Beste Sander Bax

Door Frank Keizer, op Fri Feb 23 2018 09:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week richt Frank Keizer zich tot literatuurwetenschapper Sander Bax, die zich afvroeg hoe het met de door nazisme gefascineerde Lucebert verder moest, maar zo naast de open wonde van onze cultuur keek.

Paul Rodenko, de essayist van de Vijftigers, opent zijn politiek gekleurde essaybundel Op het twijgje van de indigestie (1976) met gevloek en getier, een aaneenschakeling godverdommes, kreten en kroegpraat. Heel schandalig en laag, zeker voor een essayist die in zijn dagen status genoot. Maar Rodenko heeft last van indigestie en die knoop kan niet zomaar worden opgelost maar moet worden opgehoest. Het is voor hem een signaal dat het nieuwe op doorbreken staat, en het nieuwe kan voor hem niet in een gestandaardiseerde taal worden gevat, niet zomaar worden verteerd.

Ik moest aan dit essay denken toen schrijver en Lucebert-biograaf Wim Hazeu vertelde dat hij in de tuin had staan kotsen toen hij de brieven las waarin Lucebert zijn enthousiasme voor de nazi’s verkondigde. Onverteerbaar nieuws, want hoe moet het nu verder met de Keizer der Vijftigers en één van de grote literaire, morele en politieke iconen van de naoorlogse Nederlandse literatuur? In jouw antwoord op die vraag stel je dat de discussie over de ‘kwestie Lucebert’ te veel gepolariseerd is tussen goed en fout.

Een andere houding zou beter zijn, opper je. Een die niet wegwuift of verwerpt, maar tot begrip wil komen. ‘Is het niet mogelijk’, zo vraag je je af, ‘om een nieuw perspectief op Lucebert te aanvaarden zonder direct tot morele verwerping of al te gemakkelijke vergoelijking over te gaan? En is de relatie tussen leven en werk niet veel complexer dan het debat nu lijkt te suggereren?’

Moet Lucebert sympathie voor de nazi’s verteerd worden zonder al te scherpe kantjes en randjes?

Uiteraard is dat mogelijk – en ik ben helemaal mee met je afwijzing van goedkoop moralisme en even gemakkelijke goedpraterij. Toch zit ook mij iets niet helemaal lekker. Want waarom wordt in jouw stuk een depolitiserende term als ‘polarisering’ gebruikt – waarmee gesuggereerd wordt dat we vooral het hoofd koel moeten houden, omdat de waarheid wel weer ergens in het redelijke midden zal liggen? Moet de wetenschap dat Lucebert sympathie had voor het gedachtegoed van de nazi’s dan toch worden verteerd zonder al te scherpe kantjes en randjes? Ik ben ook voor het erkennen van de complexiteit van de figuur Lucebert, maar de vraag is vooral waar die complexiteit zich bevindt.

Op Twitter had academicus en criticus Gijsbert Pols het volgens mij bij het juiste eind. Volgens hem bevindt die complexiteit zich niet zozeer in de band tussen leven en werk, alsof die zich autonoom in een historisch vacuüm ontwikkeld heeft, maar in de band tussen werk en politiek. Doen we dat niet, dan blijven we zitten met een onkritische relatie tussen de auteur, de mythe en de geschiedenis. Dan hobbelt de lyriek opnieuw achter de politiek aan, in plaats van andersom, zoals Lucebert zelf beginselverklaarde in zijn gedicht ‘school der poëzie’. Terwijl deze kwestie het in zich heeft om tot radicalere inzichten te komen over het werk van Lucebert en zijn rol in de naoorlogse literatuur en geschiedschrijving.

De Tweede Wereldoorlog blijkt keer op keer de ondubbelzinnige morele ijkbron

De mythe rond Lucebert komt immers ergens vandaan. Laten we dus wat langer stilstaan bij de onthulling van Wim Hazeu en ons afvragen of deze in een patroon past. Zo verwijs je naar Günter Grass, Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch: allemaal hebben ze een vlek. En toch blijkt de Tweede Wereldoorlog keer op keer de ondubbelzinnige morele bron waaraan onze maatstaf wordt geijkt. Deze onthulling lijkt daarmee eerder op de herontdekking van iets dat wel sluimert maar niet echt een plek heeft in ons historische bewustzijn.

De schok is zo vooral een reflex, één die veel te maken heeft met het geloof in collectieve onschuld van Nederland in én na de oorlog. Laten we komaf maken met die mythe – collectief. Dat betekent dat niet alleen het werk van Lucebert in een ander daglicht komt te staan. Want zijn sympathie voor het nazisme is niet iets ongekends. Ze past juist in onze geschiedenis, en onze omgang ermee – schuchter als we iets uit te leggen hebben, heroïsch wanneer het ons uitkomt.

Luceberts sympathie voor het nazisme past in onze geschiedenis, en onze omgang ermee.

Dat is belangrijk, omdat er een parallel is in het heden. Een wansmakelijke misschien, maar hij moet worden getrokken. Nog steeds lopen er jonge mannen warm voor nauwelijks verholen fascistische retoriek. Nog steeds wordt er gedweept met antisemieten en wit suprematisme, en wel door een allesbehalve marginale partij in het Nederlandse parlement: Forum voor Democratie. Thierry Baudet, de voorman van deze partij, komt er allemaal mee weg. Hij is van alles: baldadig, iemand met een hang naar grootsheid, jongensachtig, maar een fascist is hij niet. Dat associëren we immers, zoals schrijver en historicus Ewoud Kieft in Buitenhof stelde, met gefrustreerde, reactionaire middenstanders, terwijl Baudet ‘een van ons’ is.

Lucebert heeft op zijn manier open wonden in onze cultuur blootgelegd. Nu de academici nog.

Zolang de mythe overeind blijft dat fascisme een soort zonde is, blijven we blind voor ongemakkelijke vragen over waarom het fascisme op jonge mannen zulke aantrekkingskracht uitoefent en hoe het nog altijd sluimert in onze cultuur. En zolang nieuwrechtse blogs als Geenstijl en The Post Online zich zelfgenoegzaam vrolijk maken over de consternatie bij ‘gutmenschen’ over het verleden van een links angehauchte kunstenaar als Lucebert en cynisch ‘zie je wel!’ roepen naar dat hypocriete links, doen we er goed aan niet naar op te trekken naar het beschermde, redelijke midden, maar consequent antifascistisch te zijn.

Dat gaat samen met het opnieuw leren lezen van Lucebert – bij uitstek zelfs. In onze literatuur liggen tal van verhalen die gemakkelijk in het eigen voordeel kunnen worden uitgelegd. De kwestie rond Lucebert is daar een voorbeeld van. Maar ze bevatten evengoed aanzetten om het tegenovergestelde te doen. Om op zoek te gaan naar de open wonden. Niet alleen in onszelf, maar in onze cultuur. Lucebert heeft dat op zijn manier gedaan. Nu onze literatuurwetenschappers nog.

Met vriendelijke groet,

Frank