Byung-Chul Han: ‘Alle lieben mich’

Door Alice Bogaerts, op Fri Nov 25 2016 13:24:50 GMT+0000

De paradox is de vader van het inzicht, dachten we, en dus leek het ons een goed en helder idee: Byung-Chul Han, succesauteur achter De transparante samenleving, openbaringen ontlokken over de noodzaak en zegen van het geheime in deze overbelichte, alles onthullende tijden. We hadden een ode aan het verborgene op het oog, maar botsten op de schaduwkant van de filosoof. Een ontluisterend demasqué? Of een performance van filosofische weerbarstigheid als verhullend masker? Relaas van een mislukt gesprek.

Nadat hij onze afspraak tot drie keer toe op allervriendelijkste wijze heeft verzet, komt Han dan toch aangefietst. Afgezien van het met grijs doorschoten paardenstaartje en de zolen van zijn sneakers is hij volledig in het zwart gekleed en niet meer dan de obligate vijf minuten te laat. Han is een hippe filosoof. Bij het begroeten (een knikje) strijkt hij met één hand over zijn achterhoofd, zoals alleen jongens van boven de vijftig dat kunnen, tegelijk zelfbewust en verontschuldigend.

De in Seoul geboren en in Duitsland gehypete filosoof doceert aan de Berlijnse Universität der Künste en schrijft aan sneltempo maatschappijkritische boeken die getuigen van een indruk-wekkend accuraat observatievermogen. Hun bijpassende titels – De transparante samenleving, De vermoeide samenleving, Psychopolitiek, Hyperkulturalität – lijken de lading, en onze cultuurkritische behoeftes, zo goed te dekken dat ze stuk voor stuk deel geworden zijn van het actuele filosofische discours.

Han is the right man in the right place at the right time. Hij predikt Avondlands pessimisme met de rust en onverstoorbaarheid van een Zenboeddhist, hij geniet het voordeel van de ‘blik-van-buitenaf’ en terzelfdertijd is hij met zijn gezochte duisterheid Duitser dan de Duitsers zelf. Bovendien dicht Byung-Chul Han met zijn publicaties een gat in de markt. Niet alleen zijn het boeken die vrijwel alle relevante thema’s uit de cultuurbijlage van de betere krant behandelen, bovenal zijn het boeken waarvan je de lectuur op een druilerige zaterdagmiddag kan aanvangen én afmaken (gemiddeld telt een boekje zo’n zestigtal A6-jes).

Tegen bloot

In zijn bekendste werk, De transparante samenleving, waarschuwt hij voor het ontstaan van een blinde transparantiecultus onder het mom van informatievrijheid. Transparantie is de fetisjdeugd bij uitstek geworden, schrijft Han. Ze schraagt elk domein van het maatschappelijk systeem, en is des te efficiënter en gevaarlijker geworden omdat die dwang ons ook zelf tussen de oren is gekropen. Transparant is niet alleen het zichtbare – dat wat zich probleemloos laat ‘doorblikken’ – maar ook dat wat geen wrijving meer veroorzaakt, dat wat zo glad geworden is dat er niet één weerhaakje (door Han ‘negativiteit’ genoemd) meer aan te ontdekken valt. Tijd ‘vermonotoniseert’ dan tot tegenwoordigheid, beelden maken plaats voor pornografie, taal wordt formeel (wordt ‘digit-taal’, jawohl), denken wordt gereduceerd tot rekenen en de mens ruilt zijn menselijkheid in voor functionaliteit en performantie.

Byung-Chul Han breekt een lans voor meer politieke en diplomatieke geheimhouding. Voor ons, achterkleinkinderen van de verlichting, klinkt dat verdacht. Klokkenluiders zijn toch onze moderne helden?

