Baas in eigen boek

Door Bieke Purnelle, op Tue Sep 27 2016 07:26:48 GMT+0000

Honderdvijftig jaar westerse vrouwenstrijd, dat is één lange zucht naar vrijheid en zelfontplooiing. Waar vrouwen niet geacht worden hun visie of mening te formuleren, laat staan zich te mengen in het publieke debat, biedt literatuur mee een uitweg. Decennialang gaan vrouwelijke auteurs op zoek naar hun eigen verhaal via vrouwelijke personages die hun samenleving ondergaan en bekampen. Samen schetsen hun literaire heldinnen een subjectieve geschiedenis van het feminisme: vurig en timide, op het voorplan en in de coulissen.

Waar te beginnen? Niet toevallig brengt de negentiende eeuw meer vrouwelijke fictie voort dan ooit tevoren. De opkomst en groei van steden en markteconomie, maar ook hogere levensverwachtingen en onderwijs voor meisjes, maken vrouwen bewuster van de wettelijke, politieke en sociale ongelijkheid die hen onderwerpt aan patriarchale normen en structuren. Meer en meer vrouwen uiten hun onvrede over de heersende genderverhoudingen. De eerste vrouwelijke auteurs die hun werk gepubliceerd krijgen, leggen zich toe op poëzie en kinderboeken, genres die vanwege hun ‘zachte’ aard geschikt worden geacht voor vrouwen. De overtuiging heerst namelijk dat het vrouwen ontbreekt aan de nodige algemene kennis, ratio en kritische zin om ernstige literatuur te schrijven. Het is van die dwaling dat de vrouwelijke literatuur zich nog decennia zal moeten ontvoogden.

De eerste feministische golf: zelfbeschikking, kiesrecht en onderwijs

73_purnelle_1e golf.png

Niet toevallig neemt de in 1804 geboren Française Amandine Lucile Aurore Dupin de nom de plume George Sand aan om haar werk te kunnen publiceren. Erkenning van vrouwelijke intellectuele vaardigheden moet worden bevochten. Vrouwen die willen creëren of menen dat ze iets te vertellen hebben, zoeken hun toevlucht tot een mannelijk pseudoniem. In 1832 schrijft Dupin/Sand haar eerste roman Indiana. Die zal haar haar relatie kosten. Haar geliefde kan zich niet vinden in de feministische ideeën die ze verdedigt in het boek.

‘Het ongeluk dat zich aan mij hechtte, leerde me een andere religie dan de religie die wordt onderwezen door mannen’, verzucht de ongeschoolde Indiana, hunkerend naar bevrijding van het sociale keurslijf. De emotionele instabiliteit van het personage is tekenend voor haar situatie. Indiana zit vast in een ongelukkig huwelijk omdat de wet vrouwen onder de knoet van hun echtgenoten houdt. Wanneer ze zich verliest in een onmogelijke, overspelige relatie keert de samenleving zich tegen haar. Toch omvat de roman veel meer dan de romantische verwikkelingen van een fragiele vrouw. Indiana is een vurig pleidooi voor een ommezwaai in de Franse huwelijkswetgeving en een andere positie van vrouwen. In de persoon van Indiana Delmare bepleit George Sand het recht op vrijheid om te leven en lief te hebben.

Het recht op liefde, en de zoektocht ernaar,is een patroon in literatuur door vrouwen dat niet altijd ernstig genomen wordt. Die miskenning stamt uit de negentiende eeuw. De vrouwelijke personages die een rol spelen in de literatuur van die tijd, lijken op het eerste gezicht wellicht wat braaf en conventioneel. De veelgehoorde kritiek op romans zoals die van de predikantendochters Brönte, is dat ze bol staan van voorspelbare romantische verlangens die steevast weinig emancipatorisch uitmonden in een huwelijk. Alleen gaat die kritiek voorbij aan het feit dat ongetrouwde vrouwen veelal tot de bedelstaf waren veroordeeld. Een huwelijk was vrijwel de enige voorwaarde voor een dak boven hun hoofd.

