Beste Plato

Door Thijs Lijster, op Fri May 17 2024 10:37:00 GMT+0000

Thijs Lijster schrijft een brief aan Plato, over wiens precieze begraafplaats nieuwe details zijn opgedoken. Als het boegbeeld van de westerse wijsbegeerte vandaag in Vlaanderen zou herrijzen, aan wie zou hij dan politieke trouw zweren? In de vijandigheid waarmee de filosoof kunstenaars bejegende, vermoedt Lijster in ieder geval een affiniteit met een welbepaalde extreemrechtse partij. ‘Alleen al door hun woordgebruik zien we hoe hen het schuim op de lippen staat.’

Beste Plato

Het komt niet zo vaak voor dat de grote namen in mijn vakgebied, de wijsbegeerte, het nieuws halen. Anders dan biologen, sterren- of natuurkundigen doen filosofen nu eenmaal geen ontdekkingen in de orde van diersoorten, exoplaneten of elementaire deeltjes. (Het zou wel eens aardig zijn: breaking news over de ontdekking van de vrije wil, of een nieuwe formulering van de categorische imperatief.) De meeste grote namen in de filosofie zijn bovendien al lang dood, of ze komen pas in het nieuws wanneer ze overlijden (zoals recent Daniel Dennett). Om Epicurus te parafraseren: als de filosoof er is, is er geen nieuws, en als er nieuws is, is de filosoof er niet (meer).

Maar nu stond u, founding father van de westerse wijsbegeerte, toch zowaar in de kranten. Een team van de universiteit van Pisa had een papyrusrol ontcijferd die was gevonden nabij de berg Vesuvius, begraven onder lagen van vulkanische as. Dat er überhaupt nog iets van de rol was overgebleven mag een klein wonder heten – een bepaald luguber detail uit het bericht in The Guardian vertelt dat de pyroclastische stroom een temperatuur moet hebben gehad die ‘het bloed en de hersenen van de slachtoffers onmiddellijk aan de kook bracht’. Maar niet alleen had de rol het dus overleefd, de tekst kon nu zelfs worden gelezen, dankzij de nieuwste, door AI ondersteunde technieken.

De kunstenaar, zo stelt u, pretendeert van alle markten thuis te zijn, maar in wezen is hij een bedrieger.

Die tekst bleek allerlei tot nu toe onbekende feiten over uw leven te bevatten, bijvoorbeeld het jaar waarin u als slaaf werd verkocht en de exacte plek waar u bent begraven in de tuin van uw Academie. Het saillantste detail gaat evenwel over uw laatste uren. Ondanks het feit dat u te kampen had met zware koorts en eigenlijk al met één been in het graf stond, had u nog de tegenwoordigheid van geest om een Thracische fluitspeelster te bekritiseren vanwege haar gebrek aan ritme. Zo kennen we u weer. Niet alleen uw vrouwonvriendelijkheid, ook uw vijandigheid jegens kunstenaars is notoir.

Nee, tussen u en de kunsten heeft het nooit echt geboterd. In de dialoog Io, genoemd naar een beroemde voordrachtskunstenaar, trekt u het ambacht van de kunstenaar in twijfel en stelt u dat het eerder gaat om een soort waanzin dan om een werkelijke vaardigheid. In de Politeia vergelijkt u het werk van de beeldend kunstenaar met dat van iemand die met een spiegel een kopie van de werkelijkheid maakt, dus niets waarlijk nieuws creëert. De kunstenaar, zo stelt u, pretendeert weliswaar van alle markten thuis te zijn, maar in wezen is hij een bedrieger, voor wie er dan ook geen plek is in de ideale staat waar het in de dialoog Politeia om draait. Ironisch merkt u, bij monde van uw protagonist Socrates, het volgende op (in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf):

Uiteraard zullen we wanneer een man, die zo slim is dat hij allerlei rollen kan spelen en van alles kan nabootsen, in onze staat verschijnt met de bedoeling zichzelf en zijn gedichten aan ons te presenteren eerbiedig voor hem neervallen. Want o, wat is hij heilig, wonderbaarlijk, heerlijk. En toch zullen we hem zeggen dat er niemand zoals hij in onze staat woont en ook niet mag wonen! We zullen zijn hoofd met parfum besprenkelen en het met wollen bandjes bekransen om hem daarna naar een andere staat weg te sturen.

Ik moest aan deze passage denken bij het lezen van weer een ander nieuwsbericht, dat mij in het hoge noorden bereikte vanuit Vlaanderen. Volgens een bericht in De Standaard van 11 mei 2024 wil Vlaams Belang, eenmaal aan de macht, ‘als een stormram’ de aanval inzetten op de cultuursector. Over culturele instellingen werd gesproken als over ‘een leugenpaleis dat zijn zonen uitzendt naar Vlaamse gemeenten en dorpen’; het waren organisaties waar ‘een grote kuis’ doorheen moest.

Waar komt toch die woede tegenover de kunsten en hun makers vandaan?

