Artist Talks. Over de druk van het discours.

Door Arne De Winde, op Mon Nov 28 2022 23:00:00 GMT+0000

Er wordt wel eens geponeerd dat het kunstenveld al te zeer gedomineerd wordt door discours. En dus ook door kunstenaars die het beter kunnen uitleggen dan dat ze kunnen maken. We vroegen aan acht beeldend kunstenaars, docenten en curatoren hoe ze omgaan met die druk van het discours. En dat doen ze, hoe kan het ook anders, in hun eigen stijl en toon.

Er wordt wel eens geponeerd dat het kunstenveld al te zeer gedomineerd wordt door discours. En dus ook door kunstenaars die het beter kunnen uitleggen dan dat ze kunnen maken. Expo’s, theatervoorstellingen, romans en films moeten in catchy maar vaak holle frasen verpakt, en dus vermarkt, kunnen worden door communicatiemedewerkers. Elke week weer is er een nieuwe sensatie, elke dag weer een ‘catch of the day’. Het lijkt wel een kroniek van aangekondigde onvoorstelbaarheid – en dus uiteindelijk voorspelbaarheid. Ook in hun eigen zaalteksten, magazinebio’s, nieuwsbrieven en niet het minst ook beursaanvragen en subsidiedossiers kunnen kunstenaars haast niet anders dan mee te gaan met het sjabloneske jargon van inter- of trans-xxx (vrij in te vullen) innovatie.

De vraag is dan ook hoe kunsthogescholen hun studenten moeten en kunnen voorbereiden op deze situatie. Aan alle kunstcampussen zijn er intussen wel zogenoemde leerlijnen artistiek onderzoek, die erop gericht zijn studenten een eigen discours en een eigen schriftuur te laten ontwikkelen. Maar kan die eigen schriftuur ook eigenzinnig zijn en normatieve communicatierasters verstoren? Of moet dat helemaal niet en is het in de eerste plaats zaak om je werk als kunstenaar helder te kunnen toelichten en presenteren aan een divers publiek?

Carla Swerts

Carla Swerts is onderzoeker aan PXL-MAD School of Arts in Hasselt, en geeft les aan LUCA School of Arts Gent en PXL-MAD School of Arts. Ze onderzoekt de wisselwerking tussen zintuiglijke waarneming en fictie doorheen het maken van beeldverhalen.

(c) Tine Swijns

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Ik vind discours en concept onontbeerlijk in het hoger kunstonderwijs, al zie ik vaak benaderingen die me maar weinig bekoren. Als docent illustratie promoot ik een aanpak waarbij concepten zich aandienen vanuit de omgang met concrete materie. Bij studenten die menen te moeten vertrekken vanuit een abstract concept wordt de beeldpraktijk vaak herleid tot louter uitvoering. Zelf vind ik een procesmatige aanpak – niet-lineair, onvoorspelbaar, haperend – interessanter.

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

Discoursmachines slagen er zelden in een kunstpraktijk tastbaar te maken.

De rol van schrijven varieert naargelang de affiniteiten en behoeftes van iemands beeldpraktijk. Sommige studenten zetten het schrijven in om vanop afstand over hun praktijk te reflecteren, dat is legitiem. Anderen blijven er met hun neus op zitten en proberen zich van daaruit taal als artistiek medium toe te eigenen. De meest interessante voorbeelden zijn die waarbij er vanuit nabijheid artistieke eigenheid ontstaat in het schrijven en de student er tegelijk in slaagt grotere patronen zichtbaar te maken.

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

Ik zoek naar betekenis via verbanden, niet alleen met andere tekenaars maar ook met auteurs waarin ik mezelf herken. Literatuur houdt zich net als beeldende kunst bezig met het concrete, veeleer dan filosofische concepten of kunsttheorie, die al snel ‘duidende’ kaders aanreiken waarmee ik me vanop een naar mijn aanvoelen te grote afstand over mijn praktijk kan buigen. De omweg om met behulp van andere kunstenaars en schrijvers over mijn werk te spreken geeft me meer impulsen en richting.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Dossiers helpen me soms zaken scherp te stellen. Een schrijfproces stelt me in staat te ontdekken wat ik wil zeggen. Dat maakt dat ik erg traag dossiers schrijf, of zelfs boodschappenlijstjes.

