Burn-out: emancipatie van het menszijn

Door Emke Idema, op Thu Aug 02 2018 10:00:00 GMT+0000

‘Het proces was een monster.’ Op Zorgsaam, het sectormoment op Theater Aan Zee, getuigde Emke Idema over haar ingrijpende ervaring met burn-out, en wat we daar in de cultuursector misschien van kunnen leren. ‘Ik ben niet wat ik produceer. Ik ben niet wat ik doe. Ik ben niet wat anderen van mij zien. Ik ben. Verder ben ik wat ik voel, denk, waarneem. Ik ben de relatie met mensen om mij heen.’

Hallo, ik ben Emke Idema. Ik ben theatermaker en ervaringsdeskundige in kwetsbaarheid. Een paar jaar geleden raakte ik opgebrand. Nu begeef ik me terug in het kunstenveld. Intussen heb ik veel inzichten opgedaan, en ik leer nog steeds. Over mijzelf, maar ook over het theaterveld en de samenleving. Het raakt me hoe die samenleving, dat veld en ik, helemaal niet zo strikt te scheiden zijn.

Er zijn in het theaterveld duidelijk omstandigheden aan te wijzen die enorm veel stress opleveren en die bijdragen aan het overspannen raken van mensen. De belangrijkste is, denk ik, de grote bestaansonzekerheid, zowel financieel als op andere manieren. Ik leed – en lijd nog steeds soms - aan geldnood, angst voor de toekomst, en bijbehorende zelftwijfel.

Ik wil graag vertellen wat ik heb geleerd, hoe ik na mijn opgebrand-zijn mijn zijn in de wereld radicaal moest herzien.

Dat ik er anderen steeds opnieuw van moest overtuigen dat mijn werk van belang was, terwijl ik zelf nog niet helemaal wist hoe het er uit zou gaan zien; dat er soms maar heel weinig publiek kwam; dat er vanuit de politiek een wantrouwende houding was ten opzichte van de kunsten in het algemeen. Dat de competitie erg groot is, omdat er weinig geld beschikbaar is, dat alles ‘excellent’ moet zijn. Dat langere samenwerkingen met instanties bijna niet bestaan.

Dat legde grote druk. Daar is veel over gezegd, en we moeten het blijven herhalen, opdat we erover na blijven denken. Het moet op de agenda blijven. Ik wil het alleen over iets anders hebben nu.

Ik wil het graag persoonlijk maken. Ik wil graag vertellen wat ik heb geleerd, hoe ik na mijn opgebrand zijn, mijn zijn in de wereld radicaal moest herzien. Hoe ik mijn identiteit moest deconstrueren en denkfouten moest ontmaskeren over wat het betekent om mens te zijn, wat het betekent om een werkende mens te zijn, wat een lichaam is en doet en kan.

Mijn denkfouten zijn voor een deel de opvattingen van een samenleving die doordrenkt is van een neoliberaal kapitalisme. Ik ben geworden – en word nog steeds – wie ik ben in relatie tot mijn omgeving. Ik was er niet eerst om vervolgens een relatie met de omgeving aan te gaan, ik besta uit die relatie. Mijn gedachten komen voor een groot deel voort uit een klimaat, waarbinnen ik zo goed mogelijk als mens en kunstenaar wilde functioneren. Ik wil hier de onderliggende niet-helpende onuitgesproken opvattingen haarfijn uitleggen.

Een chaotisch proces

Maar ik krijg het niet op papier. Tijdens het schrijven van deze tekst ben ik uit frustratie in tranen uitgebarsten. Ik verwachtte van mezelf dat ik slimme dingen zou gaan zeggen die ons allemaal zouden verheffen. Oplossingen, inzichten. Ik heb tenslotte een levensveranderende ervaring ondergaan en er van kunnen leren.

Mensen zien was loodzwaar, het horen van de vraag ‘hoe gaat het?’ putte me een paar dagen lang uit.

Mijn gevoel zegt dat er eerst nog iets anders moet, voor ik er slim over kan zijn. Het opgebrand raken, de tijd op de bodem van je kunnen en het langzaam terugvinden van energie, levensvreugde en gedrevenheid, is een proces dat een lange tijd duurt. Een proces dat chaotisch verloopt, waarin controle nauwelijks bestaat: een proces dat zo complex is, dat het moeilijk is om er een verhaal van te maken. Een proces dat nog steeds veel gevoelens oproept, die ik niet allemaal kan plaatsen.

