‘AND THERE GOES VOYAGER, whatever the incomprehensibilities.’ (Prof. Dr. Carl Sagan)
Door Lotte Loncin, op Mon Sep 01 2025 13:07:00 GMT+0000Of het nu met buitenaards leven, collega’s, partner of kinderen is, elke poging tot communicatie is een wanhoopsdaad. Dat suggereert dichter Lotte Loncin in deze poëziebijdrage. In fragmenten van diplomatieke gesprekken, esperanto-Russisch, ontmoetingen aan de koffiemachine of telefoongesprekken met huisgenoten wordt gestotterd en gestruikeld. Het is even existentieel als grappig, even ambitieus als op voorhand verloren.
‘Nômośkār, biśśē śānti hōk.’ (Bengaals voor ‘Hello! Let there be peace everywhere.’)
1.
tsssssshhhhhhhhhhhiiiiiieeeeeuw
BAM!
tssssshhhhhhhhhhhhiiiiiiiiiiiiiiieeeeeeeeeeeeeeeeeeeuuuuwwww
BAM!
Pssshhhhhieuw
Pssshhhhhieuw
Pssshhhhhieuw
BAM!
BANG!
BANGTSJ!
2.
Djevoesjka! Djevoesjka!
Djaridji na djandji!
He?
Wat?
Dudji! Dudji!
Viet viet viet!
Oneeoneeoneeoneeonee
Kaj kelo masj?
Bozhe moj.
3.
Stel je voor. Je trekt ’s ochtends de deur achter je dicht. BAM! De zon: hop. Je zit aan je eiland (in stilte je gedachten op te branden), wanneer Jan – brzh brzh – een bommetje dropt (hoezo gesprek?). Precies op dat moment botsen hoog boven Povrosk twee satellieten. BAM! De deur van de Curiosity Conference Room knalt dicht. Je ziet dingske wegbenen. Consternatie achter de glazen wand! En dan. Fel licht. Huh? BAM! Rotknal! Glas! PAF! Overal glas! Pas op! Pas op! Flits! TSSSSSJJJJIIIIIEEEEUUUW BAM! TSSSSSSSJIIIIIEEEUW BAM! TSJIEUW BANG BANG BANG! Stukken kunstmaan rukken benen af, armen, betonijzers.
4.
De morgenstond heeft gruis in de mond.
Pardon?
Zo zeggen ze dat toch?
Gekromd over kartonnen koppen ochtendkoffie zijn we eindelijk gelijken, mijn chef en ik. Slaap hangt nog boven de koffiemachine. Dromen. We kunnen elkaars damp zien. Geesten. Vogels. Voorouders.
Als we de armen strekken, kunnen we elkaar raken.
Wat?
Euh. Wat?
5.
27 januari 1977. ‘We’re stepping out of our solarsystem seeking only peace and friendship. Only peace and friendship!’ Kurt Waldheim, secretaris-generaal bij de Verenigde Naties, spreekt het buitenaardse leven toe. Met klamme handen. Met hangende schouders. Met een verpletterend verantwoordelijkheidsgevoel. Sinds die bewuste opnamedag in juni wordt hij, de vertegenwoordiger van alle mensen (uitgezonderd de bewoners van Nauru, Liechtenstein, Noord-Korea, Vietnam, Tonga en Zwitserland) gekweld door dromen over onaardse ontmoetingen. Zijn persmedewerkers maken zich zorgen over zijn toenemende gestotter.
Maar het team van antropologen, musicologen, kunstenaars, goudsmeden, natuurwetenschappers en dramaturgen voelt zich gesterkt door zijn bijdrage. Met hernieuwde kracht stort men zich op The Murmurs of Earth, een boodschap van de mensheid in de vorm van een gouden langspeelplaat die begin augustus meereist met de Voyager-missie, een verkenningstocht voorbij de grenzen van ons zonnestelsel. ‘Een brief in een fles die over de kosmische oceanen meegevoerd zal worden van dit ene eiland van beschaving naar een ander,’, aldus prof. dr. Carl Sagan, voorzitter van de commissie voor interplanetaire communicatie. ‘En aan wie zich afvraagt of het buitenaards leven erin zal slagen de boodschap te ontcijferen, zeg ik: wat weten wij van korstmossen?’