Wie Charlotte Bröntes wereldvermaarde Jane Eyre goed leest, moet toegeven dat Eyre een bezield en principieel personage is dat staat op haar onafhankelijkheid. Ze is niet onder de indruk van andermans dogma’s, en ontwikkelt haar eigen morele kompas. Het is Jane Eyre die openlijk haar verlangen naar identiteit, betekenis en controle uit, en daardoor van de roman zo’n authentieke en controversiële tekst maakt. Via Eyres koppige zoektocht naar haar ware zelf, gaat ze laag voor laag de stijve conventies van die tijd te lijf. Dankzij haar onwrikbare principes, haar geweten en haar zucht naar onafhankelijkheid doorstaat en overwint het weesmeisje menige kastijding en evenveel morele dilemma’s. Eyre smacht dan wel naar geborgenheid en veiligheid na een liefdeloze jeugd in isolement, maar is niet bereid daarvoor haar zelfrespect op te geven, hoezeer haar principes ook op de proef worden gesteld. ‘Ik ben geen vogel en ik word door geen enkel net gevangen: ik ben een vrij mens met een onafhankelijke wil.’

Het is dwaas om vrouwen te veroordelen of hen uit te lachen wanneer ze proberen meer te doen of te leren dan de gebruiken voor hun sekse nodig achten

Hoe ernstig Jane Eyre het meent met haar strijd voor gelijkwaardigheid, blijkt uit dit bevlogen pleidooi: ‘Vrouwen worden verondersteld kalm en beheerst te zijn. Maar vrouwen voelen net als mannen. Ze moeten hun vaardigheden kunnen oefenen, net als hun broeders; ook zij lijden onder al te veel beperkingen, net als mannen daaronder zouden lijden; en het is enggeestig van hun meer geprivilegieerde medemensen om te zeggen dat ze zich moeten beperken tot pudding roeren en sokken stoppen, piano spelen en borduren. Het is dwaas om hen te veroordelen of hen uit te lachen wanneer ze proberen meer te doen of te leren dan de gebruiken voor hun sekse nodig achten.’

Vandaag klinkt deze gedachte vanzelfsprekend. Maar net die vanzelfsprekendheid hebben we te danken aan vrouwen als George Sand, Charlotte Brönte en de vele andere schrijfsters die het lot van vrouwen in een misogyn tijdperk wisten te vatten in complexe en levensechte vrouwelijke personages.

73_Purnelle_c_LukasVerstraete_700.jpg

Het interbellum: tussen twee feministische golven

Ook in het interbellum, in de context van heropbouw na een verwoestende wereldoorlog, proberen pientere en eigenwijze vrouwen zich te ontdoen van het patriarchale juk. Virginia Woolf groeit op in een intellectueel gezin en ontpopt zich dankzij haar opmerkelijke en originele talent tot een van de meest vooraanstaande modernistische auteurs van de twintigste eeuw. In 1928 publiceert ze Orlando, een baanbrekende roman waarin een jonge held van sekse verandert en het begrip gender uitdaagt en uitrekt, lang voor het begrip ‘genderfluïde’ de woordenboeken verovert. Wanneer edelman en dichter Orlando na veel omzwervingen doorheen de Engelse geschiedenis ontwaakt als vrouw, ontdekt hij gaandeweg wat het in de praktijk betekent om man of vrouw te zijn. Lady Orlando kleedt zich nu eens als vrouw, dan weer als man, heen en weer zappend tussen genderrollen.

Grote geesten zijn androgyn, vond Virginia Woolf

Woolf noemt haar roman schertsend ‘een biografie’ en laat haar personage de liefde beleven en bedrijven met personages die al even androgyn zijn als hij/zijzelf. Dat patroon biedt Orlando de ruimte voor maatschappijkritische beschouwingen over de verstikkende rollen die de samenleving toebedeelt aan mannen en vrouwen. Grote geesten zijn androgyn, vond Virginia Woolf. Alleen wie zowel zijn mannelijke als zijn vrouwelijke eigenschappen tot zijn recht laat komen, kan werkelijk creatief zijn.

‘Een vrouw weet maar al te goed dat een man die haar gedichten stuurt, haar oordeel prijst, haar kritiek vraagt en haar thee drinkt, niet noodzakelijk haar mening respecteert, haar inzicht bewondert of zal weigeren haar lichaam te verkennen met zijn pen’, schrijft lady Orlando aan de befaamde hofdichter Alexander Pope, met wie ze correspondeert en gedachten uitwisselt. Zelfs wanneer een man en vrouw diepgaand en intellectueel met elkaar communiceren, zal hij haar niet respecteren als een gelijke, maar zoekt hij vooral haar emotionele steun en haar gezelschap. In 1929 zal Woolf zich voor eeuwig en altijd geliefd maken bij schrijvende en lezende vrouwen met haar essay A Room of One’s Own, waarin ze letterlijke en figuurlijke ruimte bepleit voor vrouwelijke schrijvers in een literaire wereld gedomineerd door mannen.

