Beste culturele communicatiewerker

Door Rudi Laermans, op Wed Jun 22 2022 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vaste online correspondenten een brief. Rudi Laermans kreeg de voorbije weken een resem seizoensbrochures te verhapstukken. Hij richt zijn eerste brief aan de mens achter de stapel papier. 'Ik heb, echt waar, met u te doen. Maar denk volgende keer toch eerst even diep na over de financiële, ecologische en sociale kosten van de geplande seizoensbrochure.'

U hebt de voorbije tijd hard gelabeurd. Ik leid dat af uit het nog altijd aangroeiende stapeltje seizoensbrochures, van ongelijk formaat en wisselende omvang, op mijn salontafeltje. Tekstjes verzinnen bij voorstellingen die nog moeten worden gemaakt en daar ook nog eens passende foto’s bij uitkiezen: het is niet niks. Of wervende woorden bedenken bij een bestaand stuk dat eerder lauw werd onthaald: begin er maar aan. Tenslotte is zo’n jaaraankondiging toch het nieuwste visitekaartje van uw instelling. Maar wacht even: wie loopt er nu nog met een stapel naamkaartjes rond?

Uw arbeid kost geld, die van het ingehuurde designbureau eveneens. Papier kost geld, papier bedrukken kost geld, bedrukt papier verzenden ook. In zo’n seizoensbrochure gaan dus al snel flink wat duiten zitten. Geef toe: dit prijzig product is in digitale tijden niet langer evident. Het aantal vaste abonnees kwakkelt al langer, het contingent digibeten daalt gedurig. Wie moet er dan soms nog glanspapier besnuffelen, met duur ogende kleurenfoto’s als toemaatje, om een culturele jaarkeuze te kunnen maken? Of is een beetje theater- of kunstenhuis zo’n papierbundel soms aan haar symbolisch kapitaal verschuldigd? Noblesse artistique oblige?

Inderdaad: u streeft zoveel mogelijk duurzaamheid na. Maar mag het niet ietsje méér zijn?

Bovenaan mijn stapeltje troont een pil van meer dan 300 pagina’s, met zilveren letters op de cover toe. Sjiek, zeker in combinatie met de rest van het arty coverwerk en het aristocratisch aandoend wit op nogal wat pagina’s binnenin. Sommigen van u zullen binnensmonds hebben gevloekt bij de aanblik van zoveel creatiefs. Het geheel haalt wel een van de zinnetjes in het vooraan afgedrukte mission statement onderuit: ‘Wij gaan voor duurzaamheid’. Echt?

Ook een hebbeding is het overzicht van de eerste helft van het seizoen dat vorige week mijn brievenbus bereikte. Halve A4’tjes van redelijk stevig papier, bovenaan geperforeerd, en bij elkaar gehouden door een witte ringband die uit plastic leek gemaakt. De ecologische opstelling van het huis kennende, vond ik dat plastic nogal onwaarschijnlijk. Ik heb de ringband er daarom afgehaald en verbogen, uitgerekt, zelfs proberen te verknippen. Helaas maar waar: plastic.

U moet in vier zinnen een voorstelling van anderhalf uur aansprekend typeren; u moet regelmatig producten aanprijzen die nog niet in de theater- of muziekrekken liggen.

Nu goed, dat plastic is een uitzondering. Voor het kloeke boekwerk van daarnet werd trouwens Cradle to Cradle Certified® papier gebruikt. Alle beetjes helpen, inderdaad: u streeft zoveel mogelijk duurzaamheid na. Maar mag het niet ietsje méér zijn? Als er dan toch papier moet worden bedrukt, dan best toch zo weinig mogelijk vellen? Dus waarom geen arte povera design? Of gewoon geen drukwerk. U bent vast creatief genoeg om wat beters te bedenken, binnen en buiten cyberspace.

Nu is duurzaamheid misschien niet echt uw zaak. Fantasievol puzzelen met beeld en taal: dat is uw ding. U moet het daarbij doen met aangeleverde foto’s; u moet in vier zinnen een voorstelling van anderhalf uur aansprekend typeren; u moet regelmatig producten aanprijzen die nog niet in de theater- of muziekrekken liggen en koerst daarom noodgedwongen op het soort vage intenties dat subsidiedossiers bevolkt of waarmee artiesten vervaarlijk pingpongen in gesprekken met mogelijke coproducenten. Het verklaart mee uw bijzondere taalgebruik; meermaals fascineert mij dat zodanig sterk dat ik de aankondiging van een voorstelling tot vijfmaal toe herlees.

U moet eindeloos dezelfde metaboodschap variëren. ‘Komt dit zien! (en schaf u per direct een ticket aan)’

Laat ik meteen ter zake komen: u beheerst tot in de kleinste finesses de dialectische kunst om tegelijk iets en niets te zeggen. Gewoonlijk opent u met enkele feitelijkheden: zoveel dansers op het podium, deze muziek, die tekst, ‘de voorstelling onderzoekt queer seksualiteit’. Zo’n twee zinnen later maakt u een poëtische salto mortale of stemt u tot filosofisch nadenken.