Ondertussen nemen de Verenigde Naties het Arabisch aan als derde taal. De eerste Star Wars-film komt uit. Men gaat over tot de implementatie van de ‘Declaration of the Granting of Independence to Colonial Countries’. In The Spy Who Loved Me redt James Bond zijn rivale Anya Amasova uit de klauwen van een geniale superschurk met de naam Karl Stromberg, die een nucleaire wereldoorlog wil ontketenen om plaats te ruimen voor een nieuwe, anarchistische samenleving. En kijk! Amasova richt haar wapen op Bonds borst … en valt zwijmelend in zijn armen. De Palestijnse kwestie staat dat jaar tot driemaal toe op de agenda.
‘We proberen onze tijd te overleven. Proberen te overleven. Zodat we in die van jullie kunnen voortleven’, dixit Jimmy Carter.
En wanneer bij ons de herfst haar antieke schoonheid ontvouwt, schalt ter hoogte van Mars Waldheim door de boxen: ‘We hopen om op een dag, wanneer onze problemen opgelost zijn, deel te nemen aan een gemeenschap van Galactische Beschavingen. Een Gemeenschap van Galactische Beschavingen!’ Zo klinkt het in de kosmos!
Nu zijn we jaren later. Het grootste deel van mijn moeders leven is voorbij. Ik moet mijn broer eens bellen en zeggen: ‘Ze bedoelt het goed.’
6.
Chef?
Hmpf.
We moeten naar elkaars kadans op zoek gaan.
He, chef?
Euh.
Zo zeggen ze dat toch?
‘Bolor anonts’ vor ky gtnuin tiezergi migamatsut’iwnen andin, voghjoynner.’ (Armeens voor ‘To all those who exist in the universe, greetings.’)
1.
Stel je voor. ‘s Ochtends trek je de deur achter je dicht. BAM! De zon: hop, hop. Je staat bij de koffiemachine (te tobben). Van hieruit kan je de halve stad zien, badend in het avondlicht. Daar is de minaret. Je wijk. Terwijl je koffie tankt, komt een vreemde mogendheid met een ongeziene snelheid dichterbij. Maar dat weet je niet. Jij wil gewoon naar huis. Je wil je zoon nog zien voor hij naar bed gaat. Je vraagt je af wat Jan nu aan het doen is. Maar dan. Fel licht. Huh? BAM! Rotknal! Glas! PAF! Overal glas! Pas op! Pas op! Flits! TSSSSSJJJJIIIIIEEEEUUUW BAM! TSSSSSSSJIIIIIEEEUW BAM! TSJIEUW BANG BANG BANG! Stukken metaal slaan in op de stad. De minaret! Je wijk! De trap af. Sneller! Sneller! Fietsen! Fietsen! Sneller! De hoek om. Zwaailichten. Zwaailichten! Je bloed bevriest. Er is geen huis. Geen Jan. Geen zoon.
2.
Over Amar gesproken!
Petmans.
’s Morgens trekt hij de deur achter zich dicht. Arg. Papsneeuw. Grmbl. Amar flompsh flompsh flompsh naar de bushalte. Komt die kutbus niet opdagen kendet. Amar te voet. Tisaltijtselfde. Flompsh flompsh flompsh. Maar dan – pling! – denkt hij aan die water jet pack (extreme!) van zijn zoon. Radical Aquatic Recreation, bro! Pshhhhoooooeeeeeeew! Wooohooo! Een of andere dude met een dashcam filmt op precies dat moment (!!) een meteoriet boven Povrosk. En jow len, wat lees ik dagen later in mijn nieuwsfeed? ‘Wandelaar op zoek naar ruimtepuin vindt schoen.’ No kidding! A-men, Amar! Een dromende ziel in een aardse wereld.
Gni gni gni.
En mijn zoon maar lachen.
3.
26 november 1965. Terug naar het begin. Berekeningen tonen aan dat tussen april 1978 en januari 1979 de vier gasreuzen op één lijn liggen. Dat betekent dat een ruimtetuig, voortgestuwd door de zwaartekracht van elk van deze planeten, van Jupiter naar Saturnus, van Saturnus naar Uranus én van Uranus naar Neptunus geslingerd kan worden.
