Camping Sunsets 'Ten Oorlog': een tweesnijdend zwaard

Door Bas Blaasse, op Tue Dec 28 2021 23:00:00 GMT+0000

Een van de meest spraakmakende theatergebeurtenissen van het afgelopen jaar? Ten Oorlog van Camping Sunset. Het was de eerste keer sinds de première in 1997 dat de monumentale Shakespeare-bewerking van Tom Lanoye en Luk Perceval in België werd opgevoerd. Maar de ambitieuze onderneming stelt ook de vraag naar het waarom van repertoire op scherp. Is het strijden met vroeger of met nu?

Misschien is het stuk te goed, te lang of te monumentaal, maar sinds 1997 waagde niemand in België zich aan de halve etmaal van Ten Oorlog. Tot afgelopen zomer, toen Camping Sunset de intussen legendarische trilogie van Tom Lanoye en Luk Perceval vanonder het stof haalde. Na een kleine tournee leverde het jonge locatietheatergezelschap hun beslissingsstrijd met een marathon op Het TheaterFestival, in de Antwerpse haven. Die duurde ruim negen uur, inclusief twee pauzes van anderhalf uur. Niet alleen voor de acteurs een uitdaging, maar ook voor het publiek een hele kluif.

In de opvoering van Perceval duurden alle drie de delen samen meer dan tien uur. Sindsdien is Ten Oorlog niet meer in België opgevoerd.

Ik heb Ten Oorlog noch de oorspronkelijke cyclus Wars of the Roses eerder gezien of gelezen. En, afgezien van de spelers zelf, vermoed ik dat ik niet de enige ben. De Rozenoorlogen is een verzamelnaam voor twee tetralogieën (telkens vier verschillende stukken die één geheel vormen) die vijf historische koningsdrama’s behandelen. Shakespeare schreef ze ergens tussen 1590 en 1600, bijna anderhalve eeuw na de uitgevochten gekte rondom de Engelse kroon. In een periode van nog geen drieëndertig jaar werd de troon door maar liefst vijf vorsten opgeëist, van Richard II via Henry IV, V en VI, tot Richard III.

Tom Lanoye maakte in 1997 voor Luk Perceval en diens Blauwe Maandag Compagnie een bewerking van deze totaal onnavolgbare geschiedenis. Lanoye vertaalde de koningsdrama’s naar zes stukken: een trilogie, waarvan elk stuk bestaat uit nog eens twee delen. Die opvoering werd alom geroemd, onder meer om Lanoyes taalgebruik, en is meer dan twee decennia later nog steeds een wolkenkrabber in de vaderlandse theatercanon. In de opvoering van Perceval duurden alle drie de delen samen meer dan tien uur. Sindsdien is Ten Oorlog niet meer in België opgevoerd. Nu, een kleine vijfentwintig jaar later, doet Camping Sunset het voor het eerst, in iets meer dan zes uur.

Dubbele formule

Het devies van Camping Sunset is een korte repetitieperiode en daarna spelen, spelen, spelen. Zonder eenhoofdig regisseur want die zijn ze samen. De drie voorstellingen zijn steeds door een andere samenstelling van makers gemaakt en gespeeld, en de spelers hebben naar eigen inzicht hun rollen ingevuld, soms meer, soms minder inschikkelijk naar de tekst van Lanoye. Voor elk deel van Ten Oorlog resulteerde dit bij Camping Sunset in telkens twee weken repeteren en twee weken spelen, op een telkens weer andere locatie. Dat is nogal een contrast met een repetitieperiode van meer dan een jaar bij de Blauwe Maandag Compagnie.

Ten Oorlog I (c) Tina Herbots

Camping Sunset is een spannende formule en tegelijkertijd een manier voor de pas afgestudeerde acteurs om het heft in eigen handen te nemen door hun eigen podiumervaring te faciliteren. Want als jonge acteur moet je meters maken, wat lang niet altijd evident is. Hun leeftijd ligt grofweg tussen de vijfentwintig en vijfendertig. De speelse en experimentele insteek is een middel om speeltijd te genereren, op de planken te staan en zichtbaar te worden. En bovendien een manier om gezamenlijk te overleven in een competitief veld.

