Buitenaardse wezens, kolonialisme en kapitalistische vervreemding
Door Mathieu Charles, op Thu Aug 21 2025 17:32:00 GMT+0000Hoe onschuldig zijn buitenaardse invasieverhalen? Volgens auteur Mathieu Charles spiegelen scifiverhalen over imperialistische marsmannetjes en body snatchers de eeuwenoude koloniale verzuchtingen en angsten van het Westen. Hoewel ‘de mensheid’ in dergelijke verhalen er doorgaans in slaagt om de buitenaardse indringer te verslaan, blijft de westerse verbeelding achter deze verhalen schatplichtig aan mechanismen van uitbuiting, kapitalisme en racisme.
In The War of the Worlds (H.G. Wells, 1898) observeren buitenaardse wezens de aarde met dezelfde kille afstandelijkheid waarmee de westerse wetenschap ‘de natuur’ bestudeert. Die benadering van buitenaf – analytisch, zogezegd neutraal en superieur – zou de blauwdruk worden voor meer dan een eeuw sciencefictionverhalen. De buitenaardse blik is vooral een projectie van de westerse mens op zichzelf. Wells schreef zijn verhaal op het hoogtepunt van het Britse imperialisme, toen Londen het centrum was van een wereldrijk dat een groot deel van de planeet terroriseerde. Zijn Martianen behandelen Engeland precies zoals Engeland haar koloniën behandelde: als grondstof voor expansie. De Martianen gebruiken dezelfde tactieken die Europa wereldwijd toegepast heeft: technologische superioriteit, systematische uitroeiing van zogenaamd ‘inferieure rassen’, en het behandelen van oorspronkelijke bewoners als obstakels voor vooruitgang.
The War of the Worlds beschrijft hoe Martianen mensen oogsten voor voedsel. Je kan hier niet enkel de link leggen naar exploitatie via slavernij, maar eveneens naar tot slaaf gemaakte Zwarte mensen die op Amerikaanse plantages door witte plantagehouders werden gekannibaliseerd en van wie de huid en andere menselijke resten werden gebruikt voor het maken van o.a. portefeuilles, zeep en schoenen.
In het boek The Nutmeg’s Curse (2021) toont Amitav Ghosh hoe de koloniale logica van extractie, dominantie, superioriteit en vervreemding doorwerkt tot de huidige klimaatcrisis en extraterritoriale ambities. ‘De alien’, zo schrijft hij, ‘is de westerse kapitalistische mens.’ Aliens zijn dan geen vreemde wezens daarbuiten, maar een weerspiegeling van de eigen vervreemde relatie tot ‘het andere’: tot andere culturen, soorten, levensvormen en de eigen planeet.
Colonial matrix of power
We zouden kunnen kijken naar Walter Mignolo’s concept van de ‘colonial matrix of power’ om te begrijpen hoe die vervreemding systematisch werkt. Volgens Mignolo heeft het kolonialisme niet alleen territoriale verovering gebracht, maar een volledig wereldbeeld opgelegd dat bepaalt wat als rationeel, menselijk, en waardevol wordt beschouwd. Deze matrix blijft functioneren lang na formele dekolonisaties; ze bepaalt nog steeds welke vormen van kennis, leven en samenleven gelden als ‘ontwikkeld’, ‘beschaafd’ en ‘modern’.
De Martianen gebruiken dezelfde tactieken die Europa wereldwijd toegepast heeft: technologische superioriteit, systematische uitroeiing van zogenaamd ‘inferieure rassen’, en het behandelen van oorspronkelijke bewoners als obstakels voor vooruitgang.
Ghosh documenteert hoe oorspronkelijke volkeren Europese kolonisatoren beschreven in termen die perfect passen bij buitenaardse invasieverhalen: wezens die naar deze aarde zijn gekomen om de wereld te vernietigen, die alles verslinden en nooit tevreden zijn. Zulke beschrijvingen van extractieve, onverzadigbare entiteiten die ecosystemen vernietigen, zijn het draaiboek voor talloze alien-scenario’s.