Tijdens het interbellum mag de eerste feministische golf dan wel gaan liggen, de ommezwaai – politiek én literair – is onomkeerbaar. Onherroepelijk nemen vrouwen hun plaats in de publieke en literaire ruimte in. Onder hun eigen naam, op hun eigen manier en vanuit hun eigen vrouwelijke kader.

De tweede feministische golf: het persoonlijke is politiek

73_purnelle_interbellum.png

De tweede feministische golf ontrolt zich in de jaren 1960 en stroomt door tot diep in de jaren 1980. Tegen de achtergrond van mei ’68, sociale strijd en links-progressief activisme, kaarten feministes onder de noemers ‘het persoonlijke is politiek’ en ‘baas over eigen buik’ een veelheid van thema’s aan. Seksuele bevrijding, economische zelfstandigheid, betaalde arbeid, abortus, (seksueel) geweld en de herverdeling van zorgtaken binnen het gezin staan hoog op de agenda. Het zijn de jaren van de Dolle Mina’s, maar ook van filosofen als Simone de Beauvoir.

Het eerste literaire subversieve licht in de naoorlogse periode laat niet lang op zich wachten. Tussen 1945 en 1948 breekt de Zweedse Astrid Lindgren met de norm van moraliserende kinderverhaaltjes door de eigenwijze en ondeugende Pippi Langkous in het leven te roepen. De tweede feministische golf zal dan nog twee decennia op zich laten wachten, maar voor het antiautoritaire denken dat de beweging ademt valt er geen krachtiger voorbode te bedenken dan Pippi. Zij is alles wat kleine meisjes niet horen te zijn: financieel onafhankelijk, assertief, zelfredzaam en onconventioneel. Bovendien is ze zo sterk als een paard en heeft ze lak aan goede manieren. ‘Richt de wereld in naar je eigen zin’, luidt haar motto. De rebelse Pippi zal de wereld veroveren in maar liefst zeventig talen. Miljoenen meisjes zal ze bevrijden van betutteling en stereotiepe meisjesnormen.

In 1961 begint Sylvia Plath aan The Bell Jar, haar enige en semi-autobiografische roman over identiteit en de rol van sociale normen. Hoofdpersonage Esther Greenwood gaat op zoek naar haar ware zelf, wars van hoe anderen haar zien of wat van haar verwacht wordt. Esthers zoektocht speelt zich af in de context van een patriarchale samenleving, bevolkt door dominante en onderdrukkende mannen. ‘Ik begon te denken dat het misschien wel klopte dat trouwen en kinderen krijgen je brainwashen, en dat je vanaf dan in een soort verdoofde toestand verder leefde, als een slaaf in een totalitaire staat.’

De rebelse Pippi zal miljoenen meisjes bevrijden van betutteling en stereotiepe meisjesnormen

De lezer ziet Esther wegglijden in een ernstige depressie: voor vrouwen van toen een even groot taboe als vrijheid en gelijkheid. Maar wat van Esther toch een krachtig en significant personage maakt, is haar rauwe en ongefilterde kijk op de werkelijkheid die haar omringt. Zodra haar opleiding afgerond is, stelt ze vast dat de opties die het leven haar te bieden heeft (moederschap of typische vrouwenjobs als typiste) haar niet kunnen vervullen. Aan haar therapeut vertelt ze hoezeer ze mannen hun vrijheid benijdt en hoe bang ze is om zwanger te worden. Niet elektroshocks, maar anticonceptie blijkt Esthers angsten te kunnen bezweren: de angst voor seks, de angst voor het huwelijk en voor mannen.

Dat vrouwen al snel gemakshalve als hysterisch of labiel worden bestempeld wanneer ze hun woede of frustratie uiten, is een consistent patroon in veel romans door en over vrouwen.‘Bel niet naar de dokter. Ik sla niet door, ik zeg gewoon wat ik denk’, verzucht Laurence in Les belles images. De Franse Simone de Beauvoir schopt het tot boegbeeld van de tweede feministische golf dankzij haar essay Le deuxième sexe, een pleidooi voor een feministisch existentialisme en een morele revolutie. Maar naast filosoof, essayist en activist was ze ook een begenadigd romanschrijver. In Les belles images (1966) bekritiseert De Beauvoir de sociale rollen en de stereotiepe beeldvorming over vrouwen in de burgerij van de jaren 1960 door de ogen van hoofdpersonage Laurence. Laurence jongleert met haar rollen als toegewijde echtgenote, zorgende moeder, zorgende dochter, carrièrevrouw en minnares. Ze probeert zichzelf te definiëren en te verhouden tot de problematische en vaak ronduit tegenstrijdige rollen die de samenleving voor haar bepaalt. In haar carrière moet ze patriarchale vooroordelen en obstakels overwinnen en thuis wordt van haar meer devotie verwacht dan ze te bieden heeft. ‘Sociaal gezien is een vrouw niets zonder man.’

