. Ze blijken proteïne te recycleren. Ik zocht het op want ik was geschokt. Het geluid dat nooit stopt. De wilde golven van de oceaan die op honderd meter van ons huis het zand op rollen. De ritselende bananenbladeren in de tropische onweerswind. De slangen, leguanen, toekans, luiaards, vlinders, spinnen en muggen die ons te pas en te onpas verrassen. Alles is buitenaards maar van hier. Ik voel het en zie het ten voeten uit: ook ik ben natuur. Ook mijn lichaam is een jungle, een oerplek, een stroom. Wat ik ooit uit mezelf wilde snijden — het trage, het onbeheersbare, het zachte — is prachtig.
Alien baby
Uiteindelijk ben ik zo ver gegaan dat zelfs de ultieme transformatie zich heeft voltrokken. Ik liet het onbekende niet langer aan de rand van mijn bewustzijn sluimeren, maar liet het in mij groeien. Ik werd zwanger. En vijf maanden geleden schonk ik het leven aan mijn tweede dochter.
Mijn dochter is de ultieme alien. En ook de ultieme thuis.
Zwanger worden van een nieuw leven was niet zomaar een biologische ervaring — het was het diepe, ontzagwekkende toelaten van het volkomen andere. Het vreemdste wezen denkbaar had mij gekozen als poort. Ik werd bewoond, vervormd, hertekend van binnenuit. Het was alsof ik mijn lichaam opnieuw moest leren bewonen, niet als machine, niet als trofee of als schuilplaats voor verdriet, maar als een gloeiend landschap van ontvankelijkheid. Mijn spieren weken voor melk, mijn hart voor zorg. Alles werd zachter, voller, echter. En tegelijk werd alles ook weer onbegrijpelijk en onvoorspelbaar.
Mijn dochter is de ultieme alien. En ook de ultieme thuis. Ze draagt in zich iets wat ik nooit volledig zal vatten, en toch herken ik in haar de echo van alles wat ik ooit verloren waande: mijzelf, liefde, toekomst, ontembare vitaliteit. In haar lijfje leeft de kracht van overgave, van wording, van het leven dat zichzelf niet langer tegenhoudt.
Ik sta nog steeds in het midden van deze stroom. Niets is opgelost, afgerond, voltooid. De strijd is er nog — de oude angst, het willen controleren, het zoeken naar houvast. Maar het leven vraagt geen overwinning. De alien in mij heeft me meegenomen naar het donkerste dal én het wildste licht. En ze is geen breuk met het vertrouwde, ze is er de oorsprong van.