Populaire alien-mythologieën verbeelden vaak ook angsten voor de ‘ander’ die wraak nemen voor het koloniale geweld dat hen werd aangedaan. Er is ook de aanname dat buitenaardse wezens hetzelfde gedrag zullen vertonen als wat Europa en de rest van de westerse wereld de voorbije eeuwen hebben tentoongespreid.

De angst voor ‘omvolking’
Ufowaarnemingen dringen massaal de westerse verbeelding binnen in de jaren 1940–1950, tijdens dekolonisatieprocessen op het Afrikaanse en Aziatische continent. Die timing is geen toeval. De invasienarratieven tonen een ongemakkelijke waarheid: aliens hanteren dezelfde technologische en militaire methodes die het Westen eeuwenlang heeft ingezet tegen verschillende volkeren.
Invasion of the Body Snatchers speelt in op de Koude Oorlog-paranoia over communistische infiltratie, maar de dominante subtekst is koloniaal.
De film The Day the Earth Stood Still (1951) benadert ‘omgekeerde kolonisatie’ op die manier. De alien Klaatu komt naar de Aarde met een boodschap van vrede en daar is geen onderhandelingsruimte voor. Hun visie is de juiste. Ze hebben superieure technologie en een beschaving die niet langer onderhevig is aan geweld. Zij zijn er om dit model te implementeren op Aarde. Als dit niet gebeurt, zal hun robot Gort de volledige mensheid vernietigen. Wat de film toont is dat Klaatu precies de positie inneemt die westerse kolonisatoren altijd met geweld dachten in te nemen: de beschaafde, rationele buitenstaander die komt om zogenaamd primitieve volkeren te ‘verlichten’ − of te straffen wanneer ze dit niet willen.
Invasion of the Body Snatchers (1956) toont een andere koloniale angst: de vrees voor ‘omvolking’. Parasitaire aliens vervangen mensen door replica’s, een koortsdroom waarin de ander bezit neemt van de lichamen van mensen en die vervangt. In die voorstelling is een angst voor culturele en biologische verdringing aanwezig, een onzichtbare vijand die eropuit is in een beschaving te infiltreren, die te vervangen en uiteindelijk uit te wissen.
De film verscheen tijdens de burgerrechtenbeweging in de VS, toen de idee van witte suprematie onder druk kwam te staan. De ‘body snatchers’ kunnen worden gelezen als projectie van de angst dat Afro-Amerikanen wraak zouden nemen voor hun onderdrukking door in alle instituten te infiltreren, zich te ‘mengen’ met witte mensen en zo dus de zogenaamde puurheid van de witte etnostaat van binnenuit te vernietigen. Invasion of the Body Snatchers speelt ook in op de Koude Oorlog-paranoia over communistische infiltratie, maar de dominante subtekst is koloniaal: de angst dat de ‘vreemde ander’ uiteindelijk de overhand zal krijgen door numerieke overmacht en het gebruik van westerse strategieën en technologieën.

Imperialisme verpakt als menselijkheid
Independence Day (1996) volgt dezelfde logica, maar de nadruk ligt daar meer op Amerikaans chauvinisme. In de film hebben de aliens een technologische overmacht en gebruiken een blitzkrieg-strategie om de aarde te koloniseren. De VS houden de invasie tegen door middel van menselijke intelligentie en vindingrijkheid. Ze installeren namelijk een computervirus op het ruimteschip waardoor de aliens het onderspit moeten delven. Independence Day is een voorbeeld van hoe Hollywood de fantasie van gekoloniseerd worden benadert: de aliens vernietigen door hun technologische overmacht moeiteloos hele steden, maar uiteindelijk zegeviert de mens door − Amerikaanse − vindingrijkheid, moed en intellect.
