Chokri Ben Chikha over Blankenberge

Door Evelyne Coussens, op Wed Mar 02 2022 23:00:00 GMT+0000

Spreken de kunsten een universele taal? Mwah. Theatermaker Chokri Ben Chikha is daar niet helemaal van overtuigd. Tegenover een in zijn ogen arrogant soort grootstedelijk cultuurglobalisme stelt hij graag de noodzaak van lokaal werken. Hier spreekt de man uit Blankenberge, grootgebracht buiten de driehoek Gent-Antwerpen-Brussel en doordrongen van de kracht van de context.

‘Het is nog maar de vraag wat dat dan is, de periferie. En welk oordeel je daaraan verbindt.’ Ben Chikha (°1969) vertelt over de voorbereidingen van enkele Nederlandse versies van De Waarheidscommissie, de voorstelling waarmee zijn gezelschap Action Zoo Humain sinds 2013 in verschillende steden het koloniale fenomeen van de ‘zoo humain’ aan de kaak stelt. Hij heeft lang rondgelopen in de Bijlmer (een stadsdeel in Amsterdam-Zuidoost), waar interessante verhalen leven, en wil die perifere narratieven verbinden met die uit het centrum. Dramaturge Sietske De Vries tikte hem op de vingers. Ben Chikha: ‘Ze vond dat ik het woord ‘perifeer’ niet mocht gebruiken, omdat dat een negatieve bijklank zou hebben. Maar voor mij was dat helemaal niet zo. Er is een cultureel leven in het centrum, en een cultureel leven daarbuiten. Beide zijn gelijkwaardig, ze beïnvloeden elkaar en sterker nog: ze hebben elkaar nodig om vitaal te blijven.’ Daarmee sluit Ben Chikha aan bij het gedachtegoed van de Amerikaanse boer-dichter-schrijver Wendell Berry, die in een recent interview in De Groene onze tijd ‘het tijdperk van de scheiding’ noemde: tussen de mens en zijn omgeving, tussen stad en land, tussen centrum en periferie. Lijntjes leggen, zoeken naar duurzame verbinding is voor Berry de grote opdracht.

Ben Chikha blijft in zijn praktijk alert voor de specificiteit van de lokale context, een gevoeligheid die hij toeschrijft aan zijn opgroeien buiten de kunstmetropolen.

Maar dat verbinden hard werken is, ook in de kunsten, weet Chokri Ben Chikha als geen ander. Zelf maakt hij in de jaren 1990 de beweging weg uit de periferie. Na een zwerftocht langs Marseille, Parijs en Gent strijkt zijn vader eind de jaren 1960 neer aan de Belgische kust, in Blankenberge, waar anders dan in andere Vlaamse steden nauwelijks mensen van kleur leven – laat staan Tunesiërs. Eindelijk bevrijd van sociale controle! Het zorgt er meteen ook voor dat zijn zoon niet opgroeit in een gekleurd getto, maar in een bescheiden wijk waar kleurlingen en rostekoppen willens nillens aan één zeel trekken. Het dwingt de jonge Chokri open te staan, toenadering te zoeken met mensen tot een andere taal, culturele achtergrond en geloofsovertuiging: ‘Ik kon niet anders dan al die zaken absorberen.’ Die flexibiliteit komt hem goed van pas wanneer hij vertrekt naar de Gentse universiteit om geschiedenis te studeren, en daarna te doctoreren aan de kunsthogeschool KASK. Hij blijft in zijn praktijk alert voor de specificiteit van de lokale context, een gevoeligheid die hij zelf toeschrijft aan zijn opgroeien buiten de kunstmetropolen. Van de onderzoekende, multiperspectivistische houding die hem in Blankenberge overeind houdt, maakt hij in Gent zijn broodwinning, als docent, acteur en theatermaker.

Wat hem daarbij nooit verlaat, is de sceptische houding tegenover een ‘cultuuruniversalisme’ waarop hij toch vooral in die grote steden botst: ‘De idee dat wij kunstenaars iets creëren dat zo slim is en zo universeel dat iedereen het kan begrijpen. En waardoor je er moeiteloos mee van grootstad naar grootstad kunt reizen. Dat klopt alleen als je uitgaat van een circuit van kunsthuizen waar uitsluitend mensen naartoe komen met hetzelfde globale referentiekader, die dezelfde kunsttaal spreken. Maar hoe geografisch verspreid ook, die besloten stratosfeer van internationale kunsthuizen is evengoed ‘lokaal’ of zelfs ‘provinciaal’ – te definiëren als een gebied waarin je moeilijk doordringt.’ Ben Chikha hekelt de makkelijke aanspraak op culturele diversiteit die soms van die huizen uitgaat. ‘Het is niet omdat je tien verschillende nationaliteiten op een podium zet dat je intercultureel denkt en werkt. Wat weet je over de mensen met wie je werkt, wat heb je al voor hen gedaan, in hoeverre interesseren ze je echt?’

