Dag Arne (ter)
Door Karel De Sadeleer, op Fri Mar 29 2024 09:34:00 GMT+0000Een ontmoeting met de Duitse Stephanie en de Zuid-Afrikaanse Nikki, uitstapjes naar Hong Kong en Jerichow, en een steekproef bij zijn collega’s over hun leesgedrag. Karel De Sadeleer schrijft in zijn derde brief aan redacteur Arne De Winde een einde aan de vorige – ‘een absolute whopper’.
Dag Arne (ter)
Kort (voor mijn doen alvast) lukte voor een keertje wel, maar veel lol heb ik daaraan niet beleefd. Het kwam mij voor als petards draaien zonder ze zelf op te pompen, weet je wel? Voor mijn plezier, dus, wordt deze een absolute whopper. De nouveau. Heb je je leesproteïnen binnen en staat je flesje water klaar?
De twijfels over die epistolarij zijn ondertussen ook al resoluut aan de kant geschoven, want ik heb de indruk dat ik hier een goudader heb aangeboord. Niet? Ga ik eerst uit volle borst zitten beweren dat brieven schrijven aan generische adressanten niets voor mij is om jou vervolgens de ene na de andere tekst digitaal te zitten opscheppen alsof het aardpeerpuree is. (Een antwoord verwacht ik al niet meer, waardoor ik makkelijk een van m’n aanvankelijke bezwaren onderuit mag schoffelen. Geeft niet — inconsequentie staat sinds de institutionalisering van het pomo-relativisme goed op je cv, heb ik gehoord.) En ondertussen maar jongleren met vage beloften over een epistel aan pauper inter pares Harold. Ahah! Misschien komt die brief nog, maar ik moet zeggen dat de zin me bekoeld is sinds ik heb gelezen dat-ie z’n jongen nummert. Alsof het kartonnen crêpes zijn die je insmeert met eigendunk.
Whoppen betekent in deze: een lange staart pompen aan de vorige brief. Je weet wel, die over Johnson etc. en z’n verhaal dat zich zowel in NY als in Jerichow afspeelt, welk Jerichow niet zo fictief is als ik eerst dacht.
Dat er een echt Jerichow is, weet ik omdat we hier thuis zo’n half jaar geleden, na lang over-en-weer-berichten, overnachtend bezoek kregen van twee vrouwen.
Dat er een echt Jerichow is, weet ik omdat we hier thuis zo’n half jaar geleden, na lang over-en-weer-berichten, overnachtend bezoek kregen van twee vrouwen. De ene, Nikki, is een Zuid-Afrikaanse met een borduurpraktijk in Hong Kong. Bijzonder sympathiek en, naar Meinecke schrijft in die kekke vertaling van z’n Hellblau: ‘feminien en heteroseksueel gecodeerd’, maar ook heilig overtuigd van handoplegging en supranationale fiscale constructies, wegens dewelke zij financieel in staat gesteld wordt om de hele wereld rond te borduren. De Zuid-Afrikaanse Nikki heeft de levenslust in veelvoud aan d’r huig laten lassen. Elke zin komt eruit alsof gespeeld op het miniatuur-glockenspiel dat de hofkapelaan in Köthen aan z’n zes zonen had gegeven om voor zichzelf wat rust in z’n kop & artistieke vrijheid af te kopen. Mich-zeit, mach 5, plus met de turbo aan. VORMARSCH!!
De andere, Stephanie, is een Duitse met een zaak in ambachtelijk vervaardigde lampenkappen. Die zaak bevindt zich in de buurt van Canterbury. Stephanie is rijzig, slank, blond, heeft d’r lippen zelf gemodelleerd naar de snavel van een adelaar slechtvalk. Met Hanlo Vinkenoog Lucebert Rodenko: d’r mond is ‘spits kanariegeel gebekt’. Of met Vollmann, in z’n karakterisering van Hilde Benjamin: ‘I’ll never forget the way her lips parted like a beak as she clenched the lectern, demanding death.’