Independence Day kwam uit tijdens de hoogtijdagen van de Amerikaanse hegemonie na de Koude Oorlog. In die periode positioneerden de VS zich als mondiale politieagent en ondernam het land een reeks interventies in het Midden- Oosten, Zuid-Amerika, Azië en Afrika. De alien-invasie is de projectie van wat die hegemonie voor anderen betekent, terwijl ze zichzelf als grootste slachtoffer van de invasie in beeld brengen en tegelijkertijd Amerikaanse superioriteit claimen. In de film wordt het idee van ‘vrijheid voor allen’ door de Amerikaanse lens bekeken, is Amerika de wereld en wordt die wereld bevrijd op 4 juli, de Amerikaanse onafhankelijkheidsdag. De film reproduceert Amerikaanse dominantie onder het mom van mondiale samenwerking; andere landen zijn het Amerikaanse leiderschap dankbaar. Het is imperialisme verpakt als menselijkheid.

Veilig kijken naar racisme
District 9 (2009) maakt die dynamiek nog problematischer door expliciet het thema van apartheid te adresseren. De aliens leven in townships, worden geracialiseerd en gediscrimineerd. De film lijkt een krachtige kritiek op racisme en xenofobie, maar schijn bedriegt. Door aliens te gebruiken als ‘veilige’ vervanging voor echte raciale onderdrukking vanverschillende groepen mensen, kan de film het hebben over systematische uitsluiting zonder reële machtsverhoudingen ter discussie te stellen. Witte toeschouwers kunnen medelijden voelen met onderdrukte aliens en zich op die manier moreel superieur voelen. Het is alsof racisme makkelijker te begrijpen is wanneer het over buitenaardse wezens gaat dan over andere mensen. Die tendens, namelijk racisme behapbaarder maken door het niet over Zwarte mensen te laten gaan, is geen uitzondering, maar onderdeel van een veel breder patroon in scifi, fantasy en animatie.
Het is alsof racisme makkelijker te begrijpen is wanneer het over buitenaardse wezens gaat dan over andere mensen.
De film stigmatiseert bovendien Zwarte personages als gewelddadige, opportunistische criminelen, bijvoorbeeld in scènes waarin ze aliens uitbuiten voor wapens en winst. Ook dat is geen uitzondering: Zwarte personages worden vaak voorgesteld als dieren, geesten, robots of aliens. Denk daarbij aan Planet of the Apes (1968), waarin thema’s als omvolking, kolonialisme en slavernij aan bod komen, Disneyfilms die het hoofdpersonage van dierlijke sidekicks voorzien die vaak gebaseerd zijn op zwarte stereotypen, of Lord of the Rings (2001), waarin het ras van de orcs fysieke kenmerken heeft die verwijzen naar een donkere huidskleur. Zulke representaties reproduceren stereotypes die historisch werden gebruikt om Zwarte mensen te dehumaniseren: hyperseksualiteit, gewelddadigheid, primitivisme, magische krachten. De aliens, dieren of fantasiewezens krijgen eigenschappen die aan Zwarte mensen werden toegeschreven, maar die dan worden gepresenteerd als neutrale ‘worldbuilding’ in plaats van als racisme. In fictie worden bepaalde kenmerken gepresenteerd als vanzelfsprekende realiteiten, terwijl die representatie bijdraagt aan de beeldvorming van Zwarte mensen in de echte wereld. Door die kenmerken toe te schrijven aan ‘andere’ wezens, kunnen auteurs en filmmakers beweren dat hun werk niet racistisch is. Het gaat immers over buitenaardse wezens of fantasiewezens, niet over echte mensen.