Ik vond het beangstigend om zo opgebrand te zijn dat ik fysiek en mentaal tot niets meer in staat was, terwijl mijn stress-systeem overuren draaide. Een berichtje van iemand, een vriend, veroorzaakte een paniekaanval, omdat alleen al de gedachte te moeten antwoorden te veel druk legde. Sowieso had ik aan de lopende band paniekaanvallen. Ik dacht dat ik dood ging, niet meer wakker zou worden en ik heb meerdere malen afscheid genomen van het leven. Prikkels kon ik niet goed verwerken, waardoor op straat lopen een enorme uitdaging was.

Ik kon geen beslissing meer maken, hoe klein ook; mensen zien was loodzwaar; het horen van de vraag ‘hoe gaat het?’ putte me een paar dagen lang uit. Soms lukte praten niet. Ik raakte mijn gevoel van identiteit kwijt, omdat ik dat volledig had verbonden met mijn actieve leven en werk. En elke mentale weerstand was weg, waardoor diep verborgen angsten vrij spel kregen en allerlei oud zeer ongefilterd naar boven kwam.

Ik had geen idee wie ik op dat moment was, en omdat ik het zelf niet wist, omdat ik er geen taal voor had, werd ik niet begrepen. Ik had mezelf altijd gezien als redelijk intelligent, doortastend en met een goed gevoel voor wat ik wilde. Nu was ik verward, twijfelend en mijn kompas deed het niet. Het was niet te plaatsen, pijnlijk en volstrekt chaotisch. Het proces tartte ieder idee dat je zelf iets van je leven kunt maken.

Hoe gaan we om met mensen die willen re-integreren in een veld vol competitie, waar je alleen maar een plek hebt als je ‘excellent’ presteert?

Het herstel in de jaren erna ging langzaam. Terwijl ik ontdekte hoezeer ik en de mensen om mij heen geloofden in het idee van vooruitgang als een rechte lijn, bleek herstel er in de praktijk uit te zien als het draaien van cirkeltjes, het maken van rare bokkensprongen en niet altijd te verklaren oplevingen en dieptepunten. Zodra ik berekenend was, uitging van een bepaald verloop, te veel van mezelf verwachtte of verlangde, ging ik weer neer. Het proces was een monster.

Hoewel ik begrijp hoe moeilijk het voor anderen te begrijpen was – het lukte me zelf op veel momenten dus ook niet – hoe verwarrend en onduidelijk het was wat er nou eigenlijk gebeurde, toch verlangde ik heel erg naar begrip en levenswijze ruimte voor mijn monsterachtige proces. Of in andere woorden: ik verlangde naar acceptatie en integratie.

Werken aan diep menselijke ervaringen

Ons leven is voor een groot deel gestructureerd rond werk: dat is hoe de samenleving van ons verwacht dat we onze levens inrichten, en dat is wat we van onszelf en elkaar verwachten. Hoe kunnen we omgaan met ervaringen die niet binnen deze vormgeving passen? Ervaringen die onze productieprocessen en loopbanen ‘verstoren’, die we niet begrijpen, die onze vanzelfsprekendheden wegvagen, waarvan we het verloop niet kunnen voorspellen? Zoals burn-out, maar ook rouw bijvoorbeeld en andere ontregelende gebeurtenissen? Ervaringen die soms nog geen heldere plaats hebben in het verhaal van een leven?

Hoe gaan we om met mensen die vanuit zo’n ontregelende ervaring willen re-integreren in een veld met alleen maar ‘flexibele arbeid’? Waar je alleen maar een plek hebt als je ‘excellent’ presteert? Een veld vol competitie, waarin zichtbaarheid en prijzen winnen belangrijke waarden zijn? Waar geen vaste werkgever-werknemer relaties zijn waarin werkgevers mee de verantwoordelijkheid nemen voor geleidelijke terugkeer? Wat is ervoor nodig om als samenleving, en als kunstenveld, deze diep menselijke ervaringen te integreren, de ruimte te geven, ervan te leren?

Voor alles ben ik mens. Dat is geen kwestie van prioriteiten.