Benjamin in kwestie was zwagerzegger van die andere Benjamin, de Passagen-filosoof. Plus: jarenlang was ze vicepresident van DDR-hooggerechtshof, even was ze minister van Justitie & in die Gestalt ook mederoerganger van SED. Bah.
Prima facie is de Duitse Stephanie een klassieke Teutoonse kenau, met die intimiderende oogopslag waarmee de hoofdverpleegster in de instelling waar ik soms zit de andere jongens tot rust aanmaant, maar het aanminnige grijnzen, zo bleek later op de avond toch, staat d’r nog altijd nader dan het kijven. De Duitse Stephanie spreekt vlekkeloos Engels. Geen spoor van die in Hollywood tot Kriminalspucke gecanoniseerde labiodentalen en fricatieven waarmee Duitsers het Engels doorgaans lijken te willen verwuften tot een soort Plattdeutsch op stiletto’s. Haar vader, een Duitser met Pruisisch bloed + geboren in de jaren 1930, had z’n Wirtschaftslust tussen 1950 en 1980 in Brazilië naar vette dollars laten omzetten. Elke drie maanden rijdt Stephanie in d’r witte Toyota terug naar de streek waar ze is opgegroeid om er de restanten van haar vader te verzorgen. Dat vertelde ze aan tafel. Wat ze daar verder doet, blijft geheim.
Dat stukje van d’r vaders bio + de ambachtelijke lampenkappen die ze zelf verpatst: is dat nu historische ironie? Ik geloof zelf van wel, temeer omdat ik eerst abusievelijk lampenkampen had geschreven. (Het toeval slaat eender waar toe, ook & voornamelijk in de geschiedenis. Hebben Schmidt, Goetz of Jirgl daarover iets te zeggen? Ik weet dat Böttiger er in zijn Jirgl-laudatio uit 2007 wel van papt, namelijk waardat-ie schrijft Das kann kein Zufall sein. Het is uit z’n context weggeborreld als een Duitser uit z’n door Moeder en Staat ingepompte Satisfaktionsfähigkeit, maar voor een keer heeft Böttiger het bij het rechte eind, en niet bij het kromme hulpstuk dat sommige lettervorsers in hun linkerhand houden wanneer ze met hun rechterhand papier pappen. Zo ken je er zelf waarschijnlijk ook wel een paar, Arne. Vorsers, bedoel ik — niet kromme hulpstukken.) Of verwar ik hier geschiedenis met anekdote? Dat kan — de laatste jaren ben ik bezig geweest met nieuw materiaal dat noties van beide combineert tot iets dat me vooral twijfels oplevert (+ weinig bruikbaar materiaal). Anekdotische ironie dan maar, helemaal tandeloos gevreten aan z’n eigen toevalligheid? Zoals dat Huts in 2013 naar Kent is verhuisd. Zou hij z’n Phoebus Foundation aansturen in dat barbaarse Seefse Brabantse accent waarmee hij bij de Luxemburgers ook inbouwkluizen bestelt voor de prehistorische zoo in z’n te pooien pimpen Boerentoren? De Tijd neemt wel de moeite om aan het hangslot van Huts’ fiscale luchtkasteel te zitten morrelen, maar wat mij werkelijk interesseert — hoe die vent erin slaagt een extreem kapitaalzuchtig deel van de politieke kaste voor hem te laten werken — kom ik uit m’n favo weekendlor niet te weten. Dat het gebeurt, is iedereen wel duidelijk, en ik vermoed dat Huts gewoon dividenden van fiscale vrijstellingen + politieke invloed + ander handjeklap verhaarbald krijgt, maar hoe valt dat te bewijzen, Arne?