Han ontmaskert transparantie als glijmiddel van de neoliberale samenleving. Het is een middel dat er in de eerste plaats op gericht is maatschappelijke processen te operationaliseren en te versnellen door ze controleerbaar te maken – of in zijn metaforiek: ze glad te trekken, te egaliseren, gelijk te schakelen. Datzelfde versnellingsprincipe ziet Han aan het werk bij het vergaren van informatie en kapitaal. Al wat de consumptie-, communicatie- en informatiecycli vertraagt, moet eraan geloven. Zo verliezen we de vruchtbare meerduidigheid die de ruimtes van de verbeelding kenmerkt, betoogt Han. De langzame broedplaatsen van de geest gedijen immers niet goed in een vervluchtigende wereld. Maar vooral – en hier lijken Hans wortels ons rechtstreeks naar de Duitse romantiek te voeren – verliezen we onze hartstocht, en dus onze bereidheid om te lijden. Het retoucheert onze samenleving tot een ondubbelzinnige en razendsnelle ‘positieve samenleving’ waarin alles (van het denken tot de liefde) gejaagd, getemd, getrimd, want getoond wordt.

Tegenover die tirannie van de zichtbaarheid voert Han een vurig pleidooi voor het langzame en het negatieve, maar bovenal voor de zegen van het geheime. Enkel een herwaardering van het enigmatische en onbelichte kan weerstand bieden tegen de economische dwang van de transparantie die onze samenleving reduceert tot een geldelijke gemeenschap en een controlestaat. Tussen mensen moet vertrouwen heersen over hun gedeeltelijke verborgenheid, aldus Han, en geen druk om zich te expliceren en te etaleren. In diezelfde lijn breekt hij zelfs een lans voor meer politieke en diplomatieke geheimhouding. Net als voor een schaakspel is een zekere ondoordringbaarheid ook wezenlijk voor het strategische politieke spel. Voor ons, achterkleinkinderen van de verlichting, klinkt dat verdacht. Want staan geheimen niet vooral in dienst van corrupte machtsstructuren? Wie geheimen heeft voor zijn partner, lijkt diens vertrouwen niet helemaal waard. En klokkenluiders zijn toch onze moderne helden?

Als grote kunst en diepe gedachten volgens Han ontstaan in de stilte van de afzondering – en niet tijdens een open repetitie, een publiek debat of de veelbekeken talkshow – hoe belangrijk vindt hij dan de notie van ‘het ondergrondse’, de kunst van het verborgene? Komt het creatieve enkel ondergronds tot bloei, als het zich niet met de eigen groei en bloei moet bezighouden? Kan er vanuit het ondergrondse een slagkrachtige maatschappelijke guerrilla worden gevoerd? En hoe doe je dat dan, onderduiken in het ondergrondse, in een wereld van glas en schijnwerpers? We vroegen het Han. Of beter, we hadden het Han willen vragen.

74_bogaerts_Byung Chul Han.jpg

Slechte Italiaan

Nog terwijl hij gaat zitten, blaast hij de kaars uit die op ons tafeltje staat. Geen onbeduidende daad in het licht van zijn zichtbaarheidskritiek: Han houdt het bij ons gesprek liever donker. Ook inhoudelijk. Is dit misschien het begin van een weloverwogen performance? Een interview zonder zichtbaarheid, om des te grondiger en diepgravender te kunnen spreken? Werd de gehypete filosoof al te vaak uitgelicht, en zoekt hij nu naast symbolische ook letterlijke duisternis? We tasten vooralsnog in het duister.

‘Bevalt me niet’, mompelt hij, terwijl hij de kaarswalm met dramatisch handengewapper tracht te verdrijven. ‘Dit is een slechte Italiaan’, gaat hij verder. ‘Er is één goede Italiaan in Berlijn, daar ga ik met plezier heen, maar ik kan natuurlijk niet zeggen over welke Italiaan het gaat. Met journalisten eet ik hier, bij deze slechte Italiaan.’ Vervolgens informeert hij naar de oplage van rekto:verso, de taal waarin dit interview zal worden gepubliceerd en die waarin zijn boeken zijn verschenen. Het gesprek komt enigszins moeizaam op gang.