Nu ben ik als Nederlander wel wat gewend qua kunst- en cultuurvijandigheid. Nog niet zo heel lang geleden hadden wij een staatssecretaris van Cultuur die 200 miljoen aan subsidies bespaarde op een totaalbudget van 900 miljoen, en er prat op ging dat Dan Brown en Metallica zijn favoriete artiesten waren. (Some kind of monster, indeed.) Of een minister van Volksgezondheid die tijdens de coronapandemie de cultuursector op slot hield terwijl kappers, sportscholen en winkels weer open mochten. Je kon, zo zei hij, thuis ook ‘een dvd’tje opzetten’. Maar zo zout als deze VB’ers het maakten had ik het nog niet gegeten. (In het hoofdlijnenakkoord van de kersverse extreemrechtse regering in Nederland staat trouwens helemaal niks over cultuur, wat misschien nog wel zorgwekkender is.) Waar komt toch die woede tegenover de kunsten en hun makers vandaan?

De ‘idee’ van Schoonheid staat volgens u veraf van elke, noodzakelijkerwijs imperfecte manifestatie van schoonheid onder de vorm van kunst.

In uw dialogen ligt mogelijk de sleutel. Hoewel u de kunsten ronduit slecht gezind was, had u niets dan lof voor de Schoonheid (ja, met hoofdletter!). De Schoonheid die, zoals kunstfilosoof Stéphane Symons in zijn gelijknamige boek uitlegt, innig verstrengeld is met Perfectie en Waarheid. In de dialoog Symposium legt Diotima (een vrouw nota bene!) aan Socrates uit dat ‘de idee van Schoonheid een geprivilegieerde positie [heeft] in de ideeënwereld omdat het alleen via haar is dat de mens kan doorstoten tot het niveau van de Waarheid.’ De catch zit hem evenwel in de ‘idee’ van Schoonheid, een staat van perfectie die slechts in gedachten kan worden benaderd en die volgens u veraf staat van elke, noodzakelijkerwijs imperfecte manifestatie van schoonheid onder de vorm van kunst of van welke aardse pracht dan ook.

Die afwijzing van wereldse schoonheid levert in het Symposium een hilarische passage op, namelijk die waarin Alkibiades vertelt over zijn poging om Socrates te verleiden. De jonge, knappe en rijke aristocraat wil graag bij de oude wijsgeer in de leer, en om dat voor elkaar te krijgen kruipt hij ’s nachts bij Socrates onder de dekens. Die geeft echter geen sjoege, en maakt hem zelfs belachelijk (in voornoemde vertaling):

Beste Alkibiades, je bent waarschijnlijk toch wel íemand, als het tenminste klopt wat je over mij beweert en er in mij inderdaad een kracht schuilt die jou nóg beter zou kunnen maken. Je moet wel een enorme schat in mij ontdekt hebben dat die zelfs jouw schoonheid verre overtreft! Als je nu probeert op grond van die ontdekking een deel van mijn schat te verwerven, schoonheid tegen schoonheid te wisselen, dan moet je denken me flink te kunnen afzetten. In ruil voor schone schijn wil je ware schoonheid verkrijgen, je zou me werkelijk knollen voor citroenen proberen te verkopen.

Volgens de Franse filosoof Jean-François Lyotard moeten we deze passage niet lezen als een afwijzing van (lichamelijk) genot (jouissance). Integendeel legt zij juist de ‘libidinale economie’ bloot waarrond de Griekse polis draaide, en waarin de schoonheid van de jongere mannen werd ingeruild tegen de wijsheid van de ouderen. Een markt, met andere woorden, van penis en logos. Maar beide bieden toegang tot een vorm van genot, worden tegen elkaar ingeruild en drijven elkaars waarde op. Socrates’ afwijzing betreft geenszins deze markt als geheel. Hij is simpelweg ontevreden over de in het vooruitzicht gestelde winstmarges. Hij rekent op een groter surplus aan genot!

Alfred North Whitehead zei dat de hele westerse filosofie uit niets meer bestaat dan een reeks voetnoten bij uw werk. Wat betreft kunstvijandigheid gaat dat zeker op.

Op dezelfde manier hebben de hedendaagse extreemrechtse dreigementen rond cultuurbezuinigingen niks met zuinigheid of ascetisme te maken. Integendeel: ze zijn een manifestatie van genot, maar dan van het genot om stuk te slaan, om af te breken. Alleen al door het woordgebruik – ‘de aanval inzetten’, ‘grote kuis houden’ – zien we hoe hen het schuim op de lippen staat, terwijl de ‘stormram’ een nauwelijks verholen fallische fantasie is. De vernietigingsdrang wordt van oudsher gericht op degene die verondersteld wordt het genot te bezitten, of het nu de migrant is die ‘zomaar’ een woning krijgt, de LGBTQI+’er die in promiscue seksuele escapades is verwikkeld, of de kunstenaar die een nietsnut en een uitvreter is. In het ressentiment tegenover het genot van de ander neemt de hater er alsnog aan deel.

De Britse filosoof Alfred North Whitehead zei ooit dat de hele westerse filosofie uit niets meer bestaat dan een reeks voetnoten bij uw werk. Dat was vast overdreven, maar wat betreft kunstvijandigheid gaat dat zeker op. U stierf waarlijk in het harnas. Nog op uw doodsbed vond u het de moeite om een kunstenares, een tot slaaf gemaakte nog wel, ervan langs te geven. Misschien kan men binnenkort, nu uw begraafplaats bekend is, nog enkele bruikbare cellen bemachtigen uit de tuin van de Academie en, alweer met de nieuwste AI-technieken, een kloon produceren. In dat geval kan u direct solliciteren voor de positie van minster van Cultuur bij het Vlaams Belang

Tot die tijd verblijf ik, met vriendelijke groet, een van uw vele voetnoten,

Thijs Lijster