Beste Rachida Lamrabet,

Door Joachim Ben Yakoub, op Fri Jul 14 2017 00:59:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week komt Joachim Ben Yakoub nog eens terug op de felle reacties op Rachida Lamrabets kortfilm Deburkanisation, en haar ontslag bij Unia. Waarom kwam er zo weinig steun vanuit de kunsten?

Ik heb lang getwijfeld om deze brief aan jou te richten. Het geweld dat je in de publieke opinie te verwerken kreeg na Deburkanisation, heeft mij diep geraakt. Nooit gedacht dat een film zoveel agressie zou kunnen provoceren: dat je een mondige en kritische moslima ensceneerde en het boerkaverbod publiek in vraag stelde, zorgde niet alleen voor een golf van neerbuigende reacties en gortige platitudes, maar kostte je ook je job.

Het zijn vormen van geweld die zovele onder ons – weliswaar meestal in meer gematigde vorm – bijna dagelijks ervaren in de kunsten in België, en daarbuiten. Maar wat jou is overkomen, was ongezien. Niet alleen door wat er allemaal werd gezegd en gedaan, maar ook door wat er niet werd gezegd en gedaan, bijvoorbeeld door de kunstenwereld waartoe je als auteur nochtans behoort.

(Rachida Lamrabet)

‘Allochtonen’ behoren niet tot de autonome en vrije ruimte van de kunsten. Dat was de eerste gedachte die door mijn hoofd spookte toen jouw gedwongen ontslag bij het federale gelijkenkansencentrum Unia publiek werd gemaakt. Hoewel we al lang weten dat Unia een lege doos is, speelde de tegenstrijdigheid van die beslissing een belangrijke rol in de golf van verontwaardiging bij – spijtig genoeg slechts een kleine minderheid van – de publieke opinie. Hoe kan een mensenrechtencentrum dat net als expliciete opdracht heeft om racisme te bestrijden, iemand ontslaan en in diskrediet brengen die racisme tegenover moslima's juist op de kaart zette als kunstenaar?

Nadia Fadil wijdde daar al een grondige analyse aan. Geen enkele politieke partij (zelf Groen niet!) heeft jouw ontslag in vraag gesteld. Maar minstens zo verontrustend vond ik het stilzwijgen vanuit de kunsten zelf. Laten we eerlijk zijn: de hartverwarmende en broodnodige solidariteitsbetuiging ‘Rachida spreekt’ – vorige maand in de KVS in Brussel – is er niet zonder aarzeling gekomen.

‘Rachida, je had beter gezwegen’, zo leek een deel van de kunsten te redeneren.

Ging het in deze hele zaak om de inperking van jouw artistieke vrijheid als kunstenaar van kleur? Of eerder om een domme zet van een over-gepolitiseerde amateurkunstenaar? Daarover ging het debat dat aan het event ‘Rachida spreekt’ voorafging. Je zou bovendien een rechtvaardige wet overtreden hebben die vrouwenemancipatie bevordert. ‘Rachida, je had beter gezwegen’, zo leek een deel van de kunsten te redeneren. Waarom betuigde de kunstensector zo weinig solidariteit, of staken de meesten zelfs het hoofd in het zand?

Wellicht omdat jij in deze zaak veeleer gezien werd als juriste van Unia, of als een zoveelste 'martelaar' van de vrije meningsuiting – in lijn met bijvoorbeeld Abou Jahjah en Alona Lyubayeva. Je werd niet gezien als kunstenaar, van wie de artistieke vrijheid werd aangevallen. Waarom er dan van wakker liggen? Of het nu kunstenaars zijn of niet, het zijn vooral allochtonen met een afwijkende mening die aan de deur gezet worden. Er zouden met andere woorden niet voldoende argumenten zijn om een onderbouwde systeemkritiek aan het adres van de kunsten te formuleren, laat staan om wakker te liggen van de inperking van haar artistieke handelingsruimte en vrijheid.

Gelukkig nam de KVS haar verantwoordelijkheid als Brussels stadstheater en als opdrachtgever van het Deburkanisation-project. Mondjesmaat sijpelden de solidariteitsbetuigingen dan toch door. Het Goethe-instituut in Washington gaf het goede voorbeeld, Kunstenpunt en PEN Vlaanderen volgden, samen met enkele persoonlijkheden als Tom Lanoye en kleinere organisaties als Behoud de Begeerte. Ondanks de weldadigheid van deze solidariteit, die tijdens de solidariteitsavond zo eerlijk verwoord werd door slam poet Samira Saleh, leert deze trage nawerking toch dat het diversiteits- en het ‘moslim-vraagstuk’ in het bijzonder de kunsten even sterk verdelen als de linkerzijde vandaag.

