Bewaren om te vergeten?

Door Marte Van Hassel , op Thu Oct 17 2019 22:00:00 GMT+0000

Niets zo actueel als het verleden, vandaag de dag. Dit weekend speelt op de Contour Biënnale 9 in Mechelen de film Aphasia van Jelena Jureša, samen met Jureša’s nieuwste film Ubundu. Contour wil stilstaan bij de politieke en sociale verantwoordelijkheid voor het koloniale verleden en het structurele racisme dat daaruit voortleeft. Aphasia dwingt ons na te denken over de plaats van (koloniale) archieven in die discussie.

Aphasia schetst drie gefragmenteerde Europese verledens die zich in loop na elkaar afspelen: het Belgische koloniale verleden, het antisemitisme in Oostenrijk en de oorlogen in Joegoeslavië.

Door die drie traumatische gebeurtenissen in één film te verenigen, via archief- en eigen beeldmateriaal, trekt Jureša niet enkel een lijn tussen drie Europese genocides. Ze toont ook hoe de omgang met archieven een actieve rol speelt in de fragmentatie, de vergetelheid en de bevraging van die geschiedenissen. Wat wordt bewaard, wat blijft verborgen? En in wiens belang?

Politieke afasie

Erfgoed en archieven zijn niet onschuldig. Ze zijn door en door politiek.

Vandaag blijkt de strijd om de toekomst er snel een om het verleden. Terwijl Nederland debatteert over zijn ‘Gouden Eeuw’, wil de nieuwe Vlaamse regering een canon en een museum voor de Vlaamse geschiedenis. Erfgoed en archieven zijn niet onschuldig. Ze zijn door en door politiek.

Net die vraag rond het archief staat ook centraal in discussies rond de teruggave en herbestemming van koloniaal erfgoed, waarin organisaties zoals vzw’s Bamko-Cran, Collectif Mémoire Coloniale en Change het voortouw nemen. Pas eind 2018, na de publicatie van het restitutie-rapport van Bénédicte Savoy en Felwine Sar in opdracht van het Franse ministerie van Cultuur, kwam de urgentie van hun vraag ook in de media.

Vorig jaar rond deze tijd ijverde ook Mireille-Tsheusi Robert (Bamko-Cran) in het Franstalig Brusselse parlement voor de restitutie van de gestolen Congolese objecten en menselijke resten in instituten zoals het AfricaMuseum, Museum voor Natuurwetenschappen en in de ULB, de universiteit waarin ik werk.

Steeds weer dwingt Bamko-Cran ons in vraag te stellen hoe archieven niet alleen bewaren, maar ook – en vooral – vergeten. Zo bleef de organisatie op 15 februari 2019 bewust afwezig op de conferentie De l'ombre à la lumière, georganiseerd door de ULB om de toekomst van de 14 Congolese schedels in de academische instelling ter discussie te brengen. In een brief, voorgelezen door onderzoeker Martin Vander Elst, verwoordden ze hoe zulke conferenties in de plaats dreigen te komen voor daadwerkelijke restitutie. Ze worden algauw een middel tot uitstel, tot vergeten.

Politieke afasie is het vergeten van bepaalde episodes uit de geschiedenis, het onvermogen om het volledige verhaal te vertellen.

Over het gevaar van dat vergeten gaat ook de film Aphasia. ‘Afasie’ is een neurologische aandoening bij mensen die moeite hebben om een voorwerp of situatie volledig te beschrijven of te bevatten. Politieke afasie – zo beschrijft in de film een autoritaire vertelstem à la David Attenborough tegen de achtergrond van het AfricaMuseum – is dan het vergeten van bepaalde episodes uit de geschiedenis, het onvermogen om het volledige verhaal te vertellen.