Gejudaste canon

Het eerste deel begint in de lijn der verwachtingen saamhorig. Hoewel niet alle acteurs bij elke voorstelling betrokken zijn, staan ze aan het begin allemaal op het podium. Of beter gezegd beneden in de dokken, terwijl ze al springend en dansend luid ‘tous ensemble’ roepen. Hier staat een collectief. Dan neemt de eerste bezetting stelling en zoeken de spelers die pas in deel twee of drie aantreden een plaats tussen het publiek. Er gaat een aanstekelijke energie uit van die gemeenschappelijkheid, maar er schuilt ook een risico in. Op het moment dat de voorstelling echt is begonnen, lachen de spelers die op de tribune zitten uitbundig om elke grap. Dat wekt de indruk van vrienden onder elkaar. Alsof het publiek er niet bij hoort.

Het is Camping Sunset duidelijk niet te doen om de Engelse hofkliek van de vijftiende eeuw.

In eerste instantie lijken de spelers van Camping Sunset te suggereren dat die hele geschiedenis, van Richard II tot Richard III, van Shakespeare tot Blauwe Maandag, achterhaald is en rijp voor stoffige depots. De canon wordt met een ironisch handgebaar gejudast. Het is dan ook onzinnig en overbodig om hier het hele verhaal met al zijn intriges en verwikkelingen te willen recapituleren.

Het is Camping Sunset bijvoorbeeld duidelijk niet te doen om de Engelse hofkliek van de vijftiende eeuw. Het eerste personage is al gesneuveld voordat we goed en wel van start zijn, alsof de hele verdere geschiedenis eigenlijk heel simpel wordt: uit de moordbeschuldiging van de een volgt een strijd die uiteindelijk leidt tot de afzetting van de ander, en de kroning van de volgende, enzovoort. Een versimpeling die wordt onderstreept door de kostuums van de spelers, die onder het regime van elke nieuwe machthebber een andere kleur dragen. Een mooie visuele vondst die verhelderend werkt en die past in een speellijn waar ernst vaak het onderspit delft.

Camping Sunset hecht meer belang aan het spelplezier dan de poëtische details en letterlijke tekstbezorging.

Deel twee bouwt op hetzelfde elan voort en mondt uit in het derde deel, dat grossiert in absurditeit, rollende koppen en meer van hetzelfde. Steeds wanneer iemand sterft, herrijst diezelfde persoon weer uit de dood, om vervolgens opnieuw doelwit te worden van een uitbarsting van geweld. Behalve de eeuwige herhaling van machtslust is elke verhaallijn nu zoek, waar overigens niemand omheen draait. Aan het begin van het derde deel verklapt de gevallen koning uit het tweede deel, nu gespeeld door een andere acteur, dat ook hij de verhaallijn nog maar amper kan volgen. ‘En ik zal u verklappen, het gaat niet veel duidelijker worden.’

Ook wat betreft de tekst van Lanoye windt het gezelschap er geen doekjes om: het hecht meer belang aan het spelplezier dan de poëtische details en letterlijke tekstbezorging. Wanneer de zoveelste koning haar inaugurale rede brengt, predikt ze (inderdaad een vrouw): ‘Rechtstreeks uit Ten Oorlog, dames en heren.’ Om er vervolgens spottend op te laten volgen: ‘Bon, verder zal ik een beetje parafraseren. Het is heftig. Zwakte gaan we oplossen met discipline. En dan van alles over schuld en boete.’ Daarna kan het boek over de balustrade.

Weinig houvast

De strijd aangaan met het postmoderne taaluniversum van Lanoye is in zekere zin een geheid verlies. Die strijd heeft Camping Sunset dan ook laten varen. Liefhebbers van de talige rijkdom die in 1997 werd uitgestald, komen bij Camping Sunset slechts incidenteel aan hun trekken. Een nauwgezette tekstopvoering was sowieso nooit een optie, bij voorbaat was Lanoye geen tegenspeler.

Ten Oorlog II (c) Kathie Danneels

Wat Camping Sunset wel overnam uit het origineel zijn de evoluerende registers. Zowel op vlak van taal, zoals bij Lanoye, als in spel, decor en kostumering heeft elk van de drie delen een eigen identiteit. Het eerste deel zet de toon, met de vereenvoudigde premisse van mannen die, steeds door vrouwen gespeeld, gebukt gaan onder een noodlottige vorm van machtslust. Daar wordt in het tweede deel een metareflectief gevolg aan gegeven: de vierde wand wordt geslecht en de machtsverhoudingen en rolverdelingen vroeger en nu komen ter discussie te staan. In het slotstuk ontmoet de logica van een eeuwige machtsstrijd de strijd die Camping Sunset zelf voert om een plek op het podium te bemachtigen. Dat resulteert in een abstracte, bij vlagen zelfs onbegrijpelijke postmoderne wereld, waarin er weinig overblijft om je aan vast te houden.

