Beste bondgenoten

Door Dean Bowen, op Thu Nov 26 2020 23:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. In deze brief vraagt Dean Bowen aan zijn woke bondgenoten om ruimte toe te laten voor interne kritiek en een alternatief verbeeldingsvermogen. ‘Ik wil niets liever dan dit gesprek kunnen voeren. Zonder de angst om opgeslokt te worden door de moloch van de wokeness. ’

Ik heb lang getwijfeld of ik deze brief zou schrijven. Dit zal ondertussen de twintigste versie zijn en nu al vermoed ik het falen van mijn intentie. Enkele weken geleden gaf ik de ruimte die mij hier elke maand gegeven wordt op, om iemand anders van een platform te voorzien. In dat stuk stelde Abraham Meeuwsen terecht: stel dat de weg naar de hel is geplaveid met goede intenties.

Het is een zin die nog altijd na-gonst in mijn hoofd. Want zo goed als dat ik weet wat mijn intenties zijn — Ik heb weinig kwaads in de zin — zoveel vrees ik hoe die intenties ontvangen kunnen worden. Dit maakt mij een uitgesproken maar in zekere zin ook een voorzichtig mens. Overtuigd van mijn vermogen bij te leren en de behoefte bij te dragen aan de, wat mij betreft, belangrijkste gesprekken van deze tijd, probeer ik in alles dat ik doe na te denken over de gevolgen van mijn overtuigingen voor de gemeenschappen waar ik deel van uitmaak. Maar ik weet ook dat de waan van de dag niet een vergevingsgezinde is en dat de welwillendheid van allerlei mensen om selectief, dan wel onbarmhartig lezing te geven van hetgeen haar weg naar de annalen van het internet weet te vinden alom aan te wijzen zijn.

Het schrijven van wat er op mijn hart weegt valt me dan ook zwaar. Enerzijds vanwege het feit dat de ideeën die ik aan wens te raken nog volop in ontwikkeling zijn en daardoor kwetsbaar. Wellicht niet robuust genoeg en als zodanig, rijp voor misinterpretatie. Waarmee ik trouwens niet probeer te zeggen dat ze ontslagen zijn van bekritisering. Anderzijds behoeven ze een bepaalde mate van nuance en complexiteit in hun interpretatie. Kwaliteiten waarvan ik me werkelijk afvraag of we op dit moment in onze geschiedenis het maatschappelijke en politieke klimaat genieten om hier ruimte voor te maken. De wereld heeft me te vaak getoond wat het gevaar van naïviteit kan zijn. Vooral voor lichamen die in een West-Europese context een zeer specifiek soort codering kennen. Lichamen als de mijne.

De wereld heeft me te vaak getoond wat het gevaar van naïviteit kan zijn. Vooral voor lichamen die in een West-Europese context een zeer specifiek soort codering kennen. Lichamen als de mijne.

En het was nu juist die wetenschap die de basis vormde voor mijn politieke ontwaking en mij toegang gaf tot een progressief politiek, cultureel en maatschappelijk discours waar ik een thuis vond. Waar ik leerde van het belangrijke werk, zo vaak geproduceerd door mensen van kleur die door middel van hun rijke en scherpe analyse van de socio-economische en culturele condities van gemarginaliseerde groepen, ons voorzagen van inzichten die ongemakkelijk, urgent, prikkelend en met enige regelmaat hartverscheurend waren. Van het werk dat nog altijd gedaan wordt door de activisten, de academici, de journalisten en de lokale organisatoren. De digitale call-outs. De memes en ondertussen ook door politieke partijen die zich hiertoe verhouden. Werk waar ik ontzag voor heb. Mensen waar ik ontzag voor heb. En toch.

Toch ben ik iets kwijtgeraakt in de afgelopen jaren. Iets waarvan ik moeite heb het te vangen in woorden. Iets waarvoor het woord thuis of toebehoren niet krachtig genoeg is. Iets waarvoor het woord frustrerend te betuttelend is. Maar iets dat te vaak boven komt drijven om het te negeren.

Ik ben iets kwijtgeraakt in de afgelopen jaren. Iets waarvan ik moeite heb het te vangen in woorden.

Wat tekenend is voor dit gevoel zijn de triggers. Het zijn de uitwisselingen op social media. Het zijn de partijprogramma’s die ik doorspit in de aanloop naar de Nederlandse nationale verkiezingen. Het zijn de gesprekken met mensen die ik liefheb die verzanden in rigide positioneringen. Het is de moloch van de wokeness.