  • Uw moedertaal is dus Vlaams. Wat is Vlaams? Belgisch?
  • Min of meer, ja.
  • In welke taal zijn mijn boeken uitgegeven?
  • Nederlands.
  • In Nederland?
  • Ja, maar ook in België.
  • Dus in het Deens?
  • Nee, in het Nederlands.
  • Ja, maar in België of in Nederland?
  • Zowel in België als in Nederland.
  • In het Belgisch?
  • In het Nederlands, ja.
  • Ja, oké, ik kan nog niet zo goed nadenken. Op dit moment werk ik aan de postproductie van een film die ik deze zomer gedraaid heb. Tegenwoordig drink ik ongeveer twee flessen wijn per dag. Met ongeveer bedoel ik ‘minstens’. Ik kan nog niet goed nadenken. Maar dus Vlaams. Zeg eens iets in het Vlaams. Zeg maar: ‘Ich liebe dich’.

Tegenwoordig drink ik ongeveer twee flessen wijn per dag

Ik debiteer een paar variaties op in le plat pays’ gangbare liefdesverklaringen. ‘Wat een domme taal. Hoe idioot. Lomp. Zoals Zwitsers.’ Dan vraagt Han me mijn notebook en de smartphone waarmee ik ons gesprek opneem, uit te schakelen en van de tafel te verwijderen. ‘Bevalt me niet.’

Pijnboombosje

Meteen daarna wil hij dat ik mijn elektronica weer tevoorschijn haal. Hij probeert het gedicht te reconstrueren dat hij liet opnemen in de flaptekst van zijn jongste boek. Zijn geheugen laat hem een beetje in de steek, dus wordt er een zoekmachine ingezet. ‘Probeer eens: “Ascolta rispondere al canto” of nee, probeer “Ascolta rispondere all’annuncio”. Geef eens hier.’ Han drukt op een paar knopjes en concludeert dan geërgerd: ‘Uw telefoon doet raar. U leest duidelijk ook geen gedichten, anders hadden we het nu al gevonden. Die zoekmachines zijn gepersonaliseerd, weet u dat?’ Dan wil hij mijn laptop zien. ‘Hoe kan ik hier omhoog en naar beneden?’

74_Bogaerts_cover.jpg

Voor iemand die interessante dingen schrijft over de digitalisering van onze samenleving, is Han wel erg analoog – tenminste zo voert hij zichzelf op. Na een tijdje leidt Google ons naar het gedicht La piogga nel pineto (‘De regen in het pijnboombosje’) van de Italiaanse symbolist Gabriele Annunzio. Han gebruikte een stukje uit diens lofzang voor het draaiboek van de langspeelfilm die hij in augustus opnam met gerenommeerde actrices van de Berlijnse Volksbühne: Ascolta. Risponde / al pianto il canto / delle cicale / che il pianto australe / non impaura, / nè il ciel cinerino.(‘Hoor. De weeklacht wordt beantwoord door het lied van de cicaden, die zich niet laten afschrikken door het huilen van de zuidenwind of de asgrijze hemel.’)

‘Ja, oké, dat is het. Ja, ik kan nog niet zo goed nadenken. Op dit moment drink ik ongeveer twee flessen wijn per dag. Barolo als het kan.’ We bestellen dus een fles wijn. Han bekijkt de kaart, wenkt een ober en wijst naar een Siciliaanse fles wit met de pregnante naam ‘La segreta’. ‘Wat betekent dat? Aha, ja, het geheim, dacht ik het niet. Ja, die nemen we.’