Waarom Ten Oorlog?

Wat levert de machtsstrijd van Ten Oorlog (met bijhorende slachtoffers) dan op? Je zou kunnen stellen dat de losse omgang met repertoire naast puur spelplezier een bepaald absurdisme met zich meebrengt waarin juist een commentaar schuilt. De kroon waar het in het eerste deel allemaal om is te doen is een ‘boekenboeket’, een soort surprise van papier-maché. Het is de basis van de voorstelling, een kroon van literatuur waarin zowel Shakespeare als Lanoye en Perceval verstopt zitten. Wanneer de eerste koning (eveneens inderdaad een vrouw) van haar troon wordt gestoten, verzekert ze ons dat het met de tragedie allemaal wel meevalt. ‘U denkt misschien dat mijn rol van groots naar tragisch is gegaan, maar ik kan mij eindelijk weiden aan mijn echte passie: poëzie en een beetje vingeren.’ Bevrijd van het logge gewicht van de geschiedenis, in dit geval van de verwachtingen die een theatermijlpaal oplegt. Maar rechtvaardigen spot en relativering het brengen van zes uur unieke Vlaamse theaterhistorie?

Lanoyes Ten Oorlog leent zich uitstekend voor commentaren over machts-verhoudingen en rolverdelingen. Maar kun je daarvoor niet elk historisch stuk aanwenden?

Die eeuwige hamvraag krijgt expliciete aandacht in het tweede deel van de voorstelling. ‘Niets mag meer vandaag.’ Twee koningshulpjes richten zich tot ons als ze 2021 met ironie in de verf zetten als een tijd waarin aan alle traditionele hoekstenen wordt getornd. We mogen geen vlees meer eten, moeten minder vliegen, of wat te denken van gelauwerde schrijvers, Shakespeare bijvoorbeeld? Hij bracht personages van kleur steevast als stereotype, vertelt een van de actrices van kleur in haar eerste tekst. En de positie van de vrouw werd bij hem nooit meer dan onderdanig. ‘Waarom dan nog Shakespeare spelen?’, vraagt ze aan het publiek. Schouderophalend wordt het stuk onverrichter zake voortgezet.

Dat Camping Sunset een geschiedenis van grote verhalen en belangrijke namen aangrijpt, is in zekere zin een logische keuze. Deze Ten Oorlog sluit aan bij een langzame traditie van rectificatie. En een verhaal over intriges, wedijver en verraad leent zich in principe uitstekend voor commentaren over machtsverhoudingen en rolverdelingen. Wie heeft recht van spreken? Wie is zichtbaar? Wat betekent het om in de huid van een ander te kruipen? Om iemand te vertegenwoordigen? Maar die vragen, die je vandaag wel vaker op een podium hoort, leiden hier niet tot een werkelijk geschil. Ze worden bijvoorbeeld nooit echt ongemakkelijk, waardoor een confrontatie uitblijft. Bovendien blijven ze zo generiek dat ik me afvraag of je er niet elk ander historisch stuk voor zou kunnen aanwenden.

Gooi naar speeltijd

Er is nog een andere reden waarom Camping Sunset Ten Oorlog opvoert. De makers hebben hun harnassen aangetrokken om in het huidige theaterlandschap hun eigen positie te bevechten. De hofhouding en werking van Camping Sunset roepen zelf gelijke vragen op over machtsverhoudingen, maar op een ander niveau. Wie redt het als acteur, en wie niet? Waarom zouden zij, als jonge makers, zich niet kunnen wagen aan een klapstuk uit de Vlaamse theatergeschiedenis? Kan een groep spelers zichzelf regisseren? Wie krijgt welke speeltijd in de belangrijke speelhuizen?

Moet niet elk gezelschap, in de strijd om een plek in de gevestigde orde te veroveren, beginnen met minder?