‘This is a once-in-a-lifetime opportunity’, verklaart chief Public Information John ‘Jack’ King die dag aan de pers – wat niet helemaal correct is (het hangt er maar van af wanneer je op aarde wordt geworpen en of je überhaupt slagkracht hebt op kosmische schaal) en in zijn geval ook niet helemaal accuraat: de man sterft in 1972 wanneer hij, tijdens een barbecue met zijn familie, getroffen wordt door een losgekomen vliegtuigonderdeel van het merk Aeroflot – met een diplomatieke rel tot gevolg. Ook wie zoals ik na 1980 wordt geboren, zal deze unieke planetaire orde niet meemaken. Voor ons blijft kosmische resonantie een verre, onbereikbare droom. Pas in 2153 zullen de planeten weer op één lijn zitten. En wie weet of er op dat moment nog iemand is, nog iemand over is. Een dromer. Iemand die naar boven kijkt.
Terug naar 1965. Het gerucht gaat dat generaal Westmoreland van president Johnson de toestemming heeft gekregen om grondtroepen te sturen naar Zuid-Vietnam. De nervositeit op het internationale toneel stijgt. Maar al wat men die avond in november te zien krijgt op het televisienieuws is de woordvoerder, in beeld gebracht als een held van zijn tijd. En de dromers, ze gaan naar buiten en leggen hun hoofd in hun nek.
Nu zijn we vele jaren later. Mijn zoon gooit de voordeur achter zich dicht. En waar zit Jan?
4.
Djevoesjka, joe mustav noown.
Taj kelo masj. Taj.
Eh?
Djaridji na djandji.
Taj! Taj kelo masj.
Ahbon.
Joe noow si sardutsja.
Joe noow zar dudja.
Euhm …
Taj! Taj! Taj kelo masj!
Bozje moj.
5.
TrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrPAWPAWPAW
Njiiiieeeeeeeuuuuuuwwwwwng
Njiiiieeeeeeeuuuuuuwwwwwng
Iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Krtsj trrrrr
Doesj.
Euhl bleuhl
Krtsj krtsj.
You jolo, brother.
Doesj!
Aaaargghhhhhh …
6.
Petmans en mijn zoon. Ik had het kunnen weten.
Met cola en pepermuntjes. Met explosieven. Met iets van was en veren.
Met hun onuitstaanbare overmoed.
Nu we het over Amar hebben. Op een ochtend trekt hij de deur achter zich dicht. BAM! Vandaag is de dag, brother. We W-key that team! Zo zegt hij dat tegen zichzelf. A-mar! A-mar! Hij gaat het doen. Klik! (de allerhoogste verdieping) You go, bro! The only way is up! Wiiieeeeeoooooeeeezzzzzhhhh. Hoger hoger. Sneller sneller. A-mar! A-mar! Woooooeeeeessshh! Wooohoooow!!! Tot plots. KLANG! TSJAK! … Pft … En whaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaam BEM! boort de lift zich in de permafrost diep beneden.
Gni gni gni.
Mijn zoon maar lachen.
7.
Lieverd?
Hm.
We moeten naar elkaars sporen op zoek gaan.
He, lieverd?
Mama, please.
Zo zeggen ze dat toch?
‘Pr̥thvī upara vasanāra ēka mānava taraphathī brahmāṇḍanā an'ya avakāśamāṁ vasanārā'ōnē hārdika abhinandana. Ā sandēśō maḷyē, vaḷatō sandēśō mōkalāvaśō.’ (Gurjati voor ‘Greetings from a human being of the Earth. Please make contact.’)
1.
21 augustus 1977. Cape Canaveral. ‘We have liftoff!’ Voyager trekt zich met veel rook en drama los van de aarde. Journalisten hebben het over ‘an unprecedented mission, extending men’s senses further into the solar system than ever before.’ Men schrijft met enige verbazing over de poëtische relevantie van The Murmurs of the World. ‘It makes the stern scientific purposes of the mission seem more human,’, aldus The Observer. Of is het de ontroerende schoonheid van een hopeloos gebaar, die mild stemt?
