Creative Europe: Hinken op twee gedachten.

Door Lieven Van den Weghe, op Thu Feb 28 2019 23:00:00 GMT+0000

Eind mei trekt Europa naar de stembus. Maar wie maalt erom? Meer dan de helft van de Europese bevolking niet, bleek vijf jaar geleden. Nochtans werkt de Unie hard om vanuit een meer uitgesproken identiteit de bevolking te verenigen in een gedeeld verhaal. Eén voorbeeld daarvan is Creative Europe, het nog jonge subsidieorgaan voor culturele en creatieve industrieën dat nu na een eerste evaluatie nieuwe accenten krijgt. Een rondvraag leert echter dat cultuur an sich steeds meer op het achterplan geraakt.

'Het voordeel aan Europese subsidies is dat je goed moet verantwoorden wat je vraagt, maar daarna ook krijgt wat je vraagt. In Vlaanderen werkt het anders. Er is een advies en daarna doet de minister wat hij wil.’

Aan het woord is Wouter Van Looy, de artistiek leider van Zonzo Compagnie en de organisator van het Big Bang Festival, het bekende muziekfestival voor kinderen dat sinds 2010 een grote sprong voorwaarts maakte. Wat aanvankelijk Oorsmeer heette, werd Big Bang en naast België werd het festival een verhaal van vele Europese partners. De laatste editie streek neer in negen steden, verspreid over zes verschillende landen. Volgend jaar staat een Canadese versie in de etalage.

‘Voor ons betekent Creative Europe de vlucht vooruit omdat we de Vlaamse overheid er maar niet van kunnen overtuigen de steun aan te passen aan de enorme expansie en groeimogelijkheden van onze werking en we voor de realisatie van onze voorstellingen steeds weer nieuwe commissies moeten overtuigen. We zijn ondertussen een stevige multinational, maar worden in Vlaanderen gesteund als een beginnende – lokaal werkende – organisatie.’

Voor wat hoort wat

Europese subsidies krijg je niet zomaar. ‘Elke euro die je uitgeeft, moet je kunnen bewijzen’, aldus Van Looy. Het indienen van een aanvraag neemt veel tijd en middelen in beslag. ‘Met onze aanvraag waren twee medewerkers drie à vier weken in de weer. Daarnaast kruipt er ook heel veel voorbereiding in het contacteren, bezoeken, werven, overtuigen en opvolgen van de partners.’ Veel culturele organisaties durven het niet eens te overwegen.

Wie zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen, vindt op de pagina’s van de Vlaamse Creative Europe Desk een standaardformulier voor kleinschalige samenwerkingen. Op het eerste gezicht verschilt het weinig van andere subsidieaanvragen, zij het dat de omvang doet duizelen. Wanneer je telkens het maximum aantal toegestane woorden gebruikt – doorgaans zo’n 1000 per vraag – heb je er op het einde van de rit zo’n 34.000 neergepend. Dat stemt overeen met ongeveer 55 A4’tjes doorlopende tekst.

Veel culturele organisaties durven het niet eens te overwegen.

Een waslijst aan vragen peilt naar je portfolio, publiekswerking, de aangewende methodologie, de beoogde spreiding, de managementstructuur en zoveel meer.

Een van de meer cryptische vragen die het document in petto heeft, is hoe je doelstellingen en activiteiten zich verhouden tot de geïdentificeerde noden van je beoogde doelgroep. Enige notie van geestes- of gedragswetenschappen komt daarbij van pas. En passant wordt je naar jouw creatieve identiteit gevraagd door je te spiegelen aan een tweetal Europese wetteksten. Mocht het Europese kompas nog niet goed zijn afgesteld, dan is dat na afloop wel even anders.

Maar er staat wat tegenover: honderdduizenden euro! Big Bang kreeg voor vier jaar net geen 2 miljoen euro toebedeeld. Het leeuwendeel is gereserveerd voor de productiekosten van de festivals. Codewoorden als ‘transnational mobility of artists’, ‘audience development’ en ‘evaluation methods’ staan voorop. Daarmee vergeleken gaat er relatief weinig geld naar de creatieontwikkeling, de logistieke kosten en de nageboorte in publicatie- of documentairevorm. Telkens ongeveer 100 à 200.000 euro.

