Beste Luc Sante

Door Harold Polis, op Thu Sep 09 2021 15:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Harold Polis schrijft naar Luc Sante, de Amerikaanse auteur die onder meer Beastie Boys en Patti Smith op onnavolgbare wijze wist te vatten. En bij uitbreiding ook zijn thuisstad New York en zijn geboorteland België. 'Je schreef een van de beste boeken ooit over wat het betekent om op te groeien met België.'

Tijdens het lezen van je essay over de invloed van New York op de Beastie Boys (opgenomen in Beastie Boys Book, Ballantine Books, 2018), begreep ik vooral hoe intens voorbij de wereld van de late seventies wel niet is. Als beginnende band trad Beastie Boys op in CBGB’s en Max’s Kansas City, twee illustere plekken uit de tegencultuur van die jaren. Die concertzalen zijn allebei allang opgedoekt en de groepen die er speelden, verdwenen in het immense schimmenrijk van de popcultuur. Het laatste concert in CBGB’s vond plaats in 2006: de onvermijdelijke Patti Smith sloot de tent. Ook over het fenomeen Smith heb je een, wat mij betreft, gezaghebbend stuk geschreven dat meteen de titel levert van je nieuwe essaybundel: Maybe the people would be the times (Verse Chorus Press, 2020). Het boek bevat de portretten van Smith en Beastie Boys.

Zonder de creativiteit van de armere bevolking, de kunstenaars en de outcasts ontwikkelt een stad zichzelf vooral als een begrotingstabel van een vastgoed-ontwikkelaar.

Eens te meer ga je op zoek naar een manier om de belevenis van popcultuur zo alomvattend mogelijk te beschrijven. In plaats van pop op te sluiten in een tijdloos concertverslag, in sociologische categorieën of in de belijdenis van een levensstijl, kies je voor een zo narratief mogelijk uitgewerkte mentaliteitsgeschiedenis. Kleuren. Geuren. Noten. Emoties. Dromen. Plannen. Vergeten feiten. In je onovertroffen geschiedenissen van New York (Low Life) en Parijs (The Other Paris) heb je haarfijn aangetoond hoe een succesvolle, vooruitstrevende grootstad leeft bij gratie van de vuile onderkant. Zonder de creativiteit en de levenslust van het armere deel van de bevolking, de kunstenaars en de outcasts ontwikkelt een stad zichzelf vooral als een begrotingstabel in het meerjarenplan van een vastgoedontwikkelaar. Het gaat jou niet om de driestuiversromantiek van behoeftige artiesten op hun lekke zolderkamers, maar om de vergeten verhalen van echte mensen die evenveel recht op herinnering hebben als de ‘winnaars’ van de geschiedenis.

Aan de hand van een verbluffende research heb je bijvoorbeeld het Parijs van Les Halles gereconstrueerd, de buurt in het eerste arrondissement waar eeuwenlang een immense openbare markt was gevestigd. Les Halles en haar feeërieke subcultuur moesten wijken voor de vooruitgang. Datzelfde mechanisme zie je aan het werk in het New York van de jaren zeventig en tachtig. Terwijl de stad haast ten onder gaat aan financieel wanbeheer, criminaliteit en vandalisme, vormt die chaos net een vruchtbare context voor het ontstaan van post-punkgroepen als Beastie Boys. Al was het maar omdat je er spotgoedkoop kon huren – gezinnen met kinderen trokken massaal weg naar suburbia. Ook de carrière van Patti Smith gedijt in de brute anarchie van New York: in haar herken jij iemand die de fusie van verschillende invloeden belichaamt, van de poëzie van Arthur Rimbaud tot de explosiviteit van MC5. Als dichteres en schrijfster overbrugt ze niet alleen de afstand tussen generaties, maar ook die tussen continenten.

Ik ben nog nooit in New York geweest. Toch is New York permanent beschikbaar in mijn hoofd als achtergrond en ijkpunt.

In de ambiguïteit van Smith ontdek je de tegenstellingen waarover je als Europese Amerikaan al een leven lang schrijft. Ook in Maybe the people would be the times beoefen je de culturele topografie die je zo dierbaar is: je redt mensen, plekken en anekdotes van de vergetelheid. Soms doe je dat preventief, zoals bij Smith. Haar energie lijkt tot op vandaag onuitputtelijk. Ze is godbetert even oud als mijn moeder, heeft een tourschema en toont zich op sociale media (vooral instagram) als een sjamaan van de popcultuur. Smith heeft ze allemaal nog gekend, gevoeld en gesproken, al die popiconen van Jimi Hendrix tot Allen Ginsberg. En nu spreken zij tot ons via haar. En via jou.