Voor het eerst organiseert de EU rechtstreekse verkiezingen. Amardin Modrahaçi, ingenieur bij Astra Zenit, stapt op een vliegtuig naar Cape Canaveral. Een KLM-vlucht botst met een Pan Am Boeing 747, het dodelijkste ongeluk in de geschiedenis van de luchtvaart. Alexander Supertramp trekt de wildernis in en verdwijnt. De Nyiragongo barst uit. Mijn moeder verliest haar moeder. In Ohio vangt een radiotelescoop een signaal op van heel diep uit de ruimte. En daar gaat Voyager.
Blijft onderbelicht: de cover die over de gouden plaat ligt. Een fascinerend schema van cirkels en lijnen. Een handleiding. Enkel daarin richten we ons rechtstreeks tot het buitenaards leven. In de taal van de wetenschap, aards maar inhumaan. Kijk maar. Q-Q toont de afspeelsnelheid aan de hand van het tempo waarin de protonen en elektronen van een waterstofmolecule ronddraaien. Een universele tijdseenheid. Dat tempo wordt gekoppeld aan een schematische voorstelling van de plaat zelf, waarbij - - | - - - || - - - - - - | het aantal toeren per tijdseenheid aangeeft. Dat de plaat ook videobeelden en fotomateriaal bevat, wordt duidelijk gemaakt door een rechthoek met 512 verticale strepen, waarbij een zwarte cirkel demonstreert dat het eerste beeld in de reeks juist werd gedecodeerd. Een opsteker voor onze buitenaardse collega’s. Maar. Kijk eens hier. Kom dichter. Hier. Dit is onze soft spot. Van die hele Golden Record is dit de enige plek waar we onze wanhoop, onze angst en eenzaamheid niet kunnen verdoezelen met breedsprakerigheid – vaak verward met poëzie: de locatie van onze zon, ten opzichte van veertien van de meest zichtbare pulsars (ronddraaiende neutronensterren die elektromagnetische signalen uitzenden in een heel eigen tempo) wordt hier aangegeven met fijne lijnen die in één punt samen komen. Verticale strepen tonen de lichtflitsen op de schaal van Q-Q. De lengte van de lijnen geeft de positie aan tegenover de zon. Daarmee zet de astrofysica veertien vuurtorens uit. Bakens van licht die onze vrienden naar de aarde moeten gidsen. En wij staan bij de branding. En we wachten.
Nu zijn we zoveel jaar later. Mijn moeder staart naar haar handen. Naar de vlekken op het tafelkleed, de bloemen bedoel ik. ‘Moet je horen’, zegt ze. ‘Amar trekt ‘s ochtends de deur achter zich dicht. ’s Avonds komt hij weer thuis. Hij is krommer geworden. “De aarde trekt aan mij”, zegt hij aan iemand.’ En waar hangt mijn zoon uit?
2.
BEM!
BEM!
BEM!
BEM!
Woewoewoewoewoewoewoew
Woewoewoewoewoewoewoew
Woewoewoewoewoewoewoew
3.
Stel je voor. Je zoon trekt ’s ochtends de deur achter zich dicht. Zeven minuten later dan gewoonlijk. En patat! Een stuk ruimtepuin van het merk Space X mist zijn hoofd op een haar na. Zwoesj zwoesj. PAF! PAF! Petmans. PAF! PAF! PAF! Rudy, Amar, mevrouw Verschueren. Zwoesj zwoesj PAF! Jan die naar buiten holt. Jan! Jaaaaaan! PAF! PAF! PAF! Bloed. Overal bloed. Zwoesj. Je zoon! Hij duikt in elkaar achter een geparkeerde auto. Bevend. Mama! Mamaaaaa! PAF! PAF! PAF! En dan wooooooeeeeeeesj!!! wordt hij weggemaaid door een aanstormende vrachtwagen.
4.
Joe djoking?
Djar na beridjam.
Tardzji to nadirdjam.
Kto?
Ktaj?
Dji, djoj … Molim vas,
kaj kelo masj?
Ma stáj kelo masj?
Ts. Ts. Ts.
Djevoesjka, djevoesjka,
zatim te táj kelo masj …
5.
Lieverd?
Lieverd? Ben je daar?
6.