Het bijna perfecte QE van de Duitse Stephanie is er gekomen, begreep ik tegen het einde van de avond, door een spaak gelopen huwelijk met een Brit die zich, post-Eton, in Hongkong had laten bijvetten en vervolgens was gaan uitbollen + opzieken in een Kent dat nog lichtvoetig kon omspringen met influx van buitenaf en geen banden met Rwanda of de Antwerpse katoenmaffia aan te halen had. Stephanie was hem daarheen gevolgd en na de scheiding blijven hangen in de buurt van Canterbury, samen met d’r twee op public school residerende kinderen (M+V), welk blijven hangen mij een vorm van masochisme lijkt (conceptueel, bedoel ik), maar haar, blijkens de vanzelfsprekendheid waarmee dat deel van d’r levensloop zich laat vertellen, toeschijnt als een zeer logische aarding in een streek waar boer, grond en lucht zich nog licht met elkaar kunnen verzoenen. Bijna net als in Beieren en Baden-Württemberg, waar op een heel andere manier in autarkie en godsvrucht wordt gegrossierd. Of zoals op het Pajottenland, maar dan minus het schuldbewustzijn.
Het toeval slaat eender waar toe, ook & voornamelijk in de geschiedenis.
Ik had gezien dat Stephanies Toyota’s kenteken begon met ‘JL’ en vroeg waarvoor dat stond. Jerichower Land, zei ze. Dat kwam er op z’n Duits uit, met die selbsverständlichkeit welke de Pruisen, naar verluidt, in het verleden nu eens als roede en dan weer als suikerspin gebruikten om het zichzelf naar de zin te maken tijdens de driemaandelijkse kuur op locatie (in Osnabrück of in Wroclaw, of, als het weer het toeliet, op het FKK-strand op de oostelijke oever van de Havel). Waar Jerichow zich genau bevindt, legde ze vervolgens uit in dat op het Zuid-Engelse, golvende kustland geperfectioneerde camouflage-Engels waarmee een newly single woman zich in Kent niet te verdacht maakt als potentiële echtbreker.
Dat bleek zowat de enige bron van ongenoegen omtrent haar leven in Kent. Toen ze in ’t begin van d’r residentie in Canterbury aan de schoolpoort de kinderen stond op te wachten, voelde ze het clustergemonkel van de Engelse middenklasse als moerasvocht onder d’r voeten opborrelen omdat ze a blonde German single was, daarenboven mom en plus nog eens with a degree in economics en — dat maakte ik er achteraf dus zelf van — bijzonder veel zin om nog iets van het leven te maken. Zoals jij en ik dat ook wensen, maar jij doet het o.a. per dolce far calcio con gli bambini della fattoria, terwijl ik toch vooral met kat op schoot zit te werken aan een meesterwerk dat zichzelf verkoopt zonder inmenging van Fonds, Pers of spitsroedenkoppel Doornaert/Gheysels. Wat dat iets verder is, weet ik feitelijk niet zo goed. Ik geloof dat de meeste mensen het hier meekrijgen met hun diploma, maar zo’n rijzige Duitse expat, hoe blond en welbespraakt ook, moet waarschijnlijk extra moeite leveren om haar iets niet te laten rijmen op het traditionele immigrantensextet ‘Kerker und Folter, Arbeitsverbot, Flucht, Exil und Scheiterhaufen’ waarover Weiss het heeft in z’n Ästhetik. Had de Duitse Stephanie Keyserlings Das Spektrum Europas gelezen, dan had ze geweten dat ‘[d]ie Eingeborenen der Britischen Inseln dem Kontinentaleuropäer vollkommen unverständlich [sind]’ en dan was ze misschien nooit naar Kent verkast. (Niemand — en misschien is dat helegaar terecht? — leest Keyserling nog, behalve Vollmann, ter fundering van z’n meesterwerk over WO2.) Daarom + desondanks: over de Engelsen verder niets dan stinkende lof, aldus de Duitse Stephanie. Dat het Zuid-Engelse landschap er altijd bijligt alsof het fiscaal voordelig suckie-suckie wordt gedaan door een in Maleisië gefabriceerd machien van die opportunistische retrofascist van Dyson, is wel degelijk de verdienste van de Engelsen en niet die van de Duitsers. En dat er met die lampenkappen mooi in d’r onderhoud te voorzien valt, bijvoorbeeld, is ook helemaal aan dat afgrijselijk lelijke nageslacht van Angelen + Juten met hun gebrekkige decorum te danken.