Opnieuw twijfel. Is die onwetendheid gespeeld? Han lijkt – tenminste in zijn boeken – vast te houden aan Heideggers credo ‘die Sprache spricht’, de idee dat onze taal meer is dan een middel tot communicatie, maar een hele wereld verbergt en ontsluit. Dit vertaalt zich in een grote taalgevoeligheid, en frequente etymologische argumenten. In De transparante samenleving lees je dan bijvoorbeeld: ‘Het woord geluk stamt overigens af van “leemte” [Lücke]. In het Middelhoogduits spreekt men nog van gelücke. Een samenleving die de negativiteit van de leemte uitsluit, moet dus wel een samenleving zonder geluk zijn.’

In de hemel

Tijd om het thema van dit nummer aan te snijden. Vindt Han de verticale metafoor van de underground nog adequaat in tijden van Transparenzzwang?

  • Underground, wat een idioot woord. Wat een idee. Je moet toch niet in de kelder gaan zitten pruilen. Naar de hemel moet je gaan. Mijn god, underground, hoe idioot. Underground is dom.
  • Waarom?
  • Waarom? Waarom? Alweer zo’n domme vraag. Ik zeg toch naar de hé-mel (waarbij hij zijn tong gevaarlijk lang over zijn gehemelte laat strijken en de klinker in de eerste lettergreep dramatisch oprekt). Ik woon op de vierde verdieping. Ik ga me toch niet onder de grond steken, zeg.

Underground, wat een idioot woord. Je moet toch niet in de kelder gaan zitten pruilen? Naar de hemel moet je gaan

Volgende vraag dan maar…

  • In De transparante samenleving schrijft u: ‘Zowel denken als inspiratie hebben een leegte nodig.’ Waar kan men die leegte vandaag nog vinden?
  • In de heee-mel! (alweer dat rollen en die grote opengesperde ogen) Weet u wat u moet doen? Schiet iedereen dood, schiet dan uzelf dood. Dan bent u in de hemel en daar kan u dan rustig nadenken. Bovendien, wat een gedoe. Underground. Genese van de kunst, het nieuwe … hoe idioot.
  • Heeft u met het maken van uw film niet ook getracht iets nieuws en buitengewoons te creëren?
  • Close-up in Unschärfe, zo heet mijn nieuwe boek. Het wordt vandaag gedrukt en bundelt mijn gelukservaringen tijdens het draaien van de film. Tenminste, zo staat het op de kaft. Reclame, weet u. Men moet zichzelf vermarkten. Close-up in Unschärfe. De film heet niet zo, het boek heet zo. Maar het is wel een goede karakterisering van de film. Zeventig minuten onscherpe close-ups. Ha! Lilith (Stangenberg, actrice aan de Volksbühne, die meewerkte aan de film) kwam niet meer bij van het lachen, toen ik haar mijn idee vertelde. Eén lange wazige close-up, het bestáát toch niet.’

Het duurt even voor Han uitgelachen is. Dan werpt hij een blik op de menukaart. Andermaal gegrinnik. ‘Een kaasplank. Wat een heerlijk absurd gerecht! Hoe idioot. Dat neem ik.’ Bij het praten over zijn film wordt Han iets loslippiger: ‘U wil weten waarom ik alles zelf gedaan heb? (Han regisseerde de langspeler niet alleen, hij schreef ook het scenario en stond zelf achter de camera). Ik zal het u zeggen: iedereen is het afgetrapt. Nee, de actrices natuurlijk niet. Kunstenaars trappen het niet af. Handwerkers wel.’ En toch kreeg de Close-up in Unschärfe als ondertitel Bericht über einige Glückserfahrungen. Waarin zat hem het geluk? ‘Idiote vraag. Ik was dankbaar, deemoedig. U heeft zeker nog nooit deemoed ervaren?’