Dubbele posities

Jureša werd in voormalig Joegoeslavië geboren in Novi Sad (in het huidige Servië), maar woont sinds vijf jaar in België. Tegenover de Belgische geschiedenis neemt ze een dubbele positie in. Niet alleen wordt haar eigen Oost-Europese geschiedenis, die van de Ander, binnen een westers denkkader vaak vergeten. Tegelijk krijgt ze in het verhaal en de trauma’s van de Joegoeslavische oorlogen evengoed de positie van ‘dader’ opgeplakt. Hoe zijn die twee met elkaar te verenigen?

Het is met die dubbele blik dat Jureša haar film vormgeeft. Naast de Belgische koloniale geschiedenis en het Oostenrijkse antisemintisme belicht ze haar eigen geschiedenis. Dat doet ze via een befaamde foto van de Amerikaanse fotograaf Ron Haviv uit 1992 in Bijeljina. Een soldaat van de Arkan-Tigers, het Servische vrijwilligerskorps dat slachtoffers maakte in Kroatië en Bosnië en Herzegovina, schopt de neergeschoten Ajša Šabanović tegen het hoofd.

Jureša brengt de foto niet in beeld, maar laat hem des te sterker oproepen door eerst een beschrijving van de Kroatische journaliste Barbara Matejćić, en dan een choreografie van de Kroatische danseres Ivana Jozić. Op het innemende ritme van goa-muziek lijkt Jozić de dader op de foto te re-enacten, als het trauma van een slachtoffer dat het geweld van haar aanrander terug opvoert en herbeleeft.

Goed of slecht, slachtoffer of dader: het lijken de enige mogelijke posities binnen de westerse geschiedschrijving.

De dader op de foto, Srdan Golubović, ook gekend als DJ Max, draait vandaag muziek in het uitgaansleven van Belgrado. Matejćić vertelt in Aphasia over de onverschilligheid die de foto bij de feestgangers oproept. ‘Wie weet wat hij doormaakte, hij is een oorlogsslachtoffer’, klinkt het. ‘Zo droevig, wat onze generatie werd aangedaan.’ Of nog: ‘Hij is gewoon een van ons.’

Goed of slecht dus, slachtoffer of dader: het lijken de enige mogelijke posities binnen de westerse geschiedschrijving. Het zijn precies zulke eenzijdige positioneringen die onze blik op het verleden sterk vernauwen.

Fragmentatie = negatie

Ze bieden ook een vluchtweg om geen verantwoordelijkheid voor dat verleden te nemen, zo duidt het derde deel van Aphasia aan. Dat gaat over het anti-semitisme in Oostenrijk. Jureša gebruikt daarvoor delen uit de HBO-reeks Waldheim: a commission of inquiry, een fictief proces over de oorlogsmisdaden van oud-president Kurt Waldheim, die daar in werkelijkheid nooit formeel verantwoording voor moest afleggen.

Als soldaat bij de Duitse Wehrmacht in Griekenland en Joegoeslavië was Kurt Waldheim betrokken bij antisemitische propagandavoering. De openbare aanklager in de HBO-reeks stelt de vraag scherp: ‘Twee jaar lang heeft Kurt Waldheim de wereld ervan trachten te overtuigen om te doen wat zowat alle nazi’s na 1945 gedaan hebben: hun verantwoordelijkheid in zulke dunne plakjes versnijden dat niemand nog verantwoordelijk gehouden kan worden. Als we dat geloven, wat gaan we dan nog allemaal geloven? Dat die miljoenen mensen slachtoffer waren van een natuurramp?’

Waldheim, A Commission of Inquiry, 1988

Wanneer we elke betrokkenheid bij een misdaad versplinteren, moet algauw niemand zich nog verantwoorden voor de structuren die ze mogelijk maakten. Maar wie blijft die structuren vandaag nog activeren?

Met haar opeengestapelde montage van nieuwe, oude, ‘echte’ en fictieve beelden toont Jureša dat het archief werkt via een logica van fragmentatie. In Aphasia wisselen haar eigen zwart-wit foto’s van het Africamuseum tijdens de restauratie – met lege vitrines en depots vol opgezette dieren – zich af met filmfragmenten van pioniers in de Belgische koloniale film, zoals Ernest Genval en André Cauvin. Die laten beelden zien van de jacht op ‘wilde’ dieren of van indrukwekkende natuurlijke landschappen. Later zouden ze in diezelfde vitrines worden opgenomen in de idylische diorama’s van het museum. ‘Dit is hoe het er in de natuur aan toegaat’, scandeert de vertelstem ironisch.