Elke machtsblokwisseling en iedere aflossing van een heersend regime, of het nu een kenterend theateridioom of een afzwaaiend staatshoofd betreft, gaat gepaard met verse no-goes en veranderende leefregels. Machtswisselingen worden afgedwongen. Dit is hun gooi naar speeltijd. Dat gaat hier en daar gepaard met fraai en uitdagend spel. Met een omweg proberen ze het speelveld te betreden, door de spelregels een beetje naar hun eigen hand te zetten met hun formule van collectiviteit, opgedreven tempo en autonomie. Maar de optelsom van die regels leidt in Ten Oorlog niet tot een zonneklare stellingname.

Ook met dit stuk consolideert Camping Sunset zijn predicaat van geestig, energiek en eigengereid, dat het met de twee eerdere voorstellingen Zomergasten (2019) en Happiness (2020) heeft veroverd. Maar waar sommige passages op zich hilarisch zijn, verdwijnen ze als ‘slechts’ vermakelijk in de hoeveelheid van zes uur theater. Tegenover de lengte van het stuk staat een uitspraak over de geschiedenis als eeuwige machtsstrijd. Maar in feite hebben de makers die kaart al vanaf de eerste minuut gespeeld en volgt er dan weinig verrassends. De regie, of de afwezigheid ervan, heeft bovendien de napijn dat de kwaliteit van het spel niet altijd consistent is. De invulling van de rollen, inhoudelijk en speltechnisch, loopt erg uiteen, zowel tussen de spelers als tussen de drie voorstellingen zelf.

Ten Oorlog II (c) Rafaël Bracke

Moet niet elk gezelschap, in de strijd om een plek in de gevestigde orde te veroveren, beginnen met minder? En is de keuze voor een voorstelling als Ten Oorlog, waarvoor de voorbereiding in 1997 alleen al dertien maanden in beslag nam, geen grootheidswaanzin? Of is hun korte repetitietijd plus de gezamenlijke insteek toch een contrastrijke belofte? Voor reuring bijvoorbeeld of voor een herwaardering van het collectieve makerschap?

Een tweesnijdend zwaard

Een repertoirestuk geeft de mogelijkheid om componenten van een traditie te belichten en van commentaar te voorzien. Je kunt Shakespeare bijvoorbeeld afdoen als achterhaald of juist presenteren als actueel, je kunt het vernuft van Lanoyes taalregister benadrukken of er een eigen draai aan geven, je kunt de machtsverhoudingen in Ten Oorlog opvoeren als maatschappelijke commentaar of je kunt de opzet van een voorstelling als uitgangspunt nemen om een andere vorm voor te stellen, enzovoort. Zulke keuzes zijn op de scène natuurlijk een stuk minder schematisch dan op papier. Maar in elk van de mogelijkheden lijkt het mij van belang dat de bewerking een uitspraak doet. En gezien de buitengewone reputatie van een stuk als Ten Oorlog is het essentieel om elk element te wegen en in dienst van die uitspraak wel of geen plek te geven.

Ten Oorlog III (c) Camping Sunset

Een uitspraak staat of valt in dat opzicht met de mate van consistentie. Daar wringt het bij deze Ten Oorlog. Camping Sunset steekt de draak met zowel de theatertraditie en haar narratieve logica als de eeuwige machtsverhoudingen die erin worden weerspiegeld. Onmiskenbaar subversief wordt deze oorlog helaas niet. Om een fundamentele machtsstrijd te beslechten met een uitvoering van Ten Oorlog, missen doorslaggevende elementen als taal en spel een consistente behandeling. Bestaande rangordes worden weliswaar opgevoerd, maar blijven overeind. Camping Sunset heeft zichzelf in de kijker gezet met een gewaagde keuze voor een theaterkolos, maar als rechtvaardiging daarvan is alleen absurdisme niet voldoende.

Misschien is een klassieker gewoon te keurig voor Camping Sunset.

De zeggingskracht van Ten Oorlog is een beetje verloren gegaan aan onsamenhangendheid. Waarschijnlijk is dat het resultaat van de gedecentraliseerde dramaturgie, die nog steeds de grote kracht van dit luid dansende collectief uitmaakt. Aan durf hebben deze spelers geen gebrek. Maar misschien komt hun formule simpelweg beter tot haar recht zonder die dwingende verhouding tot de traditie. Misschien is een klassieker gewoon te keurig voor hen en moet Camping Sunset nog dichter bij zijn eigengereide zelf blijven.