Curatoren maken kunstenaars (kapot?)

Door Lina Vekeman, op Sun May 27 2018 22:00:00 GMT+0000

Meer nog dan galeristen, verzamelaars en critici kunnen curatoren de carrières van kunstenaars maken of kraken. Een overdreven statement? Misschien wel, maar hoe valt anders de wederkerende bezorgdheid over de macht van de curator te verklaren? De remedie lijkt een grotere dienstbaarheid van de curator, die zich tegelijk vertaalt in een actievere betrokkenheid bij het hele artistieke proces.

Vorig jaar nog kreeg Documenta 14, met Adam Szymczyk als hoofdcurator, veel kritiek te verduren. Verwijten dat Documenta ‘meer politiek engagement dan kunst’ was en dat er ‘te veel curatoren mee gemoeid waren’, waren niet uit de recensies weg te denken.

Voor vele beschouwers en bezoekers bleek het onvergeeflijk dat Documenta eerder om curatorschap dan om kunstenaarschap leek te draaien en dat deze vijfjaarlijkse hoogmis van de hedendaagse kunst vooral een commentaar was op de wereld waarin we leven, waarbij kunst al te vaak gedegradeerd werd tot pure illustratie.

Volgens de Duitse kunsttheoreticus Stefan Heidenreich brengt de curator de kunst ernstige schade toe

Volgens de Duitse kunsttheoreticus Stefan Heidenreich brengt de curator de kunst dan ook ernstige schade toe. In zijn artikel Schafft die Kuratoren ab! dat op 21 juni 2017 in Die Zeit verscheen, bepleit hij dat artistieke vrijheid steeds het uitgangspunt moet zijn en blijven, maar meent hij dat zij beknot wordt door machtige curatoren die niet zelden te veel zeggenschap hebben over kunstenaars.

Zo is Heidenreich nostalgisch naar de eerste edities van Documenta: ze werden veel minder gedirigeerd door autocratische curatoren, er golden nog elementaire criteria voor het maken van een tentoonstelling en er was vooral ook meer plaats voor debat over die criteria.

Wordt de curator stilaan een bedreiging voor de kunst? Wat denken curatoren en kunstenaars daar zelf over? Met zowel kunstenaars als curatoren uit verschillende instituten en met uiteenlopende professionele achtergronden gaan we na of deze zware aantijging wel klopt.

Waar ging het mis?

Belangrijk in deze discussie is het besef dat de curator zoals we die vandaag kennen, helemaal nog niet zo oud is. Toen rond 1800 musea werden opgericht, bestond zijn voornaamste taak er nog gewoon in om de schatten van het vaderland te bewaren, te onderzoeken en te tonen aan het publiek.

Gaandeweg werden musea echter meer dan de schatkamers van de natie en begonnen ze hun ruimtes te vullen met tijdelijke tentoonstellingen. Vanzelf gingen curatoren meer hun eigen stempel drukken en zelf initiatieven nemen. Zo gingen ze steeds zwaarder wegen op het artistieke debat.

Vandaag zijn namen zoals Sandberg, Szeemann, Dorner, Hoet en Hultén minstens even bekend als de kunstenaars die ze een podium gaven. Zeker Szeemann en Hultén hebben volgen Hans Ulrich Obrist en Lionel Bovier sterk bijgedragen tot de herinterpretatie van het curatorschap. In A Brief History of Curating (2008) stellen ze dat Szeemann de eerste onafhankelijke ausstellungsmacher was, die tentoonstellingen zag als constellaties om de samenleving te organiseren, terwijl Hultén dan weer een revolutionair was die instituten omvormde tot multidisciplinaire laboratoria.

Harald Szeemann in gesprek met Jean-Christophe Ammann, Documenta, 1972, ©Till Spiro

Curatoren hebben dus wel wat verwezenlijkt en krediet opgebouwd, zou je dan denken. Maar vandaag leeft er bij vele kunstenaars een reële angst dat een curator zijn eigen identiteit te veel doordrukt of hen tot pionnen maakt in een groter verhaal. De kunstenaar wordt immers verondersteld zijn werken af te staan aan iemand anders, om er in het beste geval samen een beter geheel van te maken.

