Beste Milo Rau
Door Mia Vaerman, op Wed Aug 15 2018 22:00:00 GMT+0000Ik was al langer bezig met deze brief, maar Frank Vande Veire was me dinsdag voor in De Standaard. Hij verwijt je onder meer paternalisme: je artistiek-maatschappelijke plannen voor NTGent zouden de mensen behandelen als imbecielen. Mij gaat het niet om je betutteling van het publiek, wel om je hoge eis naar de theatermakers toe. Dat is meer dan een nuance. Kunnen we het in dit debat over theater zelf blijven hebben?
‘The revolution that counts is the one that takes place in the imagination.’ (Rebecca Solnit, Hope in the Dark, p.26)
Van de tien punten uit je manifest voor NTGent kan ik er negen wél volgen. Je geeft ze in de inleiding online zelf aan als ‘technische eisen’. Het gaat om cijfers, ze zijn niet fundamenteel. Zo zegt regel zeven: ‘Minstens twee van de acteurs op het podium mogen geen professionele acteurs zijn.’ Ik lees dat meer als vaste voornemens. Het lijkt me een zinnig idee om jezelf als stadstheater een pakket opdrachten uit te tekenen waar je naar wil streven. Dat toont een eigen profiel, en een eerlijk engagement.
Ik blijf niet alleen met ethische, maar ook met algemeen filosofische vragen zitten. Wat is dat, de wereld veranderen?
Regel tien van je manifest zou zelfs voor elk kunstencentrum of stadstheater een richtlijn mogen zijn: ‘Elke productie moet op minstens tien plaatsen in minstens drie landen worden vertoond. Geen enkele productie mag het repertoire van NTGent verlaten vooraleer dit aantal is bereikt.’ Mocht dat een algemene richtlijn zijn, zou dat een groot verschil betekenen voor de vele kunstenaars die vandaag producties maken waar ze amper mee op de planken staan. Zelfs goeie en sterke producties moeten vaak meteen weer wijken voor nog meer en alweer nieuw.
Maar dat eerste punt van je manifest, waar Frank Vande Veire op inhaakt, daar zit ik ook mee: ‘Het gaat er niet alleen meer om de wereld voor te stellen, het gaat erom de wereld te veranderen. Doel is niet om de realiteit voor te stellen, maar om de voorstelling zelf reëel te maken.’ Die uitspraak roept bij mij niet alleen ethische, maar ook algemeen filosofische vragen op. Naar haalbaarheid, wenselijkheid, betekenis tout court. Want wat is dat, de wereld veranderen?
Het kwaad bij de wortel
Afgelopen weken las ik Rebecca Solnits Hope in the Dark, op zoek naar een antwoord. In dat boek onderzoekt ze als activiste en culturele historica de mogelijkheid om iets aan de wereld te veranderen. Of het zin heeft, hoe het kan, waar je de moed vandaan haalt, wat geldt als succes. Ze weet dat verandering zelden rechttoe rechtaan gebeurt. ‘Activism is not a journey to the cornerstore, it is a plunge into the unknown’ (p.61). Dat is ook de kracht van theater, meen ik: het creatieve, het indirecte, soms het onbeholpene ervan.
In jouw eigen werk, of toch in de laatste productie die ik van je zag, overheerst natuurlijk veeleer de daadkracht en de trefzekerheid. Het kwaad bij de wortel uitgerukt. Ik zag je film The Congo Tribunal onlangs in Théâtre National. Ik vond het een fenomenale ervaring, ook al om het debat nadien.

Je documentaire ging over de wantoestanden in Congo. In het gefilmde tribunaal (in Bukavu en later nog eens in Berlijn) deden Congolese arbeiders voor het eerst hun verhaal en eisten ze juridische aandacht voor de immense misstanden en uitbuiting. The Congo Tribunal was fictieve rechtspraak, een louter theatraal gebeuren, maar wel met een echte rechter (van het Internationaal Tribunaal in Den Haag,) echte slachtoffers, daders, getuigen en analisten van de Congolese oorlog, en met een volle zaal van lokale toehoorders.