Westerse verbeelding begint en eindigt bij kolonialisme
In de televisiereeks Colony (2016–2018) overheersen buitenaardse wezens, aangeduid als ‘hosts’, die de controle over menselijke samenlevingen delegeren aan lokale machthebbers. De aliens blijven grotendeels buiten beeld en op afstand. De gekozen setting is Los Angeles, dat afgesloten is door hoge muren en gecontroleerd wordt via een strak surveillance-apparaat. De structuur van onderdrukking is bureaucratisch en sterk hiërarchisch georganiseerd, met menselijke autoriteiten die namens de aliens handelen. Collaboratie, verraad en repressie zijn de mechanismen waarmee de orde gehandhaafd wordt. Dat doet denken aan koloniale besturen, waarin lokale elites vaak functioneren als tussenpersonen voor de kolonisatoren. De aliens zelf mengen zich niet rechtstreeks in het dagelijks leven van de mensen; hun macht manifesteert zich indirect, via technologie en machtsstructuren die mensen tegen elkaar uitspelen.
Westerse sciencefictionverhalen over alien-invasies verbeelden diepgewortelde koloniale angsten en maken zichtbaar hoe sterk het koloniale paradigma ons denken over ‘het andere’ bepaalt.
Zulke verhalen spelen zich vaak af in schijnbaar post-raciale werelden met voornamelijk witte protagonisten. Zodra er een externe, buitenaardse vijand opduikt, lijken alle historische en hedendaagse vormen van racisme plotseling verdwenen te zijn. Mensen van verschillende etnische achtergronden werken naadloos samen tegen het buitenaards gevaar.
De verbeeldingskracht van westerse sciencefiction is heel beperkt. Ondanks futuristische settings en buitenaardse scenario’s blijft het referentiekader gevangen in koloniale kaders. Westerse makers hebben moeite om machtsrelaties te conceptualiseren buiten de historische ervaring van kolonialisme om. Tegelijkertijd wordt de koloniale logica genormaliseerd door die te presenteren als universele realiteit; alsof hiërarchische dominantie een natuurwet is die zich herhaalt, ongeacht of de onderdrukkers mensen of aliens zijn.
Sun Ra’s kosmische bevrijding
Verhalen over aliens bieden echter ook mogelijkheden om nieuwe vormen van relaties te onderzoeken. In de film Space is the Place (1974), geschreven door jazzcomponist en afrofuturist Sun Ra, is de ruimte geen oord voor koloniale verkenningen, maar een plaats waar nieuwe vormen van Zwarte identiteiten en gemeenschapsvorming mogelijk zijn.
Sun Ra’s performances waren zelf alien-achtig: hij beweerde van Saturnus te komen, droeg futuristische kostuums en creëerde muziek die genres oversteeg. Zijn kosmische filosofie was diep politiek: ‘Space is the place for the human race’, verklaarde hij, omdat op aarde geen plaats is voor vrije Zwarte subjectiviteit. In tegenstelling tot mainstream scifi, die ruimte ziet als extensie van aardse machtsverhoudingen, was Sun Ra ervan overtuigd dat kosmisch bewustzijn net een breuk met die verhoudingen betekende. Zijn aliens waren geen conquistadores maar vrijheidsstrijders, wezens die andere vormen van tijd, muziek en samenzijn mogelijk maken.
Die visie vindt een literair pendant in Octavia Butlers Dawn (1987), waar aliens de mensheid ‘redden’ van een ecologische apocalyps door gedwongen genetische symbiose. Butlers werk toont hoe contact met aliens aannames over autonomie, toestemming en ‘raciale zuiverheid’ ter discussie stelt.
Westerse sciencefictionverhalen over alien-invasies verbeelden diepgewortelde koloniale angsten en maken zichtbaar hoe sterk het koloniale paradigma ons denken over ‘het andere’ bepaalt. Dat het ook anders kan, toont het werk van Sun Ra en Butler. Zij doorbreken koloniale patronen en verbeelden alternatieve vormen van relaties. De fundamentele uitdaging van vandaag ligt niet in het beheersen van onbekende werelden, maar in het creëren van nieuwe manieren van leven op aarde.