Vandaag leeft er bij vele kunstenaars een reële angst dat een curator zijn eigen identiteit te veel doordrukt of hen tot pionnen maakt in een groter verhaal

‘I think it’s often about fitting a work in a concept that they already have, rather than looking at the work and developing something from there’, vindt kunstenares Lisa Wilkens. ‘And that’s something I’m really not interested in. I’m not ticking boxes, I’m not fulfilling somebody else’s ideas of what they think should be next, or hot or should be seen.’

Kunstenaar Pieter De Clercq valt Wilkens volmondig bij. ‘Als je het woord curator in zijn letterlijke oorsprong neemt, staan we ver af van “zorg dragen voor”. Een curator zou een soort begeleider moeten zijn, terwijl hij nu soms een dominante positie inneemt.’

Het spreekt voor zich dat kunstenaars niet graag zien gebeuren dat hun werk ondergeschikt wordt aan iemand anders concept en dat hun maakproces daarbij veronachtzaamd wordt. De Clercq stelt dat ‘curatoren niet weten wat het is om een werk te maken, of hoe dat voelt.’

Ook kunstenares Hannelore Van Dijck merkt op dat ‘de communicatie soms kan mislopen doordat een curator niet altijd weet wat een werk maken fysiek voor ons betekent. De curator moet een tekst schrijven over je werk, maar vaak ben je op dat moment zelf nog bezig met het proces en kan je dus geen sluitend antwoord geven. Dat zorgt voor onvrede aan beide kanten.’

Wat maakt iemand tot een goeie curator?

Curatoren schrijven inderdaad teksten, maar vervullen nog tal van andere administratieve en organisatorische taken. Sommige curatoren focussen op de ondersteunende taken, terwijl anderen zich als volwaardige gesprekspartner voor de kunsten opwerpen. Hoe dient de curator zich idealiter op te stellen ten aanzien van de kunstenaar? Welke rol heeft zij of hij te spelen tussen kunstenaar, instelling en publiek?

‘Ik zie de curator als een klankbord voor de kunstenaar, om mee in dialoog te gaan vanuit onze kennis en ervaring.’ (Eva Wittocx)

Eva Wittocx van M-Museum Leuven legt de nadruk op de dienende rol van de curator: ‘Wij steunen enkel, wij maken het werk niet. We proberen het werk te faciliteren. Ik zie de curator als een klankbord voor de kunstenaar, om mee in dialoog te gaan vanuit onze kennis en ervaring.’ Een goede curator is dus in de eerste plaats iemand die ten dienste staat van de kunstenaar en diens werk.

Volgens Antony Hudek, hoofd van de KASK Curatorial Studies, vormt de meerwaarde van curatoren daarbij een uitgebreide kunstkennis en -achtergrond. Ze dienen hun ogen te trainen, gevoelig te worden aan kunst. Volgens Hudek kan curatorschap dan ook samengevat worden als ‘a sensitivity which means both knowledge and feeling for what one does’.

Dat ‘juiste gevoel’ is iets wat kunstenaars alvast zoeken in hun contact met een curator. Ze willen voelen dat hun werk veilig is bij een curator, museum of andere instelling. Curatoren moeten kunstenaars niet (onbewust) beperken door bepaalde visies of beleidsregels op te leggen, maar hen juist laten groeien en floreren.

Eva Wittocx en Dirk Braeckman voor het Belgisch paviljoen, Biennale Venetië, 2017

Hannelore Van Dijck merkt op dat curatoren die dialoog soms heel verschillend invullen: ‘waar de ene zich boven jou stelt en je werk en proces inlijft in zijn idee, denkt de andere net mee in jouw proces, vanuit een respectvolle dialoog die je samen verder brengt.’ Dat samen nadenken kan volgens haar veel naar boven woelen: ‘Dankzij een curator kan je soms dingen vertellen die je alleen niet gezegd zou krijgen.’

Om zo’n gedeeld verhaal alle kansen te geven, is het belangrijk dat het proces niet altijd een onmiddellijke finaliteit heeft, zoals een tentoonstelling. De samenwerking is immers geen lineair mechanisch proces, stelt Lisa Wilkens. ‘You don’t always have to be supportive as a curator by giving me good shows, but you can also be supportive just by encouraging somebody in their work.’

Antony Hudek ervoer dat ooit heel concreet met een kunstenaar: ‘Four years ago I did a show in London with an artist, it was a really wonderful experience of just working as a soundboard for an artist. That revealed something to me, that as a curator you can just be an element of conversation. I practically did nothing, I was just there often when he was working and we would talk about the material.’