Het Jerichow van de Duitse Stephanie ligt ongeveer halfweg tussen Hannover en Berlijn. Dat is niet het Mecklenburg dat Johnson heeft gecreëerd, met dorpen in de buurt van een fictieve Oostzeekust en het al even fictieve odeur van nationaalsocialistische varkensboerderijen en een pastoor die bezwijkt onder conflicterende loyauteiten — aan God en Staat — en de naweeën van een [suwiesiet] die zo nuchter beschreven wordt dat ik er bijna van over m’n nek ga moet bleiten.
Daaraan moest ik denken toen wij (i.c. Liesbeth, Duitse Stephanie, Zuid-Afrikaanse Nikki & ik) medio vorige zomer aan tafel zaten, in een restaurant hier in de buurt, en dat de Zuid-Afrikaanse Nikki in dat koddige sub-equatoriale Engels van d’r aan het jeremiëren was
over de Gentse Belg die ze wel niet niet wel wilde zien om er wel niet niet wel mee van bil te gaan omdat-ie het eerder al met d’r moeder had aangelegd — he dud, he dud, saw it with my own eyes, my own mother stark effing nuuuud on a motorbike and him all over her with his nasty Belgian hands, pardon ahaha, who wants that last olive — en over de fiscale jungle welke zich om en over d’r Engelse investeringen had weten te woekeren, waarop Liesbeth een complexe vraag stelde over de impliciete hypothecaire kosten van een specifieke sale-&-lease-back-praktijk (bij Howard Stern of Harry Stones of hoe-heet-die-bank in die zijstraat van Stamford Road tussen Stokey & Seven Sisters, naast de snookerclub voor de juten zonder dienst en niet zo ver van het kruispunt waar een reusachtige bierton-plus-peies me eens bijna de dood injoeg met z’n gepimpte Defender) en ik verloren sukkelde in het van huigbellen en opgefokte gutturaalknikkers klingelende Engels van de Zuid-Afrikaanse Nikki, al zeker toen zij omstandig begon uit te leggen dat ze een advocaat nodig had om d’r zaken in Londen te behartigen — ja, he’s gud, very guuud indeed, but I wish he were a bit more forthcoming with the invoices instead of the ritual dolce far fuck-all he’s been up to these past ten years or so — en een andere om d’r borduurkringnering in Hongkong veilig te stellen — I know he has his head up you know where, but I guess he wouldn’t be worth any more if it were the other way round, you know — voor de coup administratieve reorganisatie die de Chinese overheid daar wilde plegen doorvoeren en nogmaals over de Gentse Belg die niet zo heel ver van het centrum woont, of toch in de groene rand, in elk geval op een plek waar z’n abjecte moederneukerij tot z’n Gentse recht kwam want hij woonde er al heel z’n leven, zelfs toen hij aan het aanpappen was met d’r moeder en voor zo’n langeafstandsrelatie moet je lekker van de investeringskoek hebben zitten happen — ik parafraseer, Arne, want dat verhaal stuiterde dynamisch alle kanten uit, wat met de Pino Nero op tafel + het geluid van een Italiaanse bariton met zomerse neigingen in m’n oren — en so maybe I should get in touch with him, just to find out if he’s still around, but don’t tell my mother, will you, Steph, she’s such a pain in the butt as it is and I don’t want her to talk to me like you know the way she did with my ex-hubbie and I had to explain to her that I’m not a retard when it comes to boys my and her age,
welk jeremiëren dus klonk als een preek op woensdag afgeleverd door een koster gemarineerd in Blaufränkische bocht, wat in princiep, of toch in mijn verbeelding, de Latijnse toer op moet, genre non sum virgo, sed nec retardata
en welk jeremiëren dus ook leek op wat Marx ‘Zauber und Spuk’ noemt, welke griezelmagie bijvoorbeeld de notaris laatst nog uit z’n hoed toverde toen hij ons waarschuwde dat de aankoop van een huis eerder wel dan niet een belangrijke stap is in het leven van een koppel wegens de ‘fiscale voordelen die — ach, geen kinderen? ja, zo kan het ook, maar wie gaat dan voor mijn nageslacht achterop de vuilkar, nietwaar, en als het hier in dit kutland, excuus, geboortetekorten begint te regenen, dan gaat het ergens anders overschotten sappelen, niet? nou, in elk geval, belangrijke stap, dus, en hebben jullie dan geen, nee, ook niet, ja, komt uiteindelijk wel goed, geloof ik, wat ik dus wilde zeggen betreffende die korting welke hier in de onderste la met de bek open ligt te snurken’,
en dat ik kwansuis aan haar (Nikki) vroeg wanneer zij dan de boeken las die bovenop d’r nachtkast lagen, waarop zij angeliek begon te hinniken tot de tranen over d’r wallen biggelden, wat uiteraard vanalles kan betekenen maar waaruit ik vooral mocht opmaken dat zij nog nooit van d’r leven een boek had gelezen.