Wordt het kunstenveld te sterk gestuurd door buzzwords en jargon?

Het klopt dat bepaalde termen populaire kapstokken blijken in nieuwsbrieven, open calls en artikels. Ik kan moeilijk inschatten in hoeverre kunstenaars daar bewust op inspelen. Ik ga er vanuit dat artistieke praktijken steeds rijker zijn dan de labels die ze opgeplakt krijgen.

Wat zijn de woorden die nu in zwang zijn?

Woorden met ‘post-’: posthumaan
Of met ‘de-‘: decentralisatie en dekoloniseren 
Of met ‘ex’: exchange, experimental, experience
Of met ‘inter-’: interactive, interdisciplinary
Of met ‘co-’: co-creation

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

‘Discoursmachines’ die artistieke praktijken behapbaar proberen voor te stellen, zetten vaak abstracte terminologie in als kapstok. Ze slagen er zelden in het werk van een kunstenaar tastbaar te maken. In die zin is een tentoonstellingsbezoek voor mij meestal toch nog verrassend.

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

Kunstkritiek moet altijd meer zijn dan het vanuit specifieke (maatschappelijke, filosofische, psychologische ...) kaders taxeren van beeldende kunst. Die brillen kunnen interessante inzichten opleveren, maar mogen niet voorwenden kunstwerken volledig te vatten. Bij waardeoordelen volgens relatieve criteria dreigt het gevaar dat die criteria inderdaad het kunstenveld beginnen te sturen. Ik hou meer van kunstkritiek die zichzelf ook relativeert, die niet wil bezetten maar interpreteert en daarvoor zelf eigenzinnige methodes ontwikkelt.

Ode de Kort

Ode de Kort is beeldend kunstenaar en woont en werkt in Antwerpen. In haar kunstpraktijk werkt ze met verschillende media zoals installatie, performance, tekst, fotografie, video en geluid. In 2021 verdedigde ze haar doctoraat in de kunsten ‘Practice - Towards an Artistic Methodology for Multisensorial Learning’. Sinds 2022 is ze actief als docent aan LUCA School of Arts en Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

You can turn no into time by adding w to the end,

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

but you haven’t won anything. You can’t live in now.

‘Now says no inside itself.’

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

The o that looks so like a home, the mouth of a burrow, or circle of safety, is the zero that described the void into which the future pours so it can sift back out as the past.

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

No, no — don’t try.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Now says no inside itself.

Wordt het kunstenveld te sterk gestuurd door buzzwords en jargon?

When the w on its wings gathers with those others twittering in the sky,

Wat zijn de woorden die nu in zwang zijn?

then time returns to its own absence, long ago predicted, sometimes feared, sometimes loved,

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

westward drift far past the red shift, where now the sun says once again begin or be gone.

(Gedicht van Dan Peachy-Quick, aan mij bezorgd door Jan Matthé)

Lisa Ijeoma

Lisa Ijeoma is tex­tiel­kun­ste­naar. Ze stu­deer­de in 2022 af aan LUCA School of Arts als master in Schilderkunst en in Textielontwerp. In haar handgenaaide patchworks verweeft ze persoonlijke verhalen met zwaardere onderwerpen als racisme en discriminatie.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Dat hangt af van de school en docent. De vooropgestelde richtlijnen zijn vaak slechts dat: richtlijnen. Ik heb tal van docenten gehad die hamerden op conceptuele ontwikkeling. Centraal stond daarbij de vraag hoe je werk kan voldoen aan parameters als maatschappelijke relevantie, compositie, kleurgebruik en medium. Het verhaal moest vooral steek houden. Daartegenover had ik ook docenten die me zelf lieten ontdekken wat discours en concept kunnen betekenen. Ik kon experimenteren zonder veel vragen te stellen naar mijn positie in het proces, waardoor ik vaak ook tot zinvolle zelfreflectie kwam. Ik denk dat een gezonde balans tussen beiden zorgt voor een succesvol parcours van vallen en opstaan.

