Crippen, of wanneer cultuur te krap wordt
Door Monica Fierlafijn, Fien Criel, op Wed Jun 09 2021 22:00:00 GMT+0000Fien Criel (woord) en Monica Fierlafijn (beeld) leggen de blinde vlekken bloot van een wereld die door niet-gehandicapten is ingericht. Hoe kunnen steden en cultuurhuizen hun ontoegankelijke ruimtes herdenken? Het antwoord: crippen, een term die assimilatie aan die wereld afwijst en normatieve ideeën over lichamen ter discussie stelt.
Een avondje theater betekent treden tellen. Wanneer de bel in de foyer gaat, de mannen aan wijnglazen nippend hun echtgenotes, die de tickets bijhouden, volgen en in beschaafd geroezemoes de conversaties voortzetten op de trappen, terwijl ze routineus hun zitje opsporen, pin ik mijn ogen vast op de brede rug van de vriend die me die avond meevroeg.
Mijn blik volgt zijn vertrouwde groene jas uit de tweedehandswinkel. Zo weet ik waar ik heen moet, terwijl hij voor mij een doorgang effent. Ik houd mezelf staande in de stroom, het treden tellen vergt al mijn energie, waardoor ik geen woorden overhoud om gezellig verder te babbelen. Hij weet intussen dat het navigeren in ontoegankelijke ruimtes mijn multitaskende vaardigheid lamlegt. Het is een stilzwijgende afspraak die we nu al een tijdje volhouden als we samen naar concerten in Voo?uit gaan of theater kijken in schouwburgen. Mijn arm in de zijne gehaakt schreeuwt hij dan ‘Opzij! Dankjewel’, pintjes in de lucht, de ruimte opeisend waarom ik niet durf te vragen in de cultuurhuizen die niet zijn ingericht op afwijkende lichamen en neurodiverse geesten. Mijn ogen richten zich naar de grond zodat ik eventuele obstakels voor mijn voeten kan detecteren.

Vaker dan me lief is, arriveer ik net te laat in de schouwburg. Onderweg zijn kost me doorgaans dubbel zoveel tijd dan Google Maps voor mij inschat. Dan moet ik me langs de mensen wurmen die al keurig plaatsnamen in de rij roodfluwelen stoelen. Ondanks goedbedoeld opgetrokken knieën, verlies ik toch mijn evenwicht in die doorgangen zo smal dat ze voor mijn spastische been amper de naam waardig zijn. Dan beland ik per ongeluk op de schoot van een onbekende bezoeker. Ik ken het scenario. Ik mompel excuses en glimlach vriendelijk naar de menselijke buffer van die avond. In het oogcontact blijft hoe dan ook ongemakkelijkheid plakken.

De toeschouwers proberen mijn onbedoelde indringen van hun persoonlijke ruimte te rijmen met het jonge, schijnbaar normale lichaam dat ze voor zich zien. Hoe ik het vooropgestelde script (keurig gaan zitten en niet te veel aandacht opeisen voor aanvang van de voorstelling) doorbreek, is bijna een performance op zich.
Verankerd erfgoed
Soortgelijke obstakels herhalen zich extra muros, zoals aan de hoofdingang van musea, waar wel een trap is maar geen eenvoudige helling. Ik dacht altijd dat de stad en haar gebouwen organisch groeien, dus accepteerde ik de extra tijd die ik nodig had om ze te betreden. Aan de inrichting van beschermde gebouwen, relikwieën van een West-Europese glorietijd, valt immers achteraf weinig te veranderen, toch? Verankerd zijn ze, in steen en beton. Verzakte paaltjes, losse kasseistenen, boomwortels die voetpaden openbreken horen erbij als sporen van de tijd.

We bejubelen die oude steden met hun historisch erfgoed, die bewaard blijven ten koste van toegankelijkheid en mobiliteit. In een theater met historische trappen installeer je dus niet zomaar een lift. Wat verder wordt wel een wolkenkrabber als zoveelste prestigeproject neergepoot. Als kunstscholen zichzelf heruitvinden, huizend in strakke architecturale parels, waarom wordt toegankelijkheid dan niet vanzelfsprekend meegenomen in het ontwerp? De verticaal hellende muren horizontaal doortrekken zou rolstoelgebruikers dezelfde toegang tot de hoofdingang verzekeren. Vandaag duwen de aula-stoeltjes, uit plaatsbesparing aan de tafels bevestigd, de minder mobiele mensen naar de zijkant.
Het vraagt voor ons nog steeds meer tijd dan voor niet-gehandicapten om doorheen dezelfde ruimtes te navigeren.
Nee, de vormgeving van een stad is allesbehalve organisch en verdient dus eens te meer in vraag te worden gesteld. In de antwoorden van de voorbije eeuwen werden mensen met een handicap, die nochtans evenveel recht hebben op bewegingsvrijheid, consequent vergeten.
Vinger op de wonde
Maar wacht eens, hoor ik u denken. De meeste publieke gebouwen hebben nu toch een lift en quasi elke website heeft uitgebreide instructies omtrent toegankelijkheid? Speciale stewards begeleiden je toch van die lift naar je gereserveerde rode zetel? Klopt, maar dát we een steward nodig hebben om deel uit te maken van het publiek, is een bewijs van ongelijkheid waarvoor ik niet applaudisseer.