Een van de redenen die Unia initieel aanhaalde om je te ontslaan, was dat je met je film Deburkanisation ‘de goddelijke wet boven de burgerlijke wet’ plaatste. Het is al meerdere keren gezegd, maar die redenering maakt geen onderscheid tussen je fictieve personage in de film en jou als auteur, schrijfster en kunstenaar. Je auteurschap wordt je met andere woorden ontnomen.

Hoe je het ook draait of keert, je wordt als kunstenaar telkens weer geobjectiveerd als ‘allochtoon’.

Dat is een mechanisme dat heel herkenbaar is voor wel meer mensen van kleur die in de kunsten actief zijn. Hoe je het ook draait of keert, je wordt als kunstenaar telkens weer geobjectiveerd als ‘allochtoon’. Denk maar aan hoe het werk van Sachli Gholamalizad of Radouan Mriziga ontvangen wordt. Of je de oriëntalistische structuur die jou buitenspel zet nu probeert te doorprikken, of juist naast je neerlegt en minutieus je eigen esthetiek vormgeeft, het resultaat blijft hetzelfde. Ofwel krijg je het verwijt dat je aan zelf-oriëntalisering doet, ofwel word je opnieuw georiëntaliseerd. Ofwel krijg je het verwijt je afkomst uit te spelen, ofwel wordt je werk – buiten je wil om – geframed in een arabiserend kader. In beide gevallen word je als kunstenaar dus verder herleid tot een karikatuur van een veronderstelde cultuur van afkomst.

En als je werk – zoals het jouwe, Rachida – dit neurotische spanningsveld overstijgt, diep in de duisternis van ons collectief onderbewustzijn duikt en de historische en structurele oorzaken van deze blijkbaar onoverkomelijke essentialisering zelfs maar zachtjes streelt, is het kot helemaal te klein. Dat hebben we mogen meemaken tijdens de vurige discussie die de ‘ontvangst’ van Deburkanisation typeerde. Het was dus net de diepgang van jouw artistieke reflectie die ervoor gezorgd heeft dat je niet erkend werd in je auteurschap.

Als kunstenaar van kleur een personage met niqab kritisch aan het woord laten: blijkbaar is dat not done. Hoe durf je als vrouw van kleur de heersende idee te doorbreken dat (gesluierde) vrouwen niet kritisch en rationeel kunnen denken? Lang leve de emancipatie! Een deel van de kunsten lijkt te vinden dat ze van jou geen lessen te leren hebben, omdat jij en je personage alles vertegenwoordigen waar ‘onze’ liberale samenleving boven staat. Het is duidelijk: voor een niet te onderschatten deel van het veld mag religie zeker niet interfereren met de autonomie en de vrije ruimte van de kunsten. Tegelijk blijken die weldenkende seculiere kunsten niet vrijgesteld van structureel racisme, antisemitisme en islamofobie.

We kunnen niet anders dan daarop te blijven wijzen, Rachida, al wordt dat zelden in dank afgenomen. Ik heb het niet alleen over actieve uitsluiting in de kunsten, maar vooral over die zwijgende instemming met uitsluitingsmechanismen die zich ook elders in de samenleving voltrekken en ons leven in zijn totaliteit lijken te beheersen: als moslim lijk je vandaag wel schuldig tot het tegendeel bewezen wordt. Ik denk aan hoe we elkaar en anderen begroeten (het debat over de handdruk), hoe we ons kleden (het hoofddoekendebat), hoe we politiek denken (het debat over radicalisering), hoe we eten (het debat over halal eten op school en op het werk) hoe we onze rituelen beleven (het debat over onverdoofd slachten), hoe we met ons lichaam omgaan en onszelf verzorgen (het debat over al dan niet naakt publiek wassen) en zelfs hoe we de liefde bedrijven (het recente debat over mannenbesnijdenis). Het lijkt wel of er, zodra we buitenkomen, een agent uit de struiken springt: ‘Niet bewegen of ik schiet!’

Was islamofobie in de kunsten maar een even hot item als ecologie!