De ‘macht’ van een curator hoeft niets negatief te zijn, zolang het doel maar blijft om via dialoog het kunstenlandschap te verrijken en te versterken.

Finaal hoeft de ‘macht’ van een curator dan ook niets negatief te zijn, zolang het doel maar blijft via die dialoog het kunstenlandschap te verrijken en te versterken. Curatoren kunnen bovendien extra kansen creëren voor kunstenaars, zeker voor jonge kunstenaars. ‘Dat is een verantwoordelijkheid die ze moeten opnemen: niet alleen focussen op gevestigde namen, maar ook jonge kunstenaars helpen instromen in de kunstwereld’, stelt Hannelore Van Dijck.

Als een kunstenaar op het juiste moment getoond wordt op de juiste plaats, kan dat voor zijn verdere carrière veel betekenen. Al blijft altijd het gevaar bestaan dat sommige curatoren daarbij (te veel) zelf de richting bepalen. ‘Als je als kunstenaar in een curatorennetwerk terecht komt, word je sneller opgepikt, want een curator die macht heeft, beïnvloedt ook andere curatoren’, stelt Pieter De Clercq.

Ook Antony Hudek getuigt over dit knelpunt: ‘There are certain people with that kind of power, that if they pick up on an artist, all other institutions will soon also begin to follow that artist.’

Is het de schuld van de instituten?

Vraag blijft alleen of kunstenaren en curatoren niet meer gemeen hebben dan wat hen in oppositie stelt. Allebei kampen ze bijvoorbeeld met problemen die het hele kunstlandschap parten spelen. De weinige middelen die er zijn, zitten vaak gecentraliseerd bij een aantal grote instellingen. Dat maakt curatoren minstens zo afhankelijk als kunstenaars van de specifieke maatschappelijke relevantie die zulke instellingen moeten nastreven.

Valentijn Goethals, kunstenaar en medeoprichter van 019, geeft aan dat dit ook curatoren in een moeilijke positie plaatst: ‘Als je voor een instituut kan werken heb je werkzekerheid, wat heel zeldzaam is, maar dan ga je al snel mee in de hele politiek die daaraan vasthangt.’

Antony Hudek vertelt hierover: ‘Curating as I understand it, is very difficult to maintain in a museum, because the pressures are really numerous. There is the public, but there is also communication, outreach, etc. It has a number of demographics that are quite wide.’

Museale instellingen moeten inzetten op kunstmarketing, het publiek te vriend houden en thema’s aansnijden die (verondersteld worden) te leven onder de mensen. De kritiek daarop is niet nieuw: Daniel Buren, Hans Haacke en Miwon Kwon zijn slechts enkele kunstenaars die het instituut stevig op de korrel namen.

Op zich is het natuurlijk een goeie zaak dat die instellingen kunst toegankelijk maken voor zoveel mogelijk mensen, maar de hoge eisen op vlak van output en publieksbereik maken dat ze overuren draaien en verstrikt raken in bureaucratie en administratie, aldus Gavin Wade in ‘Curating in the 21st Century’ (2001). De combinatie van die hoge werk- en administratieve druk met de ongelooflijke vluchtigheid van alles wat men realiseert, blijft een van de grootste uitdagingen.

De curator wordt al te snel als een tegenstander van de kunstenaar getypecast en in het defensief geduwd.

Daar komt nog bovenop dat er onder musea, kunstenaars en curatoren veel concurrentie is. Elk jaar studeert een nieuwe lading kunstenaars en curatoren af. Er zijn dan ook zoveel kunstenaars die curatoren kunnen bezichtigen, dat diepgaande gesprekken en duurzame samenwerkingen er vaak bij inschieten.

‘Het is een hard spel’, is de indruk van Pieter De Clercq. ‘Zo ben ik nog nooit twee keer dezelfde curator tegengekomen; bij elke tentoonstelling waaraan ik deelneem, zijn het telkens andere curatoren.’

Begrip van beide kanten is dan ook noodzakelijk, nu de curator al te snel als een tegenstander van de kunstenaar getypecast en in het defensief geduwd wordt. Antony Hudek beschrijft dit fenomeen als volgt: ‘No one is defending the public role of the curator. Maybe it is out there, but I don’t hear it enough. The curator has an amazing sway over art and artistical display. We don’t valorise those roles enough. I am not so much interested in defending curating as an activity, but I am concerned that curators are seen as either relevant politically or antagonistic towards artists. If the government decides to cut down on art spaces, the artists are the first ones we think about, which is very true, but it also affects the curators.’