Ik ben nog steeds mezelf als mens aan het emanciperen binnen een samenleving, een theaterveld en een systeem dat er niet op gericht is om mensen voort te brengen, maar vooral producten, kennis, diensten en loopbanen. Ook ik heb jarenlang vooral mijn aandacht daarop gericht. Een groot deel van mijn inspanningen ging daarover, mijn gevoel van succes, mijn teleurstellingen gingen daarover; mijn gevoel van identiteit was daarmee verbonden.

Het verhaal van de emancipatie van mijn menszijn is nog niet af, ik heb er nog niet alle woorden voor. Ik probeer die te vinden in interactie met mijn omgeving. Dat kan niet anders. Ik besta nu eenmaal uit relaties.

Een aantal inzichten

Van de plek waar ik nu ben, wil ik graag wat nieuwe overtuigingen delen. Een aantal inzichten. Ze zijn niet zo haarfijn als ik van mezelf verlangde. Het zijn krabbels. Ze zijn out of context. Ze zijn persoonlijk en vanuit mijn subjectieve ervaring geformuleerd. Ze zijn verschrikkelijk belangrijk.

  • Voor alles ben ik mens. Dat is geen kwestie van prioriteiten.
  • Ik ben niet wat ik produceer. Ik ben niet wat ik doe. Ik ben niet wat anderen van mij zien. Ik ben. Verder ben ik wat ik voel, denk, waarneem. Ik ben de relatie met mensen om mij heen. Ik ben óók wat ik doe.
  • Het is belangrijk om hobby’s te hebben.
  • Ik houd van het bos, het geluid van de wind door bladeren is mijn lievelingsgeruis, en ik houd van het lezen van fictie geschreven door mensen met een genadeloos emotioneel-existentialistische pen.

Hard werken is niet per se goed. Goed werken is dat wel.

  • Als er stress is, heeft dat aandacht nodig, tijd en gedachten. Van mij en ook van anderen.
  • Hard werken is niet per se goed.
  • Goed werken is dat wel.
  • Elke keer dat ik mijn grenzen overschrijd, verstoor ik het kompas dat mijn lichaam is.
  • Kunst is mensenwerk. Veel werk is mensenwerk. Ik gebruik míjn lichaam als instrument. Ik gebruik mijn intuïtie, mijn waarden, mijn doorzettingsvermogen, mijn emoties. Werken en menszijn zijn niet te scheiden. Om goed te kunnen werken is professionele intimiteit belangrijk. Daar hoort bezorgdheid om elkaar bij.
  • Mijn lichaam is niet alleen een instrument. Het is er ook voor zichzelf. Hoe kan ik daar recht aan doen?
  • Emoties zijn onontkoombaar.
  • Een emotionele ervaring waar je niet over kan praten, is een belangrijk onderwerp. Het is een potentieel belangrijke verschuiving van perspectief.
  • Vooruitgang bestaat niet. Tijd is niet lineair. Momenten zijn eerder een soort bubbels, die samen een mozaïek vormen en soms gedeeltelijk overlappen. Hoe kun je daar recht aan doen?
  • Kloktijd is een constructie. De ene keer past er veel meer in een uur dan anders. Soms is een uur een frisse duik in een meer. Soms lijkt een uur een eindeloze tocht door een woestijn. Een consequentie van deze gedachte is dat de hoeveelheid uren die er in een werk zitten, niet representatief is voor hoeveel je erin hebt geïnvesteerd.
  • Iedereen is anders. Goed leven en goed werken is ruimte maken voor diversiteit. Dat vraagt soms het verdragen van je eigen onbegrip. Het desondanks ruimte geven. Geduld hebben.

Ga monsters, processen en fenomenen die niet te duiden zijn, niet uit de weg, maar beschouw ze als teken van je menszijn.

  • Iedereen heeft recht op mijn beste zijn en daarom ben ik het aan mezelf en anderen verplicht om mijn optimale leef- en werkomstandigheden per periode te identificeren en in te zetten in onderhandelingen. Ook als ze voor anderen vreemd of inefficiënt lijken. Voor iedereen is de beste manier een andere manier.
  • Het is belangrijk te geloven dat de wereld ontstaat in de interactie. De wereld bestaat uit relaties. Ik heb altijd invloed op de wereld om me heen.
  • Het is belangrijk te geloven in een betere wereld.
  • Ga monsters, processen en fenomenen die niet te duiden zijn, niet uit de weg, maar beschouw ze als teken van je menszijn.
  • Observeer.
  • Zoek taal.
  • Spreek als dat moet.
  • Zwijg als dat moet.
  • Geef nooit op.