Wettelijk werd er geen recht gesproken, maar na afloop ontsloeg de Congolese overheid wel echt een plaatselijke gouverneur en een minister. Hun misprijzende en zelfverzekerde attitudes bij de opnames getuigden van een misselijkmakende grofheid – wat een opluchting dat ze er niet mee weg kwamen. En wat een onvoorziene verandering bracht je daar teweeg! Het zette je aan, zei je in het debat, om verder te gaan met fictieve rechtspraak. Er staan dus nog meer tribunalen op je programma. Aan cases geen tekort.
Mij lijkt de grote sterkte van The Congo Tribunal niet in de eerste plaats de opzienbarende gevolgen, wel dat jij de slachtoffers van uitbuiting een stem gaf.
Ik gis dat precies deze productie je heeft ingefluisterd om niets minder dan ‘verandering’ te verwachten van theatervoorstellingen? Mij lijkt de grote sterkte van The Congo Tribunal echter niet in de eerste plaats de opzienbarende gevolgen. Wel dat jij de slachtoffers van de uitbuiting een stem gaf. En de hoop dat recht toch mogelijk is.
‘Every conflict is in part a battle over the story we tell, or who tells and who is heard’, schrijft Solnit in de inleiding van de derde editie van Hope in the Dark (warempel ook een life changing boekje). Of het nu gaat om vrouwen, homohuwelijken, dekoloniseren, of wat dan ook: een stem geven is waar het bij elke onderdrukking op aankomt. Een verhaal laten vertellen.
Daar kan ook theater als publiek medium een uitgelezen plek voor zijn, maar als daarbij de verwachting komt dat zulke verhalen meteen ook de wereld moeten veranderen, lijkt me dat sommige stemmen eerder te zullen uitsluiten dan breder hoorbaar te maken.
Hoe viagra de karibou redde
Want nogmaals: wat is dat, de wereld veranderen? Iets daadwerkelijk omgooien in de werkelijkheid buiten het theater? Een macht, een regering, een Weinstein? Is het (evengoed) een andere visie tot leven wekken in het brein van al was het maar één toeschouwer? Maar is dat laatste niet wat alle theatervoorstellingen doen, ook de meest wereldvreemde? En hoe evalueer je dat? Welke meetlat leg je langs welk element van een productie?
Viagra redde de karibou, vertelt Solnit, maar dan wel heel indirect: omdat aziatische mannen nu geen jonge karibou-hoorn meer vermalen tot afrodisiacum. Zo heeft ze nog wel een paar voorbeelden. Het indirecte van een actie, het onvoorspelbare van een daad belet niet dat ze zin heeft of kan hebben, toch? Opnieuw Solnit: ‘Nobody can know the full impact of their actions, and history is full of small acts that changed the world in surprising way.’ (p.66).

Al zullen de ophefmakende veranderingen waar jouw tribunaal in Congo toe leidde, zich niet elke keer zo eclatant voltrekken, het is natuurlijk jouw goed recht om als kunstenaar vanuit zo’n verlangen theater te maken. Maar heb je dat recht ook als artistiek leider van NTGent? Waarom dat verlangen als eis ook opleggen aan andere makers? Waarom verwachten dat een podiumproductie altijd een impact zal hebben? Dat klinkt alsof theater een simpele kwestie is van oorzaak en gevolg?
Ik vraag me zelfs af of ook al je eigen ander werk altijd aan die eerste regel voldaan heeft. In alle andere producties die ik van je zag (een stuk of acht) kreeg ik een realiteit te zien die ver van me af stond. Ik heb daar meestal erg van genoten. Telkens keerde ik als toeschouwer huiswaarts met verhalen in mijn hoofd die me nog dagen bezighielden. Woorden en verhalen doen iets met een mens. Soms met verandering tot gevolg, soms zonder.
Als veel van je eigen creatieve werk naast The Congo Tribunal je hoge eis eigenlijk niet waarmaakt, hoe kan je dat dan van andere makers vragen?
Maar heeft Reprise - over de homofobe moord op Ihsane Jarfi in Luik in 2012 - iets veranderd? Deed Five easy pieces dat, je reconstructie met kinderen van de affaire Dutroux? Of The Civil Wars? Ik vind zelf dus zeker niet dat elk kunstwerk die reden van bestaan nodig heeft, dat elke theater- of dansvoorstelling moet steunen op concepten als werkelijkheid en verandering. Maar als veel van je eigen creatieve werk naast The Congo Tribunal die hoge eis eigenlijk niet waarmaakt, hoe kan je dat dan van andere makers vragen?