Moet je horen! Lie—ve—rd! Ah. Jan. Moet je horen. Amar trekt ’s ochtends de deur achter zich dicht. Of wacht. Nee nee nee. Hij is er al. Bij de draaideuren, bij de koffiemachine, bedoel ik. En dan. Een euh. Hoeginghetookalweer. Er vliegt een euh ja gewoon een vogeltje, een gewoon vogeltje tegen het raam. Versuft blijft het op de vensterbank zitten. ‘Een verwarde ziel in een verwarrende wereld’, denkt Amar. Hij doet het raam open en wil het voorzichtig in zijn hand nemen. Het beestje schrikt en fladdert weg. Wat er dan in hem opkomt, is niet geheel duidelijk. Hij opent de deur naar de dinges de traphal, waar nooit iemand komt. (Spinnewebben en zo. Een muis misschien. Ja! Muizen. Muizen met een fitnessabonnement! Hillarisch!) Euh. Jah. De deur valt achter hem dicht. En daar gaat Amar, trede na trede. Hoger en hoger. Naar de dertiende etage. Nog hoger. Zevenentwintig. Veertig. Hoger en hoger gaat hij. Drieënvijftig. Zevenenzestig. Zevenenzeventig. Jajaja, Jan, hij is er bijna. Hoger en hoger. Negenentachtig. Wacht! Vijfennegentig. Jan, wacht, luister! Oké oké. Hop hop hop. Daar staat hij dan. Onze Amar. Helemaal boven. Het hoogste punt van de wereld – 163 verdiepingen by the way. Ik geef het maar mee. Soit. Hij zweet. Zijn hart bonst in zijn hoofd. Alsof het eruit wil. Laat me eruit! Laat me eruit! Gni gni gni. Waar was ik? Zijn handen trillen. En dan … Hm … Shit … Joehoe! (Die deur wil niet open he, Jan.) Rammel rammel. Zijn voet ertegen. Zijn schouder. Maar helaas, hij komt er niet in (natuurlijk komt hij er niet in, he, Jan, dat weet jij ook wel). De avond valt. Wanneer Amar die nacht thuis komt, doet hij de deur achter zich dicht en kijkt nog uren en uren naar National Geographic. Echt, Jan. Een buurman vindt hem drie weken later. Een scheefgezakte ziel in een scheefgezakte zetel.
Damn, Lotte. Damn.
7.
Plof.
Paf.
Kletsj.
Drup.
Drup.
Drup.
8.
Hoe ging het eigenlijk verder met die hond?
Welke hond?
Awel, de hond van Amar.
Ah.
Tja.
Weg, denk ik.
Wat?
Euh. Weg.
Weg?
Zomaar?
Het ging van
tsssshhhhiiiiiieeew!
Die hond wist natuurlijk wat er ging komen.
‘Daar gaat hij,’ denkt Amar, ‘een trouwe hond in een boze wereld.’
Maar hij kijkt nog eens om.
Hij kijkt toch nog eens om?
Goh. Kweenie. Nee. Denk het niet.
Niet te geloven.
Waarom doe je nu zoiets?
Wat?
Hem zomaar laten weggaan. Weg!
Zonder omkijken dan nog.
Heb ik dat gedaan?
Bozje moj.
9.
En de jaren maar verliezen pakken. Valiezen, bedoel ik.
‘Sabah şerifleriniz hayrolsun (Turks voor: ‘May the honours of the morning be upon your heads.’)
1.
Onze morgenstond heeft roest in de mond.
Pardon?
Zo zeggen ze dat toch?
Gekromd over de koppen ochtendkoffie zijn we eindelijk gelijken, Jan en ik. Slaap hangt nog boven de keukentafel. Frommels. Voorouders. Sporen. Dromen.
Als we de armen strekken, kunnen we elkaar raken.
Wat?
Euh. Wat?
2.
Kaj kelo masj?
Joe noow now,
dudji dudja.
Joe noow now.
Djaridji na djandji.
Kaj kelo masj?
Tsja.
Jesli si sardutsja,
dali si zar dudja.
Goh.
Dudji dudja!
Kaj! Kelo! Masj!
Bozje moj.
3.
Mijn moeder belt.