Let me not float your barge here, zei ze er uithinnikend bij, but I don’t see the point, welke barge ik me later, toen ik wakker lag en nadacht over d’r nogal idiosyncratische beeldspraak (cf. de excentrieke animistiek van don’t go stroking your donkey too long toen de Duitse Stephanie zich even daarvoor had opgericht om naar de pot te gaan), voorstelde als een sampan met geborduurde zeilen en levendige expats in het gebroken wit van Chanel of YSL tegen de achtergrond van een oranje-lila zonsondergang. Van die sampan had ik namelijk een stuk of honderd kopieën zien liggen in de baai van Shek O + ook nog eens in de baai van Lamma Island, waar Liesbeth me mee naartoe had genomen om de lekkerste vis van heel Hong Kong te eten, welke vis daadwerkelijk zeer lekker was, al vermoed ik dat er viezigheid in de turkooizen wateren zit, aangezien Lamma Island op spuugafstand ligt van die hele vieze kuststrook waar industrie & ontbinding duidelijk zitten chinezen hebben. (Waarmee ik dus niet bedoel, Arne, dat de Chinezen iets te verwijten valt. Zij proberen er ook maar iets van te maken, nee?) In elk geval, zolang het nog kan duren: die hele resto-reut bewesten Aberdeen Pier is een geweldige aanrader voor wie toevallig in Hong Kong passeert, en dan vooral de keet die bij gebrek aan kapitalistische impulsen 南丫小食 heette (en nu blijkbaar permanent aan de haaien is gegeven), net als de 渣華道街市及熟食中心 op Java Road in North Point, trouwens, waar Liesbeth me mee naartoe had gesleurd om er te dineren met twee van d’r oude vrienden. De ene, Adrian, was/is fietskoerier/ondernemer/handelaar in schimmige dingen systeemingenieur (bij gebrek aan beters) en de andere, A.D., een sales rep advocaat van — en dit moet je me vergeven, Arne, ik weet dat het bijzonder vergezocht klinkt, maar ik verzin het niet, al moet ik toegeven dat ik het de laatste tijd moeilijk heb om mijn eigen leugens nog te onderscheiden van je weet wel wat — advocaat, dus, van de maffia in Hong Kong. De jongens waren bijzonder hoffelijk, ik heb me geweldig geamuseerd en op geen enkel moment voor m’n leven gevreesd. Tijdens dat diner kregen we, om de petite histoire compleet te maken, door een schattige tweeling Asahi opgegoten alsof het Tsingtao buffelpis was. (Als tweelingen bier gaan schenken in de foodhall, bedoel ik. Het schijnt dat we meer en meer op elkaar beginnen te lijken.)
Waarop ik dus, alsof ik onder de indruk was van d’r hinniken, zei dat het uiteraard haar volste recht was om niet te lezen. Want dat er met lezen toch ook geen vette vis te vangen valt, nee?
Da’s toch wat er altijd gezegd wordt, nee? Van lezen word je slimmer, gaan je flaporen liggen en wordt de musculatuur van je empathie mooi afgetekend.