Spel zonder uitkomst
Mijn favoriete voorstelling van afgelopen jaar (ik zag er veel, als jurylid van Het TheaterFestival) was Atelier van de polycoproducenten deKoe/Stan/Discoria. De drie acteurs – Peter van den Eede, Damiaan De Schrijver en Matthias de Koning – lopen een opvoering lang te knoeien. Schijnbaar prutsen ze maar wat, maar dan komt er telkens een paar sublieme momenten lang een prachtig stilleven uit de chaos tevoorschijn, of een goddelijk poëtische sfeer wanneer de lichtpeertjes in donkere verf gedompeld worden. Een niemendalletje lijkt het, maar wel fenomenaal van betekenis. Voor mij was die productie pure poëzie en je reinste filosofie.

Atelier toont juist hoe valabel het onnuttige van theater is, omdat het de spelers toelaat te spelen, te ontheiligen, zichzelf niet serieus te nemen. Omdat er volop uitgeprobeerd kan worden zonder consequentie. Mogelijkheden worden verzonnen in plaats van maatregelen opgedrongen, omdat de maakbaarheid van de wereld er louter spel is, mogelijkheid.
Een beetje zoals psychoanalyticus Jacques Lacan ooit pleitte voor ‘ne pas céder sur son désir’ (niet inleveren op je verlangen), zo aanvaarden de acteurs in Atelier geen dwang en laten ze zich gaan in proberen zonder verstrekkende gevolgen. Die vrijheid en lichtheid kunnen we hard gebruiken in onze depressieve en prestatiegerichte wereld. Een rolmodel voor zin en zon.
Is het niet al een kunst om van een voorstelling een bijzondere weergave te proberen maken van de werkelijkheid?
Kunst die ergens toe moet dienen, krijgt al snel een pedagogisch kleurtje. Dat een kunstenaar iets moet, lijkt me sowieso geen garantie voor goeie kunst. Waarom zou NTGent alleen genoegen mogen nemen met het veranderen van de wereld? Is het ook niet al een kunst om van een voorstelling een bijzondere weergave te proberen maken van die werkelijkheid – uit zichzelf altijd al obscuur en grillig?
Rebecca Solnit: ‘What is the purpose of resisting corporate globalization if not to protect the obscure, the ineffable, the unmarketable, the unmanageable, the local, the poetic, and the eccentric?’ (p.67)
Mogelijkheden najagen
Dit is geen pleidooi voor louter verbeelding en fantasie. En nog minder voor repertoiretheater. Ik wil zeker niet zonder meer de fictie verdedigen (Ik zie fictie niet eens los van realiteit.) Maar het onheilige, anarchistische, ongehoorzame, onbedwingbare en onvoorspelbare van (podium)kunsten – zoveel meer nog dan bij alle andere, vercommercialiseerde kunstpraktijken: dat valt toch ook te koesteren? Waarom dan een onverbiddelijke eis tot ‘verandering van de wereld’?
Je eerste regel lijkt de potentiële kracht en macht van theater eerder te verkleinen dan te vergroten.
Rebecca Solnit gelooft niet langer in de grote omwentelingen die de wereld zullen veranderen. Ook jou is het daar uiteindelijk niet om te doen, denk ik. Ik verdenk je niet van rigide links gedachtengoed. Ik respecteer je zin om niet bij de pakken te blijven zitten, om niet louter te sakkeren om de ellende. Maar waarom een heel theaterhuis, en alle verschillende makers die er horen te werken, door diezelfde fuik dwingen? Dat lijkt de potentiële kracht en macht van theater eerder te verkleinen dan te vergroten.
Uiteindelijk lijken Solnit en jij, activiste en kunstenaar, me toch gedreven te worden door eenzelfde strijd: de strijd om een wereld te maken waarin mensen betekenis kunnen scheppen, zin verzinnen, kunnen hopen. ‘I believe that you can talk about both the terrible things we should engage with and the losses behind us, as well as the wins and achievements that give us the confidence to endeavour to keep pursuing the possibilities’, zo besluit Solnit.
Daar gaat het ook bij theater om: ‘to keep pursuing the possibilities’. Een revolutionair geïnspireerde strijdkreet of utopie voor het theater houdt vooral de belofte in op permanente ontgoocheling, veleer dan impulsen voor een hoopvoller wereldbeeld.
Een aardige groet,
Mia Vaerman