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

‘Het is aan instellingen om de rebelsheid die kunst in zich draagt niet te verliezen’

Het ontwikkelen van een taal en schriftuur is een droom die velen koesteren. Om iets te maken dat nog niemand ooit heeft gemaakt. Maar vandaag lijkt alles wel al een keertje gedaan. Door de opkomst van sociale media lijken de (kunst)trends die vroeger gedurende decennia aan zichtbaarheid wonnen, na enkele maanden alweer passé. Wat vandaag beeldend interessant gevonden wordt, is morgen alweer vergeten. Volgens mij is de idee van een eigen schriftuur daarom nauw verweven met ambacht en expertise. Je valt al snel door de mand als je niet weet hoe je werk gemaakt is. Daarnaast moet je vooral kritisch inzicht ontwikkelen en jezelf, middels een bepaald referentiekader, kunnen positioneren als maker en individu. Het maakt de zoektocht naar je eigen identiteit en dus ook je eigen beeldtaal een stuk vlotter en diepgaander.

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

Mijn werk was tijdens mijn studentenperiode vaak erg persoonlijk. Het raakte aan mijn trauma’s en angsten. Daarover zonder inleiding in dialoog gaan met een docent was vaak moeilijk. Ik moest mezelf loskoppelen van de thema’s die ik behandelde om ze bespreekbaar te maken. Het persoonlijke werd het gedeelde. Door een afstand te creëren leer je ook omgaan met kritiek, wat voor mij even belangrijk is als lof. Je leert ermee door de bril van iemand anders naar je werk kijken. Het helpt me om in dialoog te gaan zonder te vervallen in een kunstmatig script.

Werk duiden is sowieso altijd moeilijk. Het hangt van meer af dan alleen je kwaliteiten als spreker. Ik merk dat mensen die oprecht geïnteresseerd zijn vaker meegaan in een verhaal. Bij hen kan je veel vertellen zonder het werk kapot te duiden. Ontmoet ik een minder geïnteresseerde persoon, dan beperk ik me vaak tot de klassieke wie, wat, hoe en vooral waarom.

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

Het is een feit dat alles sneller en duidelijker moet, vooral online. Die online datastroom is een nefast gevolg van ons gebruik van sociale media, waar alles gecondenseerd wordt tot lichtgevende pixels. Van oorlogsfotografie tot abstracte kunstwerken, alles baadt in hetzelfde licht. Het laat weinig aan de verbeelding over en reduceert alle informatie tot kant-en-klare hapjes. Verrassing en onvoorspelbaarheid zijn echter van essentieel belang voor zingeving. Hoe donker zou alles aanvoelen mocht alles wat we deden voorbedacht en gereguleerd worden. Ik denk dat het aan de kunstinstelling is om dat kleine beetje rebelsheid dat kunst in zich draagt niet te verliezen.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Het blijft me een raadsel waarom het kunstonderwijs, dat in se een bedrijf is, zijn studenten niet klaarstoomt voor het échte leven. Achter de façade van ‘de vrije kunstenaar’ schuilt vaak een voltijds administratief medewerker, netwerker en ontwerper. Beurzen zie ik dan ook als een correcte tegemoetkoming aan al het werk dat achter de schermen wordt verzet. Alleen moet je veel stappen doornemen om aan ambtenaren uit te leggen waarom jij die steun van de overheid verdient. Ook worden de schaarse subsidies vaak opgestreken door kunstenaars die al eerder een beurs toebedeeld kregen. Die concurrentie zorgt voor nodeloze druk.

Wat zijn de woorden die nu in zwang zijn?

Vrouwen in het kunstenveld
Dekolonisatie
Kunst & Ambacht

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

Ik heb de indruk dat kritiek vandaag plaatsvindt in een sterk gepolariseerd veld. Het is ofwel zwart, ofwel wit. Ofwel links, ofwel rechts. Ofwel ‘woke’, ofwel ‘conservatief’. Zo is het voeren van een dialoog moeilijk. De kunstwereld zou een plaats moeten zijn waar alles kan en mag (zonder individuen en/of bevolkingsgroepen te kwetsen natuurlijk, daar zijn we nu echt wel al overheen).