‘Het resultaat is een beeldende performance, tegelijkertijd elegant én clumsy, lyrisch én stotterend, exact én onbepaald’: een Hegeliaanse voltreffer (maar waarom die nadrukkelijke ‘én’?). ‘Het vuur zal ongetwijfeld tot as wederkeren wanneer onze wereld met liefde besprenkeld wordt, maar we hebben nog een lange weg af te leggen…’: een diepzinnige slotzin (die drie puntjes op het einde zijn wel vom guten zuviel). ‘Een duw-treksituatie die doet denken aan een drijvend schip dat nooit stabiel of rustig is, maar altijd in beweging is en overbevraagd wordt door steeds hogere golven’: een fraaie frase die zo uit een prozagedicht lijkt weggelopen (al doet dat ‘stabiel of rustig’ dubbelop aan).

Soyons réaliste: marketing heeft Bildung vervangen.

Ik pluk lukraak uit enkele seizoensbrochures; minder luiheid levert ongetwijfeld sterkere voorbeelden op van de essentie van uw metier. Die komt erop neer dat u eindeloos dezelfde metaboodschap moet variëren. ‘Komt dit zien! (en schaf u per direct een ticket aan)’: deze melodie doordringt al uw taalbrouwsels, maar ze mag natuurlijk niet hoorbaar zijn. Uw kunst van de gereserveerde lofzang illustreert op een wel heel trefzekere manier die sociologische basiswet die zegt dat kunst bestaat bij gratie van de gedurige negatie van het economische.

Versta mij niet verkeerd. Ik stel uw motivatie, beroepseer en professionele vaardigheden niet in vraag. U haalt gewoon graag mensen over de drempel, van de kunst en van uw kunstinstelling. U doet wat moet, en u bent er ook bedreven in: met weinig woorden een artistiek product welgemikt in de markt zetten voor een intellectueel publiek. Soyons réaliste: marketing heeft Bildung vervangen, punt aan de lijn.

Uw uitroeptekentaal oppert gedurig dat er iets bijzonders staat te gebeuren, zo er al niet de suggestie is dat er weerom een chef d’oeuvre aankomt.

U werkt ook nog eens binnen nauw luisterende marges. U gebruikt hetzelfde basismateriaal als de collega’s in andere huizen, maar u dient daar een eigen draai aan te geven. Ieder tekstje dat u bij elkaar componeert, moet bovendien de zegen van de betrokken progammator en artiest krijgen. Ik wil niet weten hoeveel gesteggel over een enkel woord of een puntkomma u kreeg te verduren voor de seizoensbrochure naar de drukker kon. En dan vergeet ik nog de ieder jaar weerkerende deadline-neurose.

Er is wel collateral damage. Uw verkoopspraatjes – excusez le mot – wekken verwachtingen bij wie zich effectief een ticket aanschaft. Verwachtingen over de inhoud en vorm van een voorstelling, en over de kwaliteiten van spelers of dansers. Uw uitroeptekentaal oppert gedurig dat er iets bijzonders staat te gebeuren, zo er al niet de suggestie is dat er weerom een chef d’oeuvre aankomt. Dat kan dus lelijk tegenvallen. Alleen wordt die negatieve ervaring niet afgeboekt op, welaan, het geïnstitutionaliseerde discours van de kunstcommunicatie.

U bent een talige bricoleur en tegelijk een overlevingskunstenaar die behendig moet laveren tussen het economische en het artistieke.

Uw tekstje, geheel geschreven volgens de geplogenheden van het genre dat u zo meesterlijk beheerst, riep grote verwachtingen op; wanneer die niet worden ingelost, zijn kunst en vooral kunstenaar de pineut. Communicatie over kunst stuurt de omgang daarmee, maar de besproken voorstelling en artiest krijgen de volle lading wanneer uw woorden niet blijken te kloppen. Eerlijk is toch anders, niet? Oh, maar wacht even: uw tekstje was gefiatteerd door de kunstenaar! I take it back. Hoewel: wie draagt er soms de grootste verantwoordelijkheid? Hm.

U probeert er ongetwijfeld het beste van te maken. Want jawel, you have a lousy job. U bent een talige bricoleur en tegelijk een overlevingskunstenaar die behendig moet laveren tussen het economische en het artistieke. Uw woorden moeten het onmogelijke presteren: het kunstgehalte van een voorstelling met haar prijs verzoenen. Ook u staat op het behekste kruispunt van de symbolische en de financiële economie dat elk kunstlandschap in een hypocriet mijnenveld verandert.

Ik heb, echt waar, met u te doen. Maar denk volgende keer toch eerst even diep na over de financiële, ecologische en sociale kosten van de geplande seizoensbrochure.

Groet, en moedig voorwaarts!
Rudi Laermans