Beste Sven Gatz

Door Gaea Schoeters, op Thu Jun 07 2018 07:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vraagt Gaea Schoeters onze cultuurminister waarom hij deze week zijn mond hield, toen de essentie van zijn beleid in vraag werd gesteld. 'Aan wiens kant staat u eigenlijk?'

Ik heb u gemist, de afgelopen week. De Belg, zo las ik, wil dat er minder belastinggeld naar cultuur gaat. De helft zou ruim volstaan; het moet maar eens afgelopen zijn met het besteden van zoveel kostbaar overheidsgeld aan dergelijke onzin.

Zoals wel vaker het geval is met dergelijke populistische en sloganeske uitspraken, berustte een en ander op een misverstand. In het hoofd van de Belg heeft zich een paradijs der kunsten gevormd, een fata morgana van gesubsidieerde cultuur, een Fabeltjesland waarin 4,7 % van zijn belastinggeld naar de schepping van het Schone gaat. Was dat maar waar.

Cultuur lijkt soms wel het Ministerie van Schaamte en Verontschuldiging.

De realiteit is een pak minder rooskleurig. Van de 2,39 % van de begroting die in werkelijkheid naar Cultuur & Ontspanning gaat, wordt maar een fractie aan cultuur besteed, want onder deze begrotingspost vallen ook Sport en Media. Hoeveel geld er werkelijk naar Cultuur met een grote C gaat, is moeilijk te becijferen, maar zaligmakend kan het nooit zijn: musea krijgen bijvoorbeeld slechts 2,5 euro per inwoner. In Nederland, nochtans ook geen cultuurminnende natie, is dat bijna 18 euro.

Maar dat weet u natuurlijk allemaal. Net zoals u weet dat het gebrek aan middelen onder het Kunstendecreet er nu al voor zorgt dat vele onafhankelijke en kleine makers worden doodgeknepen, ook al zijn de projecten die ze voorstellen veelbelovend. U weet ook dat enkel de grote huizen nog voldoende middelen bij elkaar kunnen harken om producties te blijven maken. Dat is tenslotte uw beleid.

Natuurlijk kan u daar niets aan doen, u moet het ook maar zien te redden met wat u van de regering krijgt toegewezen om als een goede huisvader al uw kinderen tevreden te houden.

Reden te meer waarom ik uw stilzwijgen niet begreep. Iets of wat Minister van Cultuur zou in een dergelijke krantenkop een gouden kans zien om op de barricades te springen en voor te stellen de budgetten ook daadwerkelijk naar die ingebeelde hoogte op te trekken.

Onmogelijk, hoor ik u zeggen, net zoals u het afgelopen week tegen de Musea zei die het hadden gewaagd een verdubbeling van hun subsidiëring te vragen. Een verhoging van het cultuurbudget is in deze tijden ondenkbaar. Wie daar nog maar van durft te dromen, heeft geen besef van de politieke realiteit.

Uw Duitse collega heeft zonet de middelen voor cultuur opnieuw fors opgetrokken, met maar liefst 23%.

Vreemd. Uw Duitse collega heeft zonet de middelen voor cultuur opnieuw fors opgetrokken, met maar liefst 23%. Want, zo stellen de Duitsers, ‘cultuur vormt het fundament van onze open en democratische samenleving.’ Iets in mij vermoedt een verband tussen het Duitse cultuurbeleid en het Duitse vluchtelingenbeleid: om welke vorm van behoud van beschaving het ook gaat, moreel of cultureel, de Duitsers schaffen das.

Niet zo in Vlaanderen, waar het Ministerie van Cultuur al jaren een ministerspost is die wordt toegewezen aan de politicus die in de voorafgaande jaren van zijn politieke carrière het meeste slecht karma heeft verzameld.

Natuurlijk moeten we uiterst voorzichtig zijn met het verheerlijken van Duitse modellen van maatschappelijke ordening, zelfs in het kader van een cultuurstrijd, daar hebben we in het verleden al te veel fratsen mee gehad, maar toch - had u niet een beetje van zich moeten laten horen? Om de Belg te overtuigen van het belang van de cultuur en van het feit dat zijn belastinggeld op nuttige, zo niet levensnoodzakelijke wijze wordt besteed? En er eigenlijk nood is aan meer in plaats van minder? Had u niet met trots de kunsten moeten verdedigen tegen zoveel onwil en onwetendheid?

Cultuur lijkt soms wel het Ministerie van Schaamte en Verontschuldiging. Sorry dat we nog iets uitgeven aan zoiets banaals als cultuur. Zoiets volksonvriendelijks. Zoiets ondemocratisch.

U bleef stil. Dat blijft u wel vaker. Zwijgen is goud op uw ministerie. Wie over cultuur praat, verliest electoraal altijd: aan die kant van het politieke spectrum zijn in deze tijden weinig stemmen te halen.

Als we u al horen, is het over publieks-verbreding. Alsof u het besteden van alle middelen moet verantwoorden met cijfers over publieksbereik.