The Beastie Boys bevinden zich intussen in het museum voor luidruchtige kunsten, afdeling hiphop. Stichtend lid Adam Yauch stierf bijna tien jaar geleden, maar het New York dat jij in herinnering brengt, is al veel langer een hologram. Voor jou maakt het deel uit van wat je ‘NOW’ noemt, het nu. Daar zit alles in gepropt wat met jouw jeugd te maken heeft. In die dimensie lopen ervaringen simultaan en overheerst de intuïtie. Tijd bestaat er niet. Het nu gaat door tot het stopt. De rest van je leven probeer je vervolgens te ontdekken wat er je in hemelsnaam is overkomen. Ik ben nog nooit in New York geweest. Toen ik tijd had, had ik geen geld. En toen ik geld had, had ik geen tijd. Toch is New York permanent beschikbaar in mijn hoofd als achtergrond en ijkpunt. In een belachelijk groot aantal boeken, songs en beelden wordt de stad opgevoerd als het decor van de moderne tijd. Ik kan me geen betere gids bedenken dan jij.

Toen ik The Factory of Facts voor het eerst las, vond ik het een van de beste boeken ooit over wat het betekent om op te groeien met België.

Het refrein van al je verhalen is eenvoudig: pantha rhei. Misschien kwam Heraclitus wel uit Brooklyn. Ook identiteit is voor Patti Smith vloeibaar als kwik, een overgangsmetaal. Je bewondert haar plooibare zelf, haar talent om het moment te celebreren en het verleden (matig) trouw te blijven – zonder ten prooi te vallen aan melancholie of essentialisme. Die haast ouderwetse kwaliteit deed ook je memoir The Factory of Facts (1998) schitteren, het boek waarin je het best hebt verwoord hoe wij, moderne mensen, verplicht zijn om onszelf ambivalent te benaderen. Toen ik The Factory of Facts voor het eerst las – intussen meer dan twintig jaar geleden – vond ik het een van de beste boeken ooit over wat het betekent om op te groeien met België. Ironisch genoeg is het geschreven door een bewoner van New York.

Toen de fabriek in Verviers waar je vader werkte de deuren sloot, trok hij met zijn gezin de oceaan over en werd jij een Amerikaan. De complexiteit van de relatie met je ouders en met je verleden heb je gebruikt om van je eigen leven een verhaal te maken waarin we ons allemaal wel een stuk herkennen. Hoe we onszelf ervaren, wie we denken te zijn, hoe anderen ons zien: al die bepalingen en etiketten zijn het gevolg van een eindeloze reeks toevalligheden die we ons eigen maken. Als een homp klei zuigen we invloeden op tot we onverrichterzake ouder worden, verharden en de ernst beginnen uit te stralen van een mummieportret uit het Oude Rijk. We zouden zo graag hebben dat het anders loopt, maar we worden ooit allemaal ons eigen onleesbare verleden – zelfs de ontsnappingskunstenaars onder ons of de weerspannigen die zich tot het eind van hun dagen Peter Pan wanen.

Leven, werken en uitgaan in New York: wie zou dat nu niet willen? Toch blijf je met een bewonderenswaardig oog voor detail je Europese verleden reconstrueren.

Omdat de familie van mijn vader zelf afkomstig is van Verviers en de streek rond Luik was The Factory of Facts voor mij een schok. We spraken thuis nooit over dat verre verleden, om de eenvoudige reden dat er weinig tot geen verhalen overbleven. Jouw uitvoerige genealogische beschrijving van je voorouders vulde de leemte die ik mijn eigen familiegeschiedenis ervaarde. Bovendien bracht je in The Factory of Facts het keerpunt van de moderne tijd tot leven, een overgangsperiode die in de negentiende eeuw begon en doorliep tot ver in de jaren zeventig. Het Verviers van je jeugd was een plek waar nog mensen rondliepen van wie de mentaliteit evenveel tekenen vertoonde van het ancien régime als van de globalisering. Hoe al die kleine luiden zich recht probeerden te houden te midden van wereldoorlogen en de creatieve destructie van het kapitalisme: ook die verhalen waren voor mij totaal herkenbaar.

Dat geldt evenzeer voor het grisaille, de stiltes en de verpletterende druk van de middelmaat die je associeert met België. Elke normale mens wil daaraan ontsnappen. Het leek je als migrantenkind in Amerika op het eerste gezicht best wel te lukken. Leven, werken en uitgaan in New York: wie zou dat nu niet willen? Toch blijf je met een bewonderenswaardig oog voor detail je Europese verleden reconstrueren, ook in je nieuwe boek. Het is niet alleen een vorm van loyaliteit tegenover jezelf, maar ook een sublieme oefening in zelfrelativering. Terwijl je minutieus de lotgevallen van je familie beschrijft, de verdwenen fabriekshallen langs de kronkelende Vesder, de straten, pleinen en kerken van hoog en laag Verviers, begrijp je ook de grenzen van je zelfkennis beter. Er komt altijd een punt waarop de geschiedenismachine stokt en de illusie van een groot oorzakelijk verband tussen feiten en mensen op geen enkele manier overeind kan blijven. Hoe fel je ook verzet pleegt tegen de tijd.

Ik was zo blij en trots dat ik enkele jaren geleden de Nederlandse vertaling van The Other Paris mocht uitgeven. Je kwam naar Brussel om je boek te promoten. Ik prevelde toen de wens die ik vandaag luidop herhaal: ooit drinken we samen koffie in New York.

Vele groeten,

Harold Polis