An De Bisschop

An De Bisschop is docent kunstagogiek en -didactiek aan educatieve masteropleidingen in de School of Arts-Conservatorium, Gent. Ze doctoreerde in de pedagogische wetenschappen met een discoursanalyse rond sociaal-artistieke projecten, en haar huidig onderzoek concentreert zich op participatieve muziekpraktijken, kunsteducatie en lerarenopleidingen in de kunsten.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Het hoger kunstonderwijs is erg divers – de verschillende disciplines leggen andere klemtonen –, maar ik meen dat studenten onvoldoende bagage hebben op het vlak van discours als ze afstuderen. Uiteraard moeten afgestudeerde kunstenaars in de eerste plaats goede kunstenaars zijn, maar het professionele landschap vandaag vraagt dat je ook een taal beheerst om je werk te duiden: in publieke communicatie, in de pers, tegenover het kunstenbeleid … Dat kunnen we mijn inziens nog sterker inbedden in de kunstopleiding, en het hoeft niet ten koste te gaan van de eigenheid van de student, integendeel, je vormt ook je eigenheid als kunstenaar door kritisch over je werk na te denken.

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

‘Een kunstenaar die een eigen taal vindt, wordt zelf curator van zijn werk.’

De schriftuur die je als kunstenaar gebruikt om je werk te duiden en het werk zelf zijn volgens mij één. Ik geloof niet in de ‘autonomie van de kunst’ in die zin dat het werk voor zich spreekt; er zal altijd een narratief zijn waarmee je werk de publieke ruimte betreedt. Dus ja, ik denk dat het heel erg belangrijk is dat je ook wordt opgeleid in het vinden van een eigen taal, precies omdat je die hele discourswinkel anders gewoon uit handen geeft als kunstenaar, met het risico verkeerd gelezen en geframed te worden. Een kunstenaar die een eigen taal en schriftuur vindt, kan in zekere zin zelf de curator zijn van zijn werk, en het laten spreken in een zelfgekozen context en met een zelfgekozen narratief.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Dat is, helaas, voor veel jonge kunstenaars een nachtmerrie. De wijze waarop je een dossier of beurs moet aanvragen vergt een érg grote beheersing van het beleidsdiscours met zijn functies, de visienota’s enz. In zo’n doorgeslagen systeem houd je goede dossierschrijvers over in plaats van goede kunstenaars. De dossiers zouden wat mij betreft in een veel vrijer narratief mogen geschreven worden, zodat kunstenaars ook echt met hun eigen verhaal kunnen aanvragen. Nu is KIOSK werkelijk een online omgeving om hoofdpijn van te krijgen.

Anderzijds vind ik dat het hoger kunstonderwijs té weinig aandacht heeft voor het cultuurbeleid en zijn discours. Dus ja, ik vind dat je de huidige functies van het kunstendecreet moet kennen als je afstudeert in het hoger kunstonderwijs. Hoe ga je anders een subsidieaanvraag schrijven?

Wordt het kunstenveld te sterk gestuurd door buzzwords en jargon?

Ik denk het eigenlijk niet. Het professionele veld heeft natuurlijk z’n eigenheid, die zich ook vertaalt in een jargon, maar de vraag of dat te sturend is, is een andere kwestie. Ik denk dat er in het professionele kunstenveld een constante wisselwerking is tussen ‘jargon’ en ‘buzzwords’ en de veel complexere realiteit van het kunst creëren op zich. Het jargon is natuurlijk ten dele performatief, en dat is zo met elk discoursveld dat geconnecteerd is met macht (beleidsmacht, symbolische macht enz.).

Maar uiteindelijk zal het vigerende discours zich ook wel aanpassen als het niet meer up-to-date is. Het enige probleem is dat er een vertraging op zit: vooraleer iets een buzzword wordt, is de noodzaak voor het bestaan van het woord al minstens drie jaar prangend.

Wat zijn de woorden die nu in zwang zijn?

Co-creatie, participatie, collectief/ve. Mijn expertise ligt dan ook in de participatieve kunsten.

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

De kunstkritiek in de populaire media is er de laatste tien jaar sterk op achteruit gegaan. Vandaag gaat het niet meer écht over de kwaliteit van het argument in de kritiek, maar wel over de kwantiteit van het aantal sterren. Bijgevolg worden recensies korter, programma’s waarin werk echt kritisch besproken wordt schaarser, en iedereen lijkt het ermee eens te zijn dat je je snel een mening over een werk moet kunnen vormen, liefst met een sterrenaantal alleen. Kunst bespreken is hetzelfde geworden als wijn of een hotel beoordelen. Eigenlijk zijn we één grote Tripadvisor-community…

Luk Lambrecht

Luk Lambrecht is een curator, die leeft en werkt in Brussel. Hij is ook coördinator Vrije Kunsten aan PXL-MAD School of Arts in Hasselt.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Neen, maar ik denk dat er een groot tekort is aan samenspel tussen discours/concept en praktijk.