Tenzij, misschien, een beetje, voor wie de kaart van de toegankelijkheid trekt. Samen met diversiteit is dat hét toverwoord van het decennium om uitgaven op Cultuur aanvaardbaar te maken. Wees gerust, beste burger, er zijn redenen, excuses, om het besteden van uw geld aan die onzin te verantwoorden. Het is ons, echt waar, beloofd, niet om de kunst te doen.

Dus als we u al horen, is het over publieksverbreding. Alsof u het besteden van alle middelen moet verantwoorden met cijfers over publieksbereik. En u moet bewijzen dat u het belastinggeld van de hardwerkende Vlaming niet uitgeeft aan een nutteloze hobby van een linkse, intellectuele, subsidieslorpende elite. Nee, nee, cultuur is er voor iedereen. Als we maar breed genoeg oprekken wat cultuur is.

Rainer Hofmann, festivaldirecteur van het Spring Performing Arts in Utrecht, vatte in zijn openingsspeech heel mooi samen in welke tang de kunsten daardoor terecht zijn gekomen. Ja, maar dat is Nederland, roept u nu. Precies. En misschien moeten we net daarom eens goed kijken hoe het er daar aan toegaat, om te vermijden dat hier straks hetzelfde gebeurt.

‘Artistieke relevantie’, stelt Hofmann, ‘is niet langer de eis die aan kunst wordt gesteld. Want na de populistische aanval van rechts, krijgt de kunst nu een aanval van links te verduren.’ Kort samengevat: in een poging een tegenargument te formuleren op de ‘nutteloosheid’ en het ‘elitarisme’ van kunst, beide economisch onverantwoord, is de focus nu doorgeschoten naar de publieksmix, de impact en het maatschappelijke nut.

Om het label ‘elitair’ te ontkrachten, sloeg de kunstsector een paar jaar geleden al zelf een mea culpa.

Ook in België is die tendens in opmars: kijk maar naar de eisen die bij subsidiëring gesteld worden. Belangrijker dan het artistieke luik is de sociale relevantie. We moeten diversifiëren, verbreden, drempels verlagen. Alsof kunst per definitie een maatschappelijke werking heeft, die dan ook nog eens direct meetbaar is.

Of zoals Hofmann concludeert: ‘Ik ben het er helemaal mee eens dat kunst er voor iedereen moet zijn. Maar dat betekent nog niet dat iedere kunst voor iedereen is. Dat doen we bij wetenschap toch ook niet, zo’n publiekseis stellen?’

Hofmann ziet de oorzaken in het rechts-populisme: om het label ‘elitair’ te ontkrachten, sloeg de kunstsector een paar jaar geleden al zelf een mea culpa en beaamde het publiek uit het oog te zijn verloren. De gevolgen daarvan zie je in de programmatie: er wordt weliswaar op hoog niveau geprogrammeerd, maar steeds veiliger. Ook hier blijven dan steeds meer alleen de vaste waarden en de grote namen over. Voor experiment of complexiteit is er steeds minder ruimte.

In de kleinere culturele centra is die impact nog duidelijker meetbaar: daar lijkt binnenkort alleen de stand-up comedy nog overeind te blijven. Zo ontstaat een nieuwe ongelijkheid: kunst is grootstedelijk, de provincie krijgt de ‘makkelijke happen.’

Misschien moet u maar eens op de koffie met uw collega Crevits.

Ook daarin volgt België Nederland: ook bij ons is cultuur geen uiting van ‘burgerlijke identiteit’ of ‘Bildung’, maar simpelweg een deel van de entertainmentindustrie, en die moet nu eenmaal renderen. Alles moet dus laagdrempelig en hapklaar te consumeren zijn.

Hofmann legt, terecht, de link met de verwaarlozing van de kunstvakken in het onderwijs en in de media: een publiek moet je vormen, en een algemeen esthetisch besef aanleren. De kiem voor de liefde voor de kunst ligt in de kleuterschool, en met K3 komen we er niet.

Hoe wil je het publiek voor, ik zeg maar wat, klassieke muziek, verjongen als kinderen nooit in een concertzaal of in de opera komen? Of hen liefde voor de kunst bijbrengen als ze nooit oog in oog staan met een Rubens of een Rothko? Misschien moet u maar eens op de koffie met uw collega Crevits.

Natuurlijk is dit niet allemaal uw schuld. Of uw verantwoordelijkheid. You just work here. Het is een Europees fenomeen, een gevolg van de zeitgeist, waarbij de economische-politieke elite die het voor het zeggen heeft, zich tegen cultuur afzet, en de culturele elite, die zich vroeger tot de avant-garde kunst verhield en de kunsten vooruit stuwde, tot vijand is uitgeroepen.

Maar wat ik me afvroeg, na uw stilte van deze week, is dit: aan wiens kant staat u eigenlijk?

Fijn weekend,

Gaea