Een schaalvergroting in middelen impliceert ook een betere distributie en meer zichtbaarheid in de pers. Enkele sterk gemediatiseerde producties zoals Lam Gods van NTGent en Girl van Lukas Dhont kregen Europese subsidies, respectievelijk 200.000 en 46.300 euro. Film Fest Gent krijgt jaarlijks gemiddeld 40.000 euro voor het festival. De festivalprogrammatie telde in 2018 meer dan 30 films die door Creative Europe werden gesteund. Een andere sterke Belgische speler is de concertzaal Ancienne Belgique. In 2017 ontving het van Europa voor haar coördinerende rol in een netwerk van Europese concertzalen (Liveurope) een half miljoen euro toebedeeld.

‘The Programme’

Zulke culturele Europese subsidies bestaan nog maar dik tien jaar, en pas sinds 2014 onder de noemer ‘Creative Europe’. Dit programma valt onder de bevoegdheid van het Uitvoerend Agentschap voor Onderwijs, Audiovisuele Media en Cultuur (EACEA) en zijn beleid wordt bepaald door de Europese Commissie. The Programme, zoals het vanaf de tweede paragraaf steevast genoemd wordt, rust op drie pijlers: Cultuur, Media en Cross-sectoraal.

Cultuur omvat alles van erfgoed tot podiumkunsten, beeldende kunsten, muziek en literatuur en krijgt 31% van de fondsen. Het grootste deel van de koek, 56%, gaat naar Media, dat zich richt op audiovisuele producties en videogames. Het cross-sectorale fonds ten slotte staat garant voor 13% van het totale budget.

In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, betekende cross-sectoraal tot nu toe weinig meer dan een fonds voor de uitbetaling van werkingsmiddelen voor de nationale Creative Europe Desks. Verder voorziet het ook geld voor studies, gegevensverzameling en financiële garantstelling voor minder kapitaalkrachtige culturele en creatieve aanvragers. Jaarlijks organiseren deze desks ook trainingen en evenementen waarop mogelijke partners elkaar beter kunnen leren kennen.

Europese fondsen blijken steeds minder toegankelijk voor kleinere, onafhankelijke culturele organisaties.

De twee grootste subdisciplines schrijven elk apart calls uit, voor zowel individuele projecten als meerjarenplannen. Die variëren van kleine tot grootschalige samenwerkingen, waaronder platformen zoals het al genoemde Liveurope of netwerken van partners die kennis met elkaar delen, zoals Eurozine. Dat netwerk verenigt meer dan 90 Europese culturele magazines en bundelt vertalingen van hun beste artikels op één website.

Ook Eurozine profiteerde dus van de schaalvergroting die Europees geld kan bewerkstelligen, maar toch klinkt algemeen directeur Filip Zieliński kritisch voor de richting die het uitgaat. ‘Europese fondsen blijken steeds minder toegankelijk voor kleinere, onafhankelijke culturele organisaties – dat is net de leemte waar Eurozine voor een stuk aan tegemoet komt.’

Ook de ideologie achter Creative Europe baart Zieliński zorgen. ‘Vandaag overheerst het verhaal van de ‘creative industrieën’ (jobs), internationale relaties (publieke diplomatie) en sociale ontwikkeling. De vraag is: hoe zal cultuur in de toekomst gezien worden? Als een middel voor Europese veiligheid? Of ter verdediging van de Europese identiteit en legitimering ervan?’

Verkokering

Zieliński’s vrees lijkt niet helemaal ongegrond, nu Creative Europe herzien wordt voor de volgende beleidsperiode vanaf 2021. De voorgestelde wijzigingen zitten dan nog wel in hun ontwerpfase; ondertussen zijn ze al diverse stationnetjes gepasseerd. De tekst die de Raad van Europa daarover net voor Kerstmis publiceerde, belooft weinig goeds voor de Europese culturele sector. Hij lijkt althans weinig rekening te houden met alle kritiek die op voorbereidende vergaderingen geuit is.

Over het budget is men het zo goed als eens: de huidige 1,46 miljard euro voor Creative Europe wordt naar alle waarschijnlijkheid opgetrokken met 390 miljoen euro. Een pak minder dan de beoogde verdubbeling waarvan initieel sprake. Zowel drukkingsgroepen als stemmen in het Europees Parlement hadden daarop aangestuurd, met als doel een symbolische 1 procent van het totale Europese budget te reserveren voor cultuur en creatieve industrieën.

