Beste Odile Heynders,

Door Frank Keizer, op Thu Aug 31 2017 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week doorprikt Frank Keizer ‘de bijziende, geprivilegieerde en elitaire manier waarop veel Nederlandse academici naar literatuur kijken’, naar aanleiding van kritiek vanuit Tilburg University op het stopzetten van de VSB Poëzieprijs.

Eergisteren werd bekend dat het VSB Fonds stopt met de VSB Poëzieprijs, de jaarlijkse prijs voor de beste bundel van een Nederlandstalige dichter. De huidige opzet van de prijs, waarbij een enkele bundel van een individuele dichter wordt bekroond, past niet meer bij de huidige doelstellingen van het fonds om collectieve deelname en actief burgerschap te stimuleren. Het fonds wil andersoortige culturele projecten ondersteunen.

Prompt reageerde je als prof Vergelijkende Literatuur op Diggit Magazine van Tilburg University. Het besluit van het VSB Fonds zou getuigen van een anti-kunstzinnige agenda, die meer waarde hecht aan participatie dan aan het werk van individuele dichters en kunstenaars. Door de ‘relatief onthechte’ positie die zij innemen, zouden zij volgens jou juist in staat zijn om scherper te zien en te formuleren, en bij te dragen aan discussies over burgerschap. Als voorbeelden noem je een aantal gelauwerde bundels uit voorgaande jaren, waaronder Idyllen van Ilja Leonard Pfeijffer (2016), waarin migratie een belangrijke rol speelt, en Varkensroze ansichten van Mustafa Stitou (2004), een bundel over diversiteit.

Ilja Leonard Pfeijffer

Sterker nog, met de intrekking van de steun van het VSB Fonds aan deze prestigieuze poëzieprijs zal het publieke debat in Nederland verder vervuild raken en verarmen, zo voorspel je aan het einde van je column: ‘By putting the volume of poetry on the shelves, and stimulating collective participation, the Netherlands will become more noisy but less wise and visionary.’ Nu ben ik ook niet echt gewonnen voor deze koerswijziging van het VSB Fonds – kunst dient geen direct maatschappelijk doel – maar dat ben ik ook niet voor de argumenten die je op tafel legt.

Het is een veelzeggend slot, net als de opmerking die eraan voorafgaat dat politiek in Nederland een vorm van Spielerei is, zonder veel consequenties voor het leven. Veelzeggend, omdat ze perfect de bijziende, geprivilegieerde en elitaire manier illustreert waarop door veel Nederlandse academici naar literatuur wordt gekeken.

Aan de ene kant bewijzen zij, zoals jij ook doet, lippendienst aan burgerschap en diversiteit, en aan de andere kant worden deelname en toegankelijkheid weggezet als een bedreiging voor de autonomie van hoge kunst. Dan blijkt de monocultuur van de culturele wereld in Nederland – wit, hoogopgeleid – te moeten worden verdedigd tegen amateurisme, een influx van gebrekkige kwaliteit, en het lawaai van stemmen die ook aan het woord willen komen.

Maar als we het over burgerschap willen hebben, echt over burgerschap willen hebben, is de vraag dan niet eerder wanneer we eens de stemmen van migranten zelf horen, in plaats van een expat-schrijver als Ilja Leonard Pfeijffer, voor wie migratie vooral een ‘superdivers’, modieus onderwerp is? Dát zou deelname zijn. En waar blijven de diverse stemmen in de poëzie zelf? Sinds 1994 is het maar twee keer voorgekomen dat de prijs naar iemand van niet-westerse afkomst ging: Mustafa Stitou in 2004 en Antoine de Kom in 2014.

De VSB Poëzieprijs is geen afspiegeling van de poëzie die in Nederland en Vlaanderen wordt geschreven, terwijl het werk dat Quincy Gario en Elten Kiene in Nederland doen, tonen, uitbrengen en verbreiden in programma’s, in eigen talkshows, op hun podia – en in Vlaanderen Samira Saleh en Elisabeth Severino Fernandes – wel degelijk aantoont dat er aan zulke diverse stemmen geen gebrek is. Verschraling?

En dan het idee dat er geen crisis in Nederland is en dat politiek overbodig is geworden. Probeer dat maar eens aan dichter en activist Kno’Ledge Cesare (Jeffrey King Luther Afriye) te vertellen, die door de rechter veroordeeld werd omdat hij op durfde te komen voor het recht van zijn kind op een racismevrij Sinterklaasfeest. ‘The voices of poets are heard when leading politicians are in favour of mechanisms of silencing the mass’, schrijf je. Intussen wordt de tegenstem van deze dichter het zwijgen opgelegd. Wanneer wint hij een prijs? Of beter nog: wanneer wordt hij eens niet als tweederangs burger behandeld?

Leg die zelfgenoegzaamheid eens af en kijk naar wat er in ons eigen land gebeurt.

We hoeven niet naar Turkije of China te kijken om schendingen van elementaire mensenrechten tegen te komen. Leg die zelfgenoegzaamheid eens af en kijk naar wat er in ons eigen land gebeurt. Die crisis is gewoon hier, onder onze neus. We hebben onze eigen dissidenten. Laten we naar ze luisteren.

Dat zou iemand als Raymond Williams ook doen. Je haalt hem aan en stelt dat hij heeft laten zien dat de opkomst van de bourgeoisie de belangrijkste drijvende kracht was achter literatuur, en achter de creatie van een publieke sfeer waar mensen, vanaf de zijlijn, kritiek konden uitoefenen op de macht – al is dat laatste vooral een idee van Habermas.

Ik zou hier iets anders willen benadrukken dat ik van Raymond Williams heb geleerd. Want er is iets dat helemaal verdwenen is uit deze verwaterde, voor liberale consumptie geschikt gemaakte versie van zijn werk: zijn socialisme, de overtuiging dat literatuur een subversief potentieel had. Niet aan de zijlijn, maar juist door deelname van mensen die, volgens de burgerlijke normen, niet in de wereld van cultuur thuishoorden, ervan waren buitengesloten, en hun ervaringen en ideeën niet gehoord zagen worden. Cultuur was voor Williams een terrein van strijd en emancipatie. Niet alleen tussen ideeën, maar ook om de macht en de middelen om die ideeën naar voren te kunnen brengen.

Prijzen zijn bijzaak. Maar die strijd is in Nederland (en Vlaanderen) nog lang niet beslecht, zoals jouw column pijnlijk laat zien.

Met vriendelijke groet,

Frank Keizer