De Waarheidscommissie (Gent, 2013) (c) Kurt Van der Elst

In zijn eigen praktijk is de ‘Blankenberge-factor’ altijd blijven doorwerken. Aanvankelijk ook inhoudelijk: in de autobiografische trilogie De Leeuw van Vlaanderen (2003), Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen (2005) en Broeders van Liefde (2008) verwerkt hij zijn jeugdjaren en de persoonlijke strijd met zijn familieleden; vader, moeder en broer. Daaronder schemert echter steeds de grotere strijd tussen de generaties, de Tunesische en Vlaamse cultuur en, zeker in het laatste deel, de worsteling met ‘de Ander’ – toch universele aanspraken dus. Zo ook in vorm: de trilogie is geen Blankenbergs geworteld amateurtoneel, maar professioneel (muziek)theater dat zich bedient van woord, dans, muziek, beeld en symbool, waardoor het eender waar in Vlaanderen kan ‘gelezen’ worden. Vertrekkende uit lokaal en autobiografisch materiaal ‘verwijdt’ dit theater zich tot op een betekenisniveau dat het door een breed publiek kan worden begrepen. De evenwichtsoefening is moeilijk: in De Leeuw en Onze Lieve Vrouw blijft bij veel recensenten de verwijzing naar Will Tura hangen, maar dat het Tunesische gezin ook luistert naar de liederen van de Egyptische zangeres Umm Kulthum, icoon binnen de Arabische wereld, blijft door de meesten onopgemerkt.

De grote omslag bestaat erin dat Ben Chikha na deze prille trilogie zijn richting van werken omkeert: wanneer hij in 2008 zijn doctoraat in de kunsten aanvat over het gebruik van stereotypen in theater, zullen het grote academische en universele vragen zijn die naar een lokale context worden gebracht. In het Heldendooddrieluik (2010-2012) en zeker in De Waarheidscommissie worden thema’s als representatie, (neo)kolonisatie en stereotypering bij elke lokale ‘hercreatie’ in beeld gebracht met behulp van lokale activisten, acteurs en in samenwerking met plaatselijke universiteiten. De Waarheidscommissie – opgevat als een pseudo-realistisch tribunaal – kent varianten in Gent, Brussel, Antwerpen, Mechelen, Kaapstad, en wellicht binnenkort dus in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem. Aan elke variant gaat een langdurig en grondig onderzoek vooraf in samenwerking met lokale actoren.

Lokaal hercreëren is een traag, arbeidsintensief en weinig rendabel proces. Grote tournees zijn bij voorbaat uitgesloten.

Vanuit inhoudelijk oogpunt is het evident dat een lokale hercreatie betekenislagen toevoegt die het originele kunstwerk rijker maken, zeker wanneer het gaat over uitgesproken sociaal-politieke verhalen zoals Action Zoo Humain die vertelt. De voorstelling Amnes(t)ie (2017), die de parallel trekt tussen de Vlaamse collaboratie en het vertrek van de Vlaamse Syriëstrijders, krijgt in de versie van Barcelonese theaterstudenten en in de context van de Catalaanse onafhankelijkheidsstrijd een heel nieuwe gelaagdheid (Amne(i)s(t)ia, 2018). Lokale varianten zorgen bovendien voor duurzaamheid: in plaats van de snelle tourlogica van plug & play smeedt de bezoekende regisseur intense banden met de plek. Ben Chikha: ‘We dromen er toch steeds van dat we impact hebben, dat we die lokale context iets kunnen geven én dat we er iets van kunnen meenemen.’ Soms leidt die intense manier van werken tot vervolgtrajecten, zoals in het geval van Barcelona en Tunesië, waar Ben Chikha in de nabije toekomst opnieuw te gast is. Last but not least voorkomt het hermaken van voorstellingen artistieke luiheid: elke nieuwe context daagt het concept van de voorstelling opnieuw uit, waardoor de regisseur uit zijn comfortzone wordt gehaald, gedwongen om zijn voorstelling telkens weer in vraag te stellen.

Maar de inspanning die dat vergt, is tegelijkertijd ook een van de moeilijkheden. Lokaal hercreëren is een traag, arbeidsintensief en weinig rendabel proces. Grote tournees zijn bij voorbaat uitgesloten. En op artistiek vlak dreigt de valkuil van de anekdotiek, van het superparticuliere of zelfs het identitaire. Net zoals geografisch gezien de ‘culturen’ van de perifere Bijlmer verbonden dienen te blijven met die van hartje Amsterdam, moet ook binnen eenzelfde voorstelling het lokale aansluiting blijven vinden met het universele, om kneuterigheid te vermijden. Het is een dunne lijn: recht doen aan de lokale context en dus wegblijven van de arrogantie van het cultuuruniversalisme, maar evengoed wegblijven van het anekdotische en dus recht doen aan de bredere zeggingskracht van theatrale symbolen, van beeld, lichaam en geluid.

Misschien schuilt in die evenwichtsoefening wel de grootste uitdaging voor Ben Chikha’s eigen boutade dat ‘alles lokale context is’. Vanaf welk punt valt het lokale samen met het particuliere? Uiteindelijk, voor wie het op flessen wil trekken, kijkt elke theaterkijker vanuit zijn volstrekt unieke referentiekader – en de experimenten met theater ‘op maat’ bestaan al. Maar deze geïndividualiseerde vorm van podiumkunsten staat ver af van de duurzame verbinding die Ben Chikha wil leggen met de plekken waar hij werkt. Evenmin mag de basis een nationalistische insteek zijn. Theater ‘op, van en voor eigen bodem’? Dat is nu wel het laatste waarmee Chokri Ben Chikha zich wil associëren.