De fragmentering van het archief is niet onschuldig. Er zit een strategie achter.

Vandaag volgt het gerestaureerde AfricaMuseum nog steeds de fragmentaire logica van het diorama, zoals via de zalen ‘Rituelen en ceremonies’, ‘Landschappen en biodiversiteit’ of ‘Afropea’. De ‘Koloniale geschiedenis en onafhankelijkheid’ daarentegen is verdreven naar de marge van het gebouw, zodat verborgen blijft hoe deze ‘marge’ net het structurerende principe vormt voor de rest van het museum.

Opnieuw verbinden

Wat Jureša met Aphasia probeert, is die verbindingen opnieuw zichtbaar te maken, binnen de Belgische én Europese traumatische geschiedenissen. De mannelijke voice-over vergelijkt de opgezette dieren in het AfricaMuseum met hoe het Museum van Militaire Geschiedenis in Wenen het moordwapen en het kostuum van de aartshertog Franz Ferdinand exposeert als fetisj-objecten.

Hier neemt Aphasia een onnavolgbare versnelling. Het model van dat pistool uit 1914? FN1910, het Belgische merk van de Fabrique Nationale de Herstal: ‘Oooh, had België wapens?’, roept de vertelstem, ‘België had zoveel wapens!’ De associaties volgen elkaar nu in sneltempo op.

Terwijl de eerst nog beheerste vertelstem steeds geagiteerder gaat klinken, knipt Jureša de beelden steeds korter: wapens, de jacht, rubberen fietsbanden rijdend door ‘Flanders fields’, de Eerste Wereldoorlog, conflicten in het Midden-Oosten, in Nigeria… Stuk voor stuk verweeft ze die geschiedenissen in de film, terwijl ze in het (Belgische) archief van elkaar gescheiden blijven als onafhankelijke voorvallen.

Still uit 'Aphasia', Jelena Jureša, 2019

Die fragmentering van het archief is niet onschuldig. Er zit een strategie achter. ‘Als we het hele verhaal zouden vertellen, dan stuikt het hele systeem van Europese of westerse superioriteit in elkaar: zowel moreel, economisch als technologisch’, stelt Olivia Rutazibwa in een interview bij Zwijgen is geen optie (ZIGO). ‘Zonder die hele [koloniale] overval was dat systeem er niet geweest. Daarom komen we er bijna nooit toe om het hele verhaal te vertellen: alles zou uit elkaar vallen. Zeker het kapitalisme, dat op zowel racisme als slavernij als kolonisatie is gebouwd.’

Het opsplitsen van verschillende geschiedenissen is vanuit de positie van het Westen dus bijna schizofreen. Alsof het maar een deel van zijn skelet wenst te erkennen.

Jureša wijst op de subversieve kracht die het verbinden van verschillende verhalen kan teweegbrengen.

Wat dan – bijvoorbeeld – met de positie van de ULB in de discussie over haar archieven? Eindelijk brengt de universiteit de Congolese schedels in haar collectie ter sprake – of toch na herhaaldelijke aanklachten uit de Afrikaanse diaspora – en toch lijkt ze weer te vergeten. Want hun collectie bevat ook nog steeds de menselijke resten van arbeiders, zwervers, Oost-Europeanen. Hoe is hun aanwezigheid verbonden met datzelfde koloniale gedachtengoed?

Aphasia maakt ons gevoelig voor zulke diepere verbindingen die het archief verbergt. Jureša wijst op de ambiguïteit in elke positionering tegenover het verleden. En op de subversieve kracht die het verbinden van verschillende verhalen kan teweegbrengen. Er is nooit slechts één geschiedenis, hoezeer de macht dat idee ook wil doordrukken voor de toekomst.