Curatoren worden nog te veel gezien als diegenen die de ‘beste kunstenaars’ eruit kiezen en tentoonstellen.

Seth Siegelaub pleit in die zin voor de ‘demystificatie van curatoren’. Curatoren worden nog te veel gezien als diegenen die de ‘beste kunstenaars’ eruit kiezen en tentoonstellen. Demystificatie houdt dan in dat een curator niet zozeer iemand is die het ‘artistiek genie’ weet te herkennen, maar iemand die helpt bij het maken van artistieke keuzes, als klankbord fungeert en betrokken is bij het artistieke proces.

Het denken van de curator kan van de tentoonstelling een bijzondere belevenis helpen maken en verbindingen zichtbaar maken tussen kunstenaars, hun artistieke processen en de relatie tot maatschappelijke fenomenen, zonder eender wie of wat geweld aan te doen.

Naar een nieuwe ecologie voor de kunsten?

Kunstenaars mogen zich dan wel zorgen maken over de macht van de curator, we stellen vast dat ze zich ook terdege bewust zijn van de moeilijke positie waarin de curator zich soms bevindt.

Dat heeft ook veel te maken met het feit dat beide rollen in elkaar beginnen over te vloeien. Niet alleen werpen kunstenaars zich op als curatoren en maken curatoren de overstap naar de kunsten, zelfs binnen hun gescheiden rollen is er steeds meer gedeelde ruimte. ‘Ik denk dat de pure rollen van curator en kunstenaar aan het vervagen zijn. Wie is wat? Wat doet wie? Dat maakt steeds minder uit’, aldus Valentijn Goethals.

Ook Antony Hudek pleit voor een opheffing van de strikte scheiding tussen kunstenaars en curatoren: ‘For some reason the division between artists and curators is very large. It baffles me. If it was understood as a one to one relationship, we all would be better off.’

In plaats van antagonistische relaties te blijven aanhouden, zouden kunstenaars en curatoren net als handlangers naar verandering kunnen streven binnen het kunstlandschap, door op zoek te gaan naar nieuwe posities, los van de gangbare rollenpatronen.

‘We mogen immers niet vergeten dat we allemaal samen in het culturele veld zitten’, merkt Hannelore Van Dijck op. ‘Als je enkel bezig bent met je individuele parcours, dan zwak je de positie af die je samen inneemt.’

Daarnaast moeten niet alleen musea en overheden, maar ook kunstenaars en curatoren zelf af van hun tentoonstellingsmanie. Als de tentoonstelling op weinig belangstelling kan rekenen of niet gehaald wordt, wordt de samenwerking door beide partijen al snel als mislukt of minder geslaagd gezien. Niets is echter minder waar.

Kunstenaars en curatoren kunnen als handlangers naar verandering streven binnen het kunstlandschap.

Minder nadruk leggen op de lineariteit van het proces maken –> tonen –> kritiek zou niet alleen druk van de ketel halen, maar ook ruimte scheppen om te investeren in de ‘ecologie’ van de kunsten. Er is vandaag dan ook een grote nood aan meer plekken, waar nieuwe modellen voor kunstenaars en curatoren worden ontwikkeld. ‘Een gezond kunstlandschap is een veld waar er voor alles plaats moet zijn’, aldus Eva Wittocx.

Lisa Wilkens stelt voor om op die nieuwe plekken alvast de afstanden kleiner te maken tussen maken en tonen: ‘I wonder more and more what museums actually are and if art needs to be in museums. Maybe it should just be open studios. With no platform, or no kind of mediated space. Just have the studio as the exhibition space and have a direct dialogue with people who are interested. Open studios is the time where you find out what your work actually does. People come in and you meet each other on eye level and you talk about stuff in the language that everyone has.’

Momenteel hebben we vaak noch de plaatsen, de middelen of de tijd om samen te denken, te maken en te spreken. Dat geldt natuurlijk voor zowat alle sectoren binnen de samenleving, maar dat maakt het niet makkelijker om voor de kunsten platformen te veroveren waar zowel kunstenaars als curatoren worden uitgenodigd om zonder vaste rollen en voorgeschreven einddoelen hun ding te doen.

Toch zit er voor curatoren en kunstenaren niets anders op dan samen te zoeken naar manieren en plaatsen om kunst publiek te maken, willen de kunsten finaal aan het langste eind trekken.