Camouflagewoorden

74_Bogaerts_Byung Chul Han 2.jpgIk zwijg deemoedig, en vervolg met de vraag of Hans regiegeluk ten dele verklaard kan worden door een gevoel van macht dat hij tijdens het filmen mogelijkerwijs ervaren zou hebben. Over macht gaat het immers ook in Transparenzgesellschaft – ik lees het hem voor: ‘Transparantie is een toestand van symmetrie. Op die manier tracht de transparante samenleving alle asymmetrische relaties op te heven. Daartoe behoort ook macht. Macht op zich is niet diabolisch. Ze is in veel gevallen ook productief en scheppend.’ Han betrekt dit niet alleen op politieke en sociale structuren, maar ook op liefdes- en lusteconomie. Ook een gezonde relatie kan je begrijpen als een strategisch machtsspel. De rollen kunnen zich ieder ogenblik omkeren. En net daarom is het uitoefenen van macht hier geen slecht iets, maar net een speelse manier om de liefdes- en levensverlangen te verhevigen. Dat zou ook creatieve lust kunnen betreffen. Of het dus mogelijkerwijs een gevoel van artistieke en persoonlijke macht was dat hem zo gelukkig maakte tijdens het filmen?

  • Macht? Natuurlijk niet. Macht schenkt geen vreugde. Macht maakt niet gelukkig. Een regisseur is per definitie onmachtig. Wat een armzalige regisseur die macht nodig heeft. Nee. Een regisseur moet liefhebben, hij moet een minnaar zijn, een geliefde.
  • Maar waar ik op uit ben: misschien is die asymmetrische relatie tussen acteur en regisseur niet per definitie slecht?
  • Kunst is altijd onmachtig.

Zonder idioten zou ik leegbloeden. Idioten, ik heb jullie nodig

Han voorziet onderhand ook zijn smeltende kazen van lopende commentaar. ‘Deze had van de Aldi kunnen zijn. Die daar is banaal. En deze is absurd. Idioot gewoon. Een kaasplank. Haha, hoe idioot. Maar de wijn is goed. Het geheim, jawel.’ Daarbij schenkt hij zijn (en enkel zijn) glas randvol.

  • Schol! Vandaag wordt Close-up in Unschärfe gedrukt, had ik dat al gezegd? Dat vier ik met mezelf.
  • Bent u eenzaam?
  • Eenzaam. Ha! Nein, alle lieben mich. Iedereen houdt van mij.

En terwijl Han ‘Het Geheim’ tot de bodem leegdrinkt, dwaalt het gesprek steeds verder af, omklotst thema’s als liefde en erotiek (‘wat een idioot woord, erotiek. Ik wil alleen ´liefde’ gebruiken’), zijn voorliefde voor Zwabische vrouwen en de charme van Françaises.

Omdat ik toch echt wel heel nieuwsgierig ben naar wat Han vanuit zijn kritiek op het dwangmatige openbaar maken en tentoonstellen in onze maatschappij, te zeggen heeft over de noodwendigheid van donkere kamers, retraites, maskerades en de spreekwoordelijke kelders als onderbouw van de kunst, probeer ik ons onderhoud terug richting ondergrond te manoeuvreren. ‘Underground is een dom woord. Een lawaaierig woord. Net zoals performance, trouwens. Of “project”. Modewoorden. Camouflagewoorden van de zelfuitbuiting. Wie bedenkt die eigenlijk? Idioten.’ Na een korte pauze gaat hij verder. ‘Maar weet u, idioten zijn ook noodzakelijk. Zonder idioten zou ik leegbloeden. Idioten, ik heb jullie nodig. Jullie zijn mijn arts.’

Vervolgens staat Han op en vraagt de rekening. ‘Zo, de beer heeft genoeg gedanst. Gelukkig was de wijn goed. “Het Geheim” redde de avond. Ik kijk al uit naar mijn Barolo. En naar het “cutten”.’ Ik wens hem daar veel plezier bij. ‘Plezier? Ook al zo’n idioot woord.’

Alice Bogaerts studeerde wijsbegeerte aan de UGent en volgt momenteel een opleiding Theaterregie aan de Hochschule für Schauspielkunst 'Ernst Busch' in Berlijn.