Dat zei ik ongeveer letterlijk zo. Er valt geen vette vis te vangen met lezen, ook niet in het Engels. Proof in the pudding: toen eind vorig schooljaar de slechte leesresultaten van Vlaamse scholieren een paar keren de gebruikelijke ronde deden en iedereen met de daver op het lijf zat in het boekenvak, jeremiërend dat het met het vak zou gaan als met het onderwijs, of toch tantrisch bergaf zingend van where are the readers, où sont les lectrices, wo sind die Leser, onde estão os leitores & okuyucular nerede?!, werd met de vinger gewezen naar een vaag gevoel van ontlezing. Ik vond dat die vinger zich nogal lomp verloren wees in de stinkende nevelbank die de publieke opinie hier & daar is. Plus vond ik ook dat iedereen wel hoog van de toren zit te flatuleren over het belang van lezen, maar dat weinig zelfverklaarde lezers blijk geven van door hun lezen opgelopen wereldwijsheid.
Da’s toch wat er altijd gezegd wordt, nee? Van lezen word je slimmer, gaan je flaporen liggen en wordt de musculatuur van je empathie mooi afgetekend. Alsof de activiteit tussen nucleus accumbens en cortex cingularis anterior met een portie lectuur zomaar richting menslievendheid gaat hyperen.
Vroeg ik dus aan m’n collega’s hoeveel zij lezen. Een stuk of tien boeken, zei er een. Toch drie, zei een andere die wel nog chocopudding in de hersenen had van dikke jonko’s pompen (zei ze zelf!) de avond ervoor en dus misschien dertien of wel dertig had willen zeggen. Van de meesten kreeg ik geen respons wegens hoegenaamd niet geïnteresseerd in die leeskwestie. Van een collega die jonge gasten in een vreemde taal onderwijst, kreeg ik schaamrood als antwoord — moet je aan mij niet vragen. Zei hij letterlijk. Alsof ik onheus z’n staart, z’n ego en de molshoop van z’n personal space had platgetrapt. (Die sisyphusheuvel van Amanda Gorman had-ie wel op z’n nachtkast liggen gisten. Nuff said.) En dus: dat er unisono & in canon wel wordt geopinieerd dat lezen belangrijk zou zijn, maar dat het in de praktijk, i.e. buiten de leesbubbel waar het opiniaat zich in z’n eigen uitstoot zit te vergassen, altijd al is tegengevallen met die komiek-singuliere, maatschappelijke return on literary investment.
Dertig jaar geleden beweerde Wallace iets in dezelfde aard — dat het met lezen gaat als met erfbelastingen en private stichtingen. Plus, pakweg anderhalve eeuw ervoor, Poe, die z’n The Man of the Crowd afsloot met ‘perhaps it is but one of the great mercies of God that er lasst sich nicht lesen’ waarin die er natuurlijk verwijst naar de God in kwestie, maar m.i. ook naar het object van het verhaal, te weten: the man of the crowd, die zich over het algemeen uiteraard weinig aantrekt van literatuur of lezen tout court, wat hem/haar/hen nauwelijks aan te wrijven valt aangezien er, blijkens m’n minidwerg van een steekproef, in het sec onderwijs al weinig animo is voor lit/lezen, wat bij uitbreiding vreemd genoeg ook geldt voor wat aan de unief gebeurt, of toch gebeurde, pakweg twintig jaar geleden, toen die populaire kaalkip met bril, in de hoop & veronderstelling dat de toekomstige frikken in z’n publiek zich zo niet in een stuk moeilijk te behappen roman zouden verslikken, z’n lessen Alg Lit opleukte met citaten uit Potter & Les Schtroumpfs.
Waarmee het echec van sommige slecht gerunde uitgeverijen op een komieke manier ook bijna verklaard of gerechtvaardigd wordt, niet? Ik bedoel, als het met dat lezen gaat zoals met belastingen betalen in Cyprus, Kent en Jersey, dan moet niemand verbaasd zijn dat er af en toe een tak van de uitgeversboom waait.
Doei!
Karel