Mannen zijn emotioneel onvolwassen, gebruiken vrouwen als speelgoed, bedriegen naar hartenlust en slagen er niet in de vrouwen in hun bed te bevredigen.

Ook seks wordt een prominent thema in de vrouwenstrijd van de tweede golf. In 1976 publiceert de jonge Nederlandse feministe Anja Meulenbelt De schaamte voorbij, een autobiografisch relaas over relaties in de turbulente beginjaren van de Nederlandse vrouwenbeweging. Het boek laat geen spaander heel van mannen en hoe ze vrouwen behandelen. Ze zijn emotioneel onvolwassen, gebruiken vrouwen als speelgoed, bedriegen naar hartenlust en slagen er niet in de vrouwen in hun bed te bevredigen. De verteller zoekt soelaas in de lesbische liefde, maar vindt ook daar niet wat ze zoekt. Het boek slaat in als een bom. De vrouw als vrijgevochten seksueel wezen dringt zich op als nieuw en explosief thema, net als de onversneden kritiek op het mannelijke onvermogen tussen de lakens en hoe mannen vrouwen gebruiken en vervangen wanneer het speelgoed gaat vervelen. Met De schaamte voorbij stuurde Meulenbelt de schaamte terug.

Binnen de vrouwenbeweging bestaat er discussie over de vraag of de tweede golf uiteindelijk is uitgedoofd dan wel verdergezet in de jaren 1990 en de decennia daarop. Duidelijk is wél dat vrouwen hun plaats in de publieke en literaire ruimte meer dan ooit hebben weten op te eisen en naar believen in te vullen.

73_Purnelle_c_LukasVerstraete2_700.jpg

Derde feministische golf: feminisme en antiracisme united

73_purnelle_2e golf.pngAan het begin van de eenentwintigste eeuw bedenkt J.K. Rowling het personage Hermione Granger, de steun en toeverlaat van ’s werelds populairste leerling-tovenaar Harry Potter. Hermione is pienter, principieel, betweterig, gedreven en van geen kleintje vervaard. Bovendien is ze het kind van ‘dreuzel’-ouders, wat in tovenaarsmiddens zoveel betekent als een bastaard. Hermione komt op voor wie zwak staat of wordt onderdrukt, of het nu huiselfen, halfreuzen of medetovenaarsleerlingen zijn. Inclusief en solidair denken blijkt net zo nodig in fantasy als in het echte leven. Hermione worstelt met haar eigen wortels, maar wendt ze aan als kader van waaruit ze anderen behoedt en verdedigt.

‘As the Dark Lord becomes ever more powerful, your race is set still more firmly above mine! Gringotts falls under Wizarding rule, house-elves are slaughtered, and who amongst the wand-carriers protests?’

‘We do!’ said Hermione. She had sat up straight, her eyes bright. ‘We protest! And I’m hunted quite as much as any goblin or elf, Griphook! I’m a Mudblood!’

Geeky Hermione schopt het tot rolmodel van talloze opgroeiende meisjes. In haar personage vinden ze de kracht om anders en meer te zijn dan wat de samenleving van meisjes verwacht. Dat Hermione zoveel verschillende doelgroepen weet aan te spreken, is een niet te onderschatten verwezenlijking.

Een veel scherpere kritiek op de gecommercialiseerde en objectiverende kijk op vrouwen komt van Nora Eldridge, de alleraardigste en dienstvaardige kunstlerares die in The Woman Upstairs (2013) van Claire Messud haar ontgoocheling uitspuwt over de verworvenheden van de vrouwenstrijd: ‘Voelen niet alle vrouwen hetzelfde? Het enige wat ons onderscheidt, is hoe goed we weten wat we voelen, hoe we onze woede ervaren. We zijn allemaal furies, behalve diegenen die te dwaas zijn om woedend te zijn. En wat me het meeste zorgen baart, is dat ze hen brainwashen van in de wieg, en zelfs diegenen die slim geboren worden, zullen dwaas worden. Wat ik bedoel? Ik heb het over de middelbare scholieren van de tweede graad, soms zelfs die van de eerste graad. Tegen dat ze mijn klaslokaal binnenkomen, in de derde graad, zijn ze verloren, vol van Lady Gaga en Katy Perry en Franse manicure en leuke outfits en hoe hun haar ligt. Ze geven meer om hun haar of hun schoenen dan over de Melkweg of rupsen of hiërogliefen. Hoe heeft al die revolutionaire praat uit de jaren zeventig ons hier gebracht, in een land waar vrouw zijn synoniem is voor je dom voordoen en er goed uitzien?’ Het is een onverholen sneer naar de verlammende en verdwazende beeldvorming die vrouwen nog steeds probeert te herleiden tot lustobject en accessoire.