Laat me, voordat ik hier dieper op ingaan, meteen iets duidelijk maken. Ik ben nog altijd overtuigd van mijn progressieve politiek. Ik verhoud me nog altijd tot het discours dat een fundamentele gelijkwaardigheid propageert en oproept de systemische gewelddadigheid en haar neveneffecten aanwezig in alle aspecten van onze maatschappelijk inrichting te bestrijden. Dit alles is waar, net zoals de ontheemding die ik ervaar wanneer ik poog me tot de huidige staat van deze ideeën in het publieke debat te verhouden waar is.

Wanneer ik schrijf over de moloch van de wokeness, doe ik dat niet omdat ik direct iets aan te merken heb op de motivaties en consideraties die ik ontwaar in de progressieve, intersectionele, anti-racistische, feministische, LHBTIA+ rechten voorvechtende positie. Waar ik het echter wel over wil hebben is de ruimte hierbinnen voor interne kritiek en een alternatief verbeeldingsvermogen en hoe daarmee om te gaan.

Om te begrijpen waar ik vandaan kom heeft het wellicht zin om iets meer over mijzelf te vertellen. Ik ben een eigenwijs stuk vreten. Ben opgevoed met het idee van een pragmatische zelfbeschikking. Waarmee bedoeld dat ik, voor het deel van mijzelf waarvoor ik verantwoordelijk ben, ten aller tijden het auteurschap voer over hoe ik mijzelf wens te bepalen. Derhalve ben ik constant opzoek naar het herscheppen van de basisovertuigingen in mijn eigen denken ten behoeve van de idealen die ik als de mijne heb weten te identificeren. En waar ik constant op stukloop tegenwoordig is de inkadering van deze idealen door het concept ‘witheid’ en de wijze waarop dit continu druk lijkt te leggen op het vermogen van deze progressieve idealen om tot radicaal andere inzichten dan wel antwoorden te komen. Anders gezegd lijkt het discours nog altijd gekaapt door de ‘witheid’ die we problematiseren, waarmee het de status quo van die witte suprematie constant lijkt te bevestigen. En het is verstikkend. Niet enkel omdat ik me op dagelijkse basis door een wereld dien te navigeren die me wijst op de culturele codering waaraan mijn lichaam überhaupt onderhevig is. Maar vooral, omdat het discours dat dient te leiden naar de uitweg mij alsnog eenzelfde beperkende categorisering opdringt. En hoe vinden we de mogelijkheid om herinterpretaties op onszelf toe te passen wanneer de, in werkelijkheid, arbitraire categorisering waartegen we ageren alsnog bevestigd wordt in de alternatieven die we aandragen?

Dit alles gezegd hebbend probeer ik mijzelf te herinneren aan het gevaar van eerdergenoemde naïviteit. Ik besef uiteraard dat de staat van het huidige discours direct in relatie staat tot de onwelwillendheid van actoren die gedijen bij de status quo en al deze progressieve idealen als existentiële dreiging voor hun voortbestaan beschouwen. Tegelijkertijd ben ik van mening dat dit een soort parallelle strategische benadering niet in de weg hoeft te staan. Anders gezegd hoeft de noodzaak ons te moeten verhouden tot de huidige werkelijkheid ons niet te weerhouden van interne gesprekken die zich toespitsen op het formuleren van een fundamentele herschepping van onze omstandigheden. Die in zich de resonanties dragen van waarheid, liefde, zachtheid en nuance. Van complexiteit, pluriformiteit, radicaliteit en exuberantie. Die ons brengt naar een plek waar woorden als systeem of categorie compleet andere interpretaties opleveren en waarin ‘witheid’ niet langer het grondigs principe is van waaruit onze eigen dromen, hopen en wensen voortvloeien als was het enkel in weerstand hiertegen.

Al mijn ideeën zijn onaf en ik heb jullie allemaal nodig om te helpen ze te ontwikkelen. Maar daarvoor dienen we naast het gevoerde verzet, ruimte vrij te maken die als voedingsbodem kan fungeren voor deze nieuwe ideeën.

Waarde bondgenoten. Ik wil niets liever dan dit gesprek kunnen voeren. Zonder de angst om opgeslokt te worden door de moloch. Zonder mensen die ik liefheb kwijt te raken. Zonder het reproduceren van de machinaties van de systemen die we bevechten. Want al mijn ideeën zijn onaf en ik heb jullie allemaal nodig om te helpen ze te ontwikkelen. Maar daarvoor dienen we naast het gevoerde verzet, ruimte vrij te maken die als voedingsbodem kan fungeren voor deze nieuwe ideeën. Een nieuwe bodem, waar voor iedereen een thuis.