‘Toch mogen we niet klagen’, reageert Delphine Dumon van de Vlaamse Creative Europe-desk in Brussel. ‘Ooit lag zelfs de piste op tafel om Creative Europe volledig te laten verdwijnen. Bovendien zullen de verschillende subdisciplines in het nieuwe programma meer invulling krijgen.’

Enkele van de historisch belangrijkste kunstdisciplines worden net niet bij het huisvuil gezet.

De verdeelsleutel blijft nagenoeg dezelfde: 33% voor cultuur, 58% voor media en 9% voor het cross-sectorale. In dat laatste moeten voortaan daadwerkelijke samenwerkingen tussen media en cultuur komen, gesuperviseerd/gestuurd door een ‘Creative Innovation Lab’. ‘Denk bijvoorbeeld aan een museum dat inzet op virtual reality’, zegt Dumon.

Naast de oude mantra’s ‘samenwerking’, ‘innovatie’ en ‘competitie’ wil de Europese Commissie voortaan ook cross-sectorale subsidies reserveren voor onafhankelijke, diverse en pluralistische kwaliteitsmedia. Mediageletterdheid is daarbij onontbeerlijk. Daarmee lijkt de EU zich te willen hoeden voor nog meer populisme en fake news.

De competitieve tendens die reeds in het huidige programma werd ingezet, zet zich voort. Enkele van de historisch belangrijkste kunstdisciplines worden net niet bij het huisvuil gezet. Van de woorden ‘podiumkunsten’ of ‘beeldende kunst’ is in het huidige voorstel helemaal geen sprake meer. Jawel, in een definitie die schetst wat onder cultuur begrepen wordt. Maar op het vlak van sectorspecifieke acties: niks. Gerichte initiatieven zijn er nog wel voor bijvoorbeeld erfgoed en literaire uitgeverijen en voor wie initiatief neemt in het belang van cultureel toerisme of aandacht schenkt aan hedendaags erfgoed in de vorm van mode en design.

De meest opvallende nieuwkomer in de geplande herschikkingen voor Creative Europe is hedendaagse architectuur. Niet zozeer vanuit esthetische overwegingen, maar als motor van stedelijke ontwikkeling. Uit Duitsland is de term Baukultur opgevist: een eerder vaag begrip dat staat voor een ‘holistische’ vereniging van oude en nieuwe stedenbouw plus duurzame stedenontwikkeling, die kan worden aangestuurd door diverse participerende actoren. In deze hoogwaardige synergie zal de culturele identiteit en diversiteit van Europa af te lezen zijn.

En dat er ook meer aandacht komt voor muziek, stond in de sterren geschreven. Reeds in 2016 kwam deze ondervertegenwoordigde sector samen om zijn aandeel in de culturele pot te vergroten. Dat mondde uit in Music Moves Europe, een soort testprogramma dat aandrong op aparte gelden en sterk gestructureerde distributie- en presentatieplatformen. Voorlopig komt er geen apart programma, maar sectorspecifieke calls dus wel.

Dirk De Wit, hoofd internationale relaties bij Kunstenpunt, is beducht voor die toenemende verkokering. ‘Al die nieuwe programma’s moeten bekostigd worden binnen hetzelfde initiële budget. Dat voedt ook de angst dat het voor sommige sectoren voortaan mogelijk zal worden om van twee potjes te eten.’

Een wankel evenwicht

Intern neigt de ideologie achter The Programme dus meer en meer naar competitieve en innovatieve sectoren, maar tegelijk wordt die cultuurvisie breder uitgedragen in andere beleidsdomeinen. Zo moet ook het onderwijs worden doordrongen van cultuur en innovatie. Nog geen drie jaar geleden hadden schooldirecteuren overal te lande de mond vol van STEM-onderwijs. Science, technology, engineering, mathematics! Nu dat quasi overal is geïmplementeerd, mag het STEAM worden, STEM + arts. En voor wie niet genoeg krijgt van transnationale mobiliteit, is er altijd nog het uitwisselingsprogramma Erasmus+.