De cultuursector mag dan wel opnieuw noties als toegankelijkheid, inclusie en diversiteit introduceren; net die positionering vraagt van haar zelfreflectie en legt de vinger op de wonde. Publieke verklaringen van goede intenties volstaan niet meer, minimale aanpassingen zijn alleen ongemakkelijk.
Het vraagt voor ons nog steeds meer tijd dan voor niet-gehandicapten om doorheen dezelfde ruimtes te navigeren, terwijl die ongelijkheid kan worden weggenomen door de ruimte als geheel anders vorm te geven.
Het feit dat je een steward nodig hebt om zoals iedereen tot in je theaterzitje te geraken of je dagelijkse pendeltrein moet reserveren via een in onbruik geraakte praatpaal, is geen toe te juichen vooruitgang, maar een halfslachtig schouderophalen, dat de verantwoordelijkheid voor de meest benodigde aanpassingen bij de mensen met een handicap legt. Ik hoef u vast niet uit te leggen hoeveel energie al die planning op voorhand inneemt. Hoezeer de e-mails en telefoontjes om een steward te reserveren of naar een lift te vragen, de spontaniteit en het plezier uit het dagelijkse leven wegnemen. Ik hoef u niet uit te leggen dat je wordt uitgesloten van intellectuele theaterdiscussies als je bij aankomst aan de schouwburgtrappen eerst op een steward moet wachten om je aan te melden aan de balie.

De kunstwereld en culturele sector kloppen zich dan wel op de borst dat ze openstaan voor het anders-zijn of gaan er prat op zichzelf heruit te vinden zoals geen enkel ander segment van de samenleving dat kan. Maar de inrichting van hun huizen en ook de samenstelling van hun programma’s dwingen bezoekers en makers met een handicap nog al te vaak tot ongemakkelijke zichtbaarheid dan wel pijnlijke onzichtbaarheid.
Handicap is constructief voor iemands identiteit, maar dat wordt vandaag nog te vaak ontkend door een niet-gehandicapte meerderheid.
Dat er geld nodig is om meer fundamentele aanpassingen door te voeren, valt niet te betwijfelen, maar dat mag geen excuus zijn voor deze gebrekkige aanpak. Dat dezelfde problemen qua toegang en zichtbaarheid van gemarginaliseerde stemmen al zo lang aanslepen, toont dat een tekort aan middelen niet allesverklarend is; veeleer is een radicale mentaliteitswijziging vereist.
Wat crippen betekent
Als een lift al niet meer volstaat, hoe kunnen cultuurhuizen dan wel gelijkwaardig verwelkomen? Laat mij een term introduceren die het vast goed zal doen in de volgende discussie met gelijkgestemde intellectuelen. ‘Crippen’ is afgeleid van het Engelse woord crippled (kreupel) en wordt sinds 2010 op emancipatorische wijze toegeëigend door mensen met een handicap. De term wijst assimilatie aan de niet-gehandicapte wereld af en stelt haar normatieve ideeën rond lichamen in relatie tot ruimte ter discussie, vertrekkend vanuit handicap als een waardevol en complex element van iemands identiteit.

Onze integratie en participatie vraagt normalisering. Handicap is constructief voor iemands identiteit, maar dat wordt vandaag nog te vaak ontkend door een niet-gehandicapte meerderheid. Net als gender, ras en nationaliteit is het in een ideale wereld een persoonlijkheidskenmerk dat je leven vormgeeft, ware het niet dat het vandaag nog steeds als een probleem met een eenzijdige oplossing wordt weggezet. Crippen kan de vinger op de wonde leggen door handicap als fenomeen te politiseren en tegelijkertijd in te bedden in onze alledaagse werkelijkheid.
In cultuurhuizen waar crippen een aanvaarde praktijk is, worden gebarentolken onvoorwaardelijk naast ieder podium geplaatst.
Wil je een gelijkwaardige toegang garanderen tot de hoofdingang van de Musea voor Schone Kunsten, installeer dan kleurrijke ramps die daarenboven het verstoppen van de aparte rolstoelingangen aanklagen. Breng wegwijzers en signalisatie via pictogrammen duidelijker in zicht, subtiel passend binnen het geheel van de huisstijl. Gecripte theaterstoelen zijn breder, bieden basiscomfort aan alle zitvlakken, accommoderen diverse lichamen en hun mobiliteitshulpmiddelen. Zo dwingen de enige twee rolstoelplaatsen in de zaal geen ongemakkelijke aandacht meer af.

In cultuurhuizen waar crippen een aanvaarde praktijk is, worden gebarentolken onvoorwaardelijk naast ieder podium geplaatst. Reservatieprocedures worden er afgeschaft, er zijn immers voldoende stewards aanwezig om de vragen van bezoekers en artiesten die zich verloren voelen, te beantwoorden. Als we mogen dromen, kan het barpersoneel zich vlot met handgebaren uitdrukken en is braille in alle programmaboekjes vanzelfsprekend. Crippend protest vult iedere put in het wegdek naar de stadsschouwburg op met een fluorescerende kasseisteen, om overheden eraan te herinneren dat het basisrecht op toegankelijkheid begint bij zoiets eenvoudigs als een egaal begaanbare ondergrond. Crippen verzet zich tegen het gebruik van handicap als eenmalig rekwisiet op het podium, terwijl de drempels onderweg stilzwijgend werden genegeerd.

Crippen eist niet alleen erkenning voor onze effectieve bijdragen aan de vormgeving van de bewegingsruimte. Het klaagt ook de onzichtbaarheid aan van die bijdragen zolang handicap onwenselijk is voor een niet-gehandicapte meerderheid, die haar ruimtes niet aanpast aan onze noden. Crippen zet in op wat er al is om aan die noden te beantwoorden. Het is een creatief verzet dat niet alleen materiële vernieuwing vraagt, maar ook inzet op menselijke verbinding. Crippen in de kunstwereld kan een scala aan artiesten en toeschouwers binnenbrengen, die diversiteit en inclusie vanuit een geleefde noodzaak verder dragen dan de modewoorden waar we nu met z’n allen over struikelen.