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

Studenten hebben minimaal twee atelierdagen waarop ze praktijkgericht kunnen converteren wat ze via de school van het leven opsteken... Maar er is weinig rek tussen theorie en praxis. Het is essentieel dat er geen tweedeling ontstaat, zodat er geen afkeer wordt gecultiveerd ten opzichte van kennis. De kennisoverdracht binnen het hoger kunstonderwijs is overigens te weinig werelds, te weinig intercultureel.

‘Er mag geen tweedeling tussen theorie en praxis ontstaan.’

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

Context is content.

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

Ach, die nieuwsbrieven en consorten. Het is aan docenten om studenten er de meest bruikbare te laten uitpikken. We worden immers overspoeld met dergelijke informatie.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Beurzen en dossiers zijn projecten, om Boris Groys te citeren. Ze zijn noodzakelijk voor zowel de persoonlijke als de institutionele ‘geesteshygiëne’! Uiteraard moeten zulke aanvragen soms wel eens iets opleveren. Anders zakt de moed je in de schoenen, zeker als je bemerkt wie die aanvragen zoal moet beoordelen.

Wordt het kunstenveld te sterk gestuurd door buzzwords en jargon?

Soms wel, maar dat is altijd zo geweest. Dat is eigen aan de grillen van de mode en afhankelijk van het cultureel klimaat dat permanent vervelt.

Wat zijn de woorden die nu in zwang zijn?

Ecofeminisme
Alle afgeleiden van kolonialisme en de-
Inclusie
Gender

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

Die is bijna verdwenen, op hier en daar een artikel in De Witte Raaf na. De rest is informatie, gestuurd door commercie. Veel klinkende namen wel en de zogenoemde actualiteit. Maar altijd komt het neer op het proclameren van eenzelfde smaak(segment). Wat je leest in De Groene Amsterdammer bijvoorbeeld kan je niet lezen in de Belgische kwaliteitskranten, die ‘berichten’ nooit ‘kaderen’.

Beyza Batmaz

Beyza Batmaz is een beeldend kunstenaar, die ook geïnteresseerd is in de kunst van het schrijven. Ze studeerde in 2022 af aan LUCA School of Arts.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Mijn bachelor in Genk voelde conceptueler aan dan mijn eenjarige masteropleiding in Gent. En die evolutie is goed, want de conceptuele aanpak kan snel vermoeiend worden. Ik zoek het concept liever zelf op binnen en vanuit mijn artistieke praktijk.

Krijgen studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

Zeker, je krijgt als student de nodige steun en ook genoeg marge om je eigen praktijk en je eigen spreken tot ontwikkeling te brengen.

‘Zelfzekerheid is de beste strategie om je werk over te brengen.’

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

Ik probeer achter mijn werk te staan door er heel hard in te geloven. Ik geloof dat zelfzekerheid en motivatie de beste strategieën zijn om je werk over te brengen.

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

Nieuwsbrieven sla ik steevast over in mijn mailbox.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Ik doe het niet al te graag, maar mijn dromen zijn de grootste motivatie om er uiteindelijk (vaak tegen beter weten in) toch steeds weer voor te gaan.

Wordt het kunstenveld te sterk gestuurd door buzzwords en jargon?

Neen.

Hoe schat jij de staat van de kunstkritiek in? En wat is het belang van goede kunstkritiek?

‘Goede’ kunstkritiek bestaat volgens mij niet, subjectieve kritische meningen bestaan wel.

Ine Meganck & Valentijn Goethals

Ine Meganck is grafisch ontwerper, docent en onderzoeker. Sinds 2019 doceert ze grafisch ontwerp aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen en sinds 2022 ook aan KASK School Of Arts Gent. Zelf studeerde ze af in 2012 aan de Werkplaats Typografie in Arnhem.

Valentijn Goethals is grafisch ontwerper, beeldend kunstenaar en muzikant. Hij studeerde af in 2012 aan de Werkplaats Typografie in Arnhem. Naast docent aan de afdeling architectuur van de KU Leuven, is hij artistiek coördinator voor de tentoonstellingen in Kunsthal Gent en lid van het coördinerend team van 019.