Dat is niet de enige nieuwe uitdaging waarmee dit millennium het westerse feminisme confronteert. De vrouwenstrijd kan en mag ook niet wegkijken van de superdiverse samenleving die zich vanaf de jaren 1960 gestaag een weg baant naar zo goed als elke Europese regio. Auteurs met migratieroots drukken hun stempel op het literaire landschap en vinden er een groeiend publiek. Terwijl het kruispuntdenken de feministische strijd een nieuwe invalshoek biedt en een inclusiever kader afdwingt, geven deze schrijvers een stem aan vrouwen die opgroeien en zich staande houden tussen verschillende culturen en normen, in een samenleving die de superdiversiteit niet zonder meer omarmt. Vrouwen met migratiewortels betreden nu een strijdperk dat veel westerse vrouwen menen te hebben verlaten.

We zijn allemaal furies, behalve diegenen die te dwaas zijn om woedend te zijn

Een van die nieuwe literaire stemmen is de Nigeriaanse Chika Unigwe, die een deel van haar volwassen bestaan en de doorstart van haar literaire carrière doormaakt in het Vlaamse Turnhout. De hoofdpersonages in haar tweede roman Fata Morgana (2007) zijn vier Afrikaanse prostituees die bij elkaar steun en vriendschap zoeken in de marge van de Antwerpse samenleving. Sisi behaalde een diploma in Lagos, maar vond er geen job en liet zich bij gebrek aan perspectief naar Europa smokkelen door de malafide Dele. Efe werd als jong meisje misbruikt en zwanger gemaakt door een rijke man die verder niets met haar te maken wil hebben. Ama groeide op in een streng gelovig gezin met een stiefvader die haar misbruikt. En de Soedanese Joyce werd verkracht door soldaten. De levens van de vier vrouwen worden gebrandmerkt door armoede, seksueel geweld, misbruik en een stuitend gebrek aan kansen. Ze dromen van een toekomst die hen vrijheid en veiligheid kan bieden, in het Westen of in hun thuisland. Dat maakt van Fata Morgana een onthutsend en onverbloemd relaas van vier tragische, maar realistische vrouwenlevens aan de rand van de westerse samenleving, waarin vrouwen ongewapend vechten tegen onrecht en het verlies van hun waardigheid.

Maar ook bijvoorbeeld in de Arabische wereld weten feministes een opvallend holistische blik te werpen op wereldwijde seksistische structuren. Zij hebben immers niet enkel de Arabische, maar ook de westerse canon onder de knie en trekken parallellen die in het Westen achteloos over het hoofd worden gezien. Zo werpt de Egyptische Nawal el Saadawi in een van haar essays fijntjes op dat de onderdrukking van vrouwen niet eigen is aan het Midden-Oosten. ‘Onderdrukking is inherent aan het politieke, economische en culturele systeem dat het gros van de wereld overheerst – of dat systeem nu een achtergebleven feodale gemeenschap is, of een moderne geïndustrialiseerde samenleving.’ Vrouwenbesnijdenis en andere Arabische thematieken staan centraal in El Saadawi’s proza, maar haar verhalen en romans getuigen vooral van de universele wens om vrij te zijn in denken en handelen. Ondanks haar gitzwarte kritiek op de onevenwichtige machtsverhoudingen die de levens van zoveel vrouwen domineren, blijft ze altijd hoopvol. ‘Omdat hoop macht is, en menselijke vooruitgang eeuwig’, schreef ze nog in 2008.

El Saadawi stelt dat haar gedachten en haar pen haar vrijheid garanderen. ‘Ballingschap is voor mij stoppen met schrijven.’ Een zin die honderdvijftig jaar vrouwelijke literatuur perfect samenvat.

Bieke Purnelle is directeur van RoSa, expertisecentrum voor gelijke kansen (m/v), feminisme en gender. Ze schrijft columns voor MO* en is freelancejournalist.