Het motto lijkt: wat intern sterk is, moet zich ook extern vertalen. Zo is Creative Europe niet alleen toegankelijk voor de EU zelf, maar ook voor landen aan de grens: Balkanlanden en landen in Noord-Afrika.

Cultuur en diplomatie gaan hand in hand. Het promoten van culturele diversiteit vormt een wezenskenmerk van het buitenlandbeleid van de Unie.

Dat de Europese invloedssfeer een rekbaar begrip is, laat zich ook lezen in de culturele dialoog die de Unie aangaat met landen als China en Japan, landen in het Midden-Oosten en zelfs Latijns-Amerika. Ook de bescherming van erfgoed op de fameuze Zijderoute staat in de Europese agenda voor cultuur vermeld. Cultuur en diplomatie gaan hand in hand. Het promoten van culturele diversiteit vormt een wezenskenmerk van het buitenlandbeleid van de Unie.

Wie er Europese teksten op naslaat, stoot steeds vaker op de term ‘holistisch’. Op het eerste gezicht een zonevreemd begrip, ware het niet dat ze exact weergeeft waar het Europa om te doen is: alles met elkaar verbinden. Holisme is het glijmiddel van de Europese bureaucratie. Zo is elke Europese deelagenda verbonden met een andere.

Het lijkt erop dat de nieuwe Creative Programme-teksten meer en meer in de richting van die culturele diplomatie bewegen. Dat is op zich niet verwonderlijk. De Europese identiteit is jong en oogt vaak wankel, kwetsbaar zelfs. De druk van extra migratie heeft onderhuidse ideologische spanningen binnen de Unie naar de oppervlakte gebracht. Intern en extern vecht Europa een strijd om haar behoud. Tegenover dat soort vraagtekens zet ze haar sterkste uitroeptekens in de etalage.

De tendens om steeds meer op te schuiven naar het oude verhaal van de verlichtingswaarden, draagt echter ook een risico in zich. Is dit denkkader het juiste om tegemoet te komen aan actuele verzuchtingen op het vlak van diversiteit? Dirk De Wit waarschuwt voor het inherente gevoel van suprematie dat bij dat verlichtingsdenken komt kijken.

De vooropgestelde wijzigingen aan het programma tonen duidelijk aan dat een versterking van de interne markt voorop staat. Culturele sectoren die met grote budgetten goochelen en samenwerkingen aangaan met creatieve en hoogtechnologische industrieën, krijgen de voorkeur. Talloze kleine ondernemingen, typisch voor de podiumkunsten bijvoorbeeld, vallen uit de boot. Het wordt hen niet verboden een aanvraag in te dienen, maar de instrumenten daartoe zijn steeds minder op hun leest geschoeid.

Nochtans houden deze kleine spelers vaak beter de vinger aan de pols van maatschappelijke tendensen, stelt de internationale podiumkunstenbelangenbehartiger IETM. Dat probeert Europa dan weer te counteren door meer middelen te voorzien voor pluralistische media of in haar culturele agenda te spreken over de integratie van vluchtelingen, gendergelijkheid, duurzame ontwikkeling enzovoort.

Culture Action Europe, een van de vele culturele belangenbehartigers, ziet in deze inhoudelijke tendens alleen geen werkelijke waarde. ‘In de plaats van deze onderwerpen stilletjes binnen te sluizen via culturele exponenten, zouden ze aan de basis moeten liggen van élk Europees programma. Creative Europe kan daartoe bijdragen door een sterkere cross-sectorale benadering en door meer ruimte te voorzien voor research en experiment. Dat zou de culturele diversiteit werkelijk ten goede komen.’

De Europese Unie heeft veel veil voor het bewaren van haar cultureel erfgoed, maar vergeet de hedendaagse verderzetting daarvan. Terwijl toeristen zich vergapen aan de oude theaters, werkt de meerderheid van de hedendaagse theatermakers in onzekere en precaire omstandigheden. Europa trekt met veel aplomb de kaart van de creatieve industrieën, terwijl die niet zonder het experiment van de culturele sectoren kunnen. Een holistische aanpak oogt dan heel mooi aan de oppervlakte, maar door de ene kant van de balans uit te zuigen, terwijl de andere de schaarse parels krijgt, ondergraaf je op den duur datgene wat je beoogt: rijkdom en diversiteit.