Is het hoger kunstonderwijs te sterk gericht op discours en concept? Of net te weinig?

Ine: Ik veronderstel dat deze vraag een veralgemening is en alles afhangt van de context en de leerkrachten. Ik voel wel dat er een verschuiving plaatsvindt van conceptueel denken naar intuïtie. Ook was 'schoonheid' tien jaar geleden bijna een taboe (in 2013 wijdde rekto:verso er zelfs een themanummer aan), terwijl een esthetische uitwerking van conceptueel denken opnieuw gewaardeerd wordt vandaag.

Krijgen de studenten de tijd en de ruimte om een eigen taal en schriftuur te ontwikkelen binnen dat onderwijs?

‘Beurzen en dossiers gaan hand in hand met precariteit.’

Valentijn: De tijd wordt gegeven, maar eigenlijk is het gek hoe kort de opleiding is. Terugkijkend naar mijn traject van de afgelopen jaren denk ik dat het schoolse kader slechts een onderdeel is van een langlopende evolutie. Binnen het kunstonderwijs is dat gegeven nog extremer. Er zit een groot verschil tussen mijn eigen schriftuur nu en die toen ik pas afgestudeerd was. Tegelijkertijd waren alle basiselementen wel al aanwezig.

Ine: Eens je weet wat je echt wil doen, is het eigenlijk al voorbij. Dat is in onze buurlanden toch wel anders. In Duitsland bijvoorbeeld is het gebruikelijk om de opleiding te combineren met werk of stages, waardoor het soms indrukwekkend is met welke projecten studenten daar afstuderen.

Wat zijn jouw strategieën om over je werk te praten zonder het kapot te duiden?

Ine: Ik ben nooit een goede prater geweest. Wel probeer ik te spreken met mijn ontwerpen. In the end is dat de reden waarom we doen wat we doen. Ook tijdens het lesgeven maak ik het weinig gesofisticeerd.

Valentijn: Bij lezingen of presentaties verstop ik me steeds achter een beeldenstroom van projecten en referenties, die ik aan elkaar plak door te duiden op logische maar hyperpersoonlijke connecties. Ik merk dat ik op de automatische piloot ga eens de aaneenschakeling is begonnen en voor ik het weet zijn we 200 slides of foto's verder.

Laat de discoursmachine van instellingen (met hun nieuwsbrieven, teasers en promomateriaal) voldoende ruimte voor verrassing en onvoorspelbaarheid?

Ine: Vormgevers en communicatiediensten van instituten zijn niet steeds de beste vrienden. Ik vind het erg moeilijk om nog voor ik aan de slag ga beknot te worden in de mogelijkheden. Alsof experiment een negatief ding is. Commercieel denken en standaardisering primeren vaak in de communicatie van instituten. De toeschouwer wordt dan eerder in zijn voorkeuren bevestigd dan verrast.

Valentijn: Ik merk dat ik zelf beelden op grote schaal de digitale wereld in stuur. Beelden die steeds maar een fractie van een project tonen. Tegelijk consumeer ik ook zelf erg veel gelijkaardige beelden. Daarbij betrap ik mezelf er vaak op ervan uit te gaan dat ik daarmee een project ken of gezien heb – wat natuurlijk helemaal niet het geval is. Maar misschien is het ook niet zo erg? Ik geloof trouwens dat hier heel wat onontgonnen artistieke speelmogelijkheden liggen.

Hoe sta je tegenover het aanvragen van beurzen en het schrijven van dossiers?

Valentijn: Beurzen en dossiers gaan hand in hand met precariteit. We hebben allebei ontwikkelingsgerichte beurzen aangewend in het verleden om onze praktijk op het punt te brengen waar we nu staan. Maar die precariteit blijft steeds latent aanwezig. Zo zijn mijn werkgevers 019 en Kunsthal Gent beiden organisaties die grotendeels afhankelijk zijn van subsidies. En de meeste van Ines klanten hebben subsidies nodig om met haar te kunnen werken aan een project.

Ine: Een extra stressfactor is ook dat die dossiers een specifieke taal hebben. Een taal die niet per se compatibel is met mijn beeldend werk. Terwijl daar ergens wel de essentie in vervat zit. Ik zou een ghostwriter nodig hebben om die dossiers te schrijven.