Gelegitimeerd door een globale ‘war on terror’ en een wijdverspreide en zogenaamd onschuldige godsdienstkritiek, ontstaat er een maatschappelijk klimaat dat het toelaat om mensen met (maar ook zonder) een moslimachtergrond tot op de millimeter te controleren. Deze controle komt bovenop de nieuwe disciplinerende virtuele macht waaraan iedereen, ook niet-moslims, haast vrijwillig hun privacy opofferen. En laat nu net de verwevenheid van die twee disciplinerende tendensen het thema zijn dat jij naar mijn aanvoelen in Deburkanisation in vraag stelt vanuit de subjectiviteit van een gesluierde vrouw. Was islamofobie in de kunsten maar een even hot item als ecologie!

Ik deel de hoop die Annelies Verbeke tussen haar haiku’s uitsprak op de solidariteitsavond in de KVS: dat we ooit in een wereld zullen leven waar jouw schrijven niet meer ingedeeld hoeft te worden in het vakje 'allochtonenliteratuur'. Maar ik wil deze brief toch afsluiten met een kanttekening bij die hoopvolle uitspraak. Ik ben ervan overtuigd, Rachida, dat je niet schrijft om erkend te worden door de goegemeente, laat staan door de kunsten, maar wel omdat je zoals velen onder ons gewoon geen andere keuze hebt dan – al was het maar voor onze kinderen – in die duisternis te duiken en jezelf te affirmeren vanuit een drang naar menswaardigheid. We kunnen niet genoeg herhalen hoe dankbaar wij daarvoor zijn; wij die dat verschil bewust delen en dagelijks trachten te doorbreken.

Maar zoals Jean-Paul Sartre door Frantz Fanon zwaar op de korrel werd genomen omdat hij Aimé Cesaire als dichter en mede-grondlegger van de literaire négritude-beweging met de beste intenties ‘helleniseerde’ als de eerste ‘Zwarte Orpheus’, dreigt ook de solidaire lof van Annelies Verbeke jou te ontdoen van de kracht van jouw woorden. Zolang schrijvers of kunstenaars van kleur niet erkend worden in hun auteurschap en in hun menselijkheid in het algemeen, zal een dergelijk vakje in de literatuur of in de bredere kunsten moeten blijven bestaan.

Het woordje ‘allochtoon’ is gelukkig al lang begraven, maar zolang wij niet erkend worden in ons zijn, zullen kunstenaars van kleur met een ander verhaal, kunstenaars van kleur met een ander verhaal blijven. Het is enkel en alleen vanuit deze specifieke ruimte en via de verhalen die wij in deze duisternis kunnen uitvinden en heruitvinden dat we, als we samen terug naar de oppervlakte komen, een gedeelde menselijkheid kunnen herwinnen. Hopelijk nemen Annelies Verbeke, Tom Lanoye en co dit niet persoonlijk op, maar dit lijkt mij vandaag de enige mogelijke uitweg.

De-burkanisatie gaat over de hoogdringende dekolonisering van onze samenleving.

Wat jouw film, het ontvangst ervan en het daaropvolgende geweld ons leert, is dat de hamvraag veel dieper gaat dan hoe deze samenleving ook plek kan bieden aan andere identiteiten en aan diversiteit in het kunstenveld. Zoals Sarah Demul schreef in haar treffende analyse van Deburkanisation, valt het alomtegenwoordige verlangen om de vrouw te ontsluieren te vergelijken met de drang van ‘ontdekkingsreizigers’ om het duistere Afrika te doorgronden.

Deburkanisation gaat niet over het de-burkaniseren van onze samenleving, niet over het al dan niet afleggen van de boerka in onze publieke ruimte, zoals sommigen de titel interpreteerden. De-burkanisatie gaat over de hoogdringende dekolonisering van onze samenleving. Over het afleggen van de islamofobe sluier die ook bij een deel van het kunstenveld het zicht beperkt op de groeiende tweedeling tussen allochtoon/autochtoon en moslim/niet-moslim waarin het door de politiek gedreven wordt, en waardoor het – als het niet oplet – haar autonomie en vrijheid inderdaad dreigt te verliezen.

Beste Rachida, ik hoop dat je de hele controverse ondertussen te boven bent gekomen en dat ze je ondanks alles gesterkt heeft in je auteurschap. Hopelijk heeft dit hele debacle jouw pen enkel aangescherpt, want vandaag hebben we meer dan ooit nood aan mensen zoals jij, die een hele samenleving weten te ontroeren met één oprecht verhaal. Ik kijk alvast enorm uit naar je verdere werk.

Met de meest solidaire groeten,

Joachim Ben Yakoub