Moet je horen. Over twintigduizend jaar laat Voyager de Oortwolk achter zich, een mist van miljarden meteoren die rond ons zonnestelsel hangt. Alles daar ligt nog nét binnen het bereik van de zwaartekracht van de zon. Een nevel, zeg maar, van waaruit af en toe een komeet naar aarde wordt gezonden, oogverblindend, als een duistere engel die onze blik naar boven trekt.
Wel, het is met diezelfde koortsachtige ogen, gericht op de vertes, de steeds verdere vertes, dat Voyager de interstellar space_ in zeilt. Waar niets hem nog kan raken. Eens buiten ons zonnestelsel, eens voorbij de Oortwolk, blijft hij intact voor wel honderd miljoen jaar. ‘His radiotransmitters long dead, the space craft will wonder for ages in the calm, cold interstellar blackness.’
Mooi toch?
Luister je wel?
Een onuitsprekelijke leegte!
‘There is virtually no chance that Voyager will ever enter another solarsystem.’ Die Sagan van jou. Hij zegt het zelf! Hij geeft het toe! Zelfs mocht elke ster aan de hemel wel tien planeten rond zich hebben, dan nog zal hij aan geen enkele hemelboog verschijnen. Nooit. _Jamais. ‘But he will drift forever, ready to be found … If there is anyone out there to do the finding.’ Tssss. De dromers met hun onuitstaanbare overmoed.
Mama, please.
En ondertussen valt alles uit elkaar. 3,5 miljard jaar aan evolutie. De steden, de speelpleinen, de bibliotheken, elke herinnering aan het leven, het enige tot dusver bekende leven in the observable universe, alles valt uit elkaar. Dit koffiezetapparaat dat ons zal overleven, het zal verkruimelen. Het plastic tafelkleed, het internet – paf. Hoe hard we ook proberen. Mijn leven, jouw leven, niets dan aarde, niets dan stof, niets dan fotonen en protonen.
Ghm.
En daar gaat Voyager.
Richting ‘calm, cold blackness’.
Met zijn hits, Bach, Beethoven, Stravinsky, en Chuck Berry’s ‘Johnny B. Goode’, de klank van een kus, het gehuil van een boreling, de mijmeringen van een verliefde jonge vrouw, het nachtgezang van de Navajo, een duizend jaar oude compositie voor de Chinese keizer, met de meest krachtige natuurwetten in wetenschappelijke hiëroglyphen.
Daar ga jij, met je foto’s, talen, begroetingen, vertes, dromen.
En ik? Wat neem ik mee?
4.
Jan?
Hm?
We moeten naar elkaars ademhaling op zoek gaan.
He, Jan?
Euh.
Zo zeggen ze dat toch?
5.
Stel je voor. Jan trekt op een ochtend de deur achter zich dicht. Krommer. Bleker dan gewoonlijk. Je zegt iets, maar je weet later niet meer wat precies. Weken gaan voorbij. ’s Nachts wordt je wakker van een flits. Hoog boven Povrosk botsen twee satellieten. Kijk! Felle strepen tegen de zwarte lucht. Mag je nu een wens doen? BAM! Rode punten gloeien op. Wat mooi. ‘Jan, psssst, Jan, kijk!’ (Dan weet je het weer) Zijn plek is leeg. Zijn plek is koud. In zijn hoofdkussen hangt nog zijn geur.
Ik zou mijn broer eens moeten bellen.
6.
Prt.
Krggg TSHAJNG!
Aw!
Klojnk.
O MY G!
Krgggg.
B—-E—--M!
Tssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhh.
Krtch krtch.
Do you copy?
Tssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhh.
Krtch krtch.
Do you copy?
Tssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhh.
Tssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhhssssshhhhh.
7.
3 mei 1972. ‘U ziet het toch ook? Het overvalt u toch ook? 200 miljard sterren. 200 miljard! En rond die sterren planeten. Met wolken, met oceanen, met manen. Werelden zoals we die ons nog niet kunnen voorstellen. 200 miljard sterren. 600 miljard planeten. Minstens! Want we weten nog niet wat zich schuilhoudt in de duisternis. Die duisternis! U ziet het toch ook?’ Dr. prof. Carl Sagan kijkt president Nixon met opengesperde ogen aan.
Nu zijn we ikweetniethoeveel jaar later. Mijn moeder belt: ‘Je ziet het toch ook? Die duisternis!’