Allemaal postdigitaal

Door Jorne Vriens, op Sun Nov 26 2017 23:00:00 GMT+0000

Maken al onze digitale hulpstukken ons langzaam minder mens en steeds meer vlakke marionetten, in de greep van de grillen van internet en sociale media? Dat lijkt soms de algemeen aanvaarde cultuurpessimistische indruk. Miriam Rasch zorgt met haar essaybundel Zwemmen in de oceaan voor een noodzakelijke relativering.

In Het onbehagen in de cultuur (1930) beschreef Sigmund Freud een geestestoestand waarin een mens het gevoel heeft één te zijn met de omgeving. Freud had het over een ‘oceanisch gevoel’: een term die hij leende uit een van de brieven van zijn vriend Romaine Rolland, als aanduiding voor een extatische eenwording van het individu en de wereld.

Al gelden meerdere ideeën van de vader van de psychoanalyse over het ondoorgrondelijke van de mens vandaag als wetenschappelijk achterhaald, toch past het genoemde gevoel om een actueel fenomeen te beschrijven: onze onderdompeling in de digitale ruimte als een bijna natuurlijk verlengde van ons eigen lichaam en denken.

Wat betekent het om te leven in een tijdperk dat we kunnen bestempelen als ‘postdigitaal’?

Het is precies die oceanische metafoor die meeklinkt in de titel van de eerste essaybundel van Miriam Rasch, onderzoeker aan het Institute of Network Cultures op de Hogeschool van Amsterdam. In Zwemmen in de oceaan belicht en bevraagt ze die schijnbaar vanzelfsprekende digitale massa rond ons, onzichtbaar als water. Wat betekent het precies om te leven in een tijdperk dat we kunnen bestempelen als ‘postdigitaal’ – in de zin dat het ondenkbaar geworden is om te leven zonder digitale techniek?

Voor de antwoorden kiest Rasch als filosoof en literatuurwetenschapper duidelijk voor een benadering vanuit de geesteswetenschappen, met de mens centraal. In twaalf heel verscheiden essays, die veelal vertrekken vanuit persoonlijke anekdotes, denkt ze na over een goede omgang met digitale technologie. Rasch’ voorstellen situeren zich op het brede spanningsveld tussen enerzijds de nonchalante houding waarmee we technologie gebruiken als een neutrale tool waarmee we nu eenmaal innig verstrengeld zijn, en anderzijds de actieve toe-eigening van die technologie, zodat zij zich blijft aanpassen aan de mens en niet andersom.

Dat maakt Rasch’ oplossingen zeer geschikt voor een tijd waarin technologie het ons tegelijk makkelijker maakt én ongevraagd aan onze privacy vreet. In het aloude debat tussen luddieten die techniek willen uitbannen en techno-optimisten die zogenaamd ‘niets’ te verbergen hebben, leest de bundel als een verademing.

Leegte als oplossing

Vele filosofische studies zijn Zwemmen in de oceaan voorgegaan, dat zeker. De meeste daarvan hebben vooral willen waarschuwen voor ‘What the internet is doing to our brains’ (Nicolas Carr, 2010), de negatieve morele invloed op kinderen, de taalvervlakking die samengaat met sociale media, het verlies van privacy, onze verhoogde stresservaring, noem maar op. De digitale technologie bepaalt in (te) grote mate hoe we leven, luidt een veelgehoorde klacht. Niet zelden wordt onder alle onomkeerbare digitale innovaties een grote leegte vastgesteld.

Ook de onstuitbare opmars en de toenemende invloed van Facebook roepen om bezinning. Zo analyseerde de London Review of Books recent dat het bedrijf van Mark Zuckerberg geen enkel voordeel heeft bij deelname aan het maatschappelijke debat, omdat het geen economisch belang heeft bij het verspreiden van de waarheid. True news of fake news: die kwestie is ondergeschikt aan klinkende advertentiedollars, maar die leegte waarin ze resulteert, heeft wel invloed op cruciale gebeurtenissen als verkiezingen. Hoe ga je daar tactisch mee om?

Ook Zwemmen in de oceaan onderzoekt niet zozeer welke innovaties we nog allemaal tegemoet kunnen zien, maar stopt de doordenderende sneltrein die we vooruitgang noemen voor de vraag wat we van het digitale leven zelf verwachten. Alleen schuift Rasch een heel andere interpretatie naar voren van de leegte die onze digitale ervaring zou verhullen. Volgens haar is de onbepaaldheid van die leegte juist een uitgelezen kans om ergens betekenis aan toe te kennen. Mits strategische inzet van onze verbeeldingskracht biedt die leegte kansen om vorm te geven aan dat wat al bepaald lijkt te zijn.

De leegte die digitale apparaten creëren, maakt fantasie mogelijk.

Hoe Rasch dat precies bedoelt? Terwijl in de binaire wereld iets ofwel het geval is, of niet – en er dus geen ruimte bestaat voor twijfel – is onze werkelijkheid volgens haar net ‘iets wat verloren is aan de feiten, aan data, een echtheid die zich niet laat vangen in duidelijk te onderscheiden categorieën en telbare eenheden.’ Onze digitale apparaten kunnen ook nooit ons hele menselijke wezen dekken. In het essay ‘Een kleine biologische banaan: fonofilia in 12 scènes’ – waarmee Rasch in 2015 de Jan Hanlo Essayprijs won – gaat het bijvoorbeeld over de liefde via een telefoon. Net door de leegte van het mobieltje kan het ding als een doorgeefluik dienen om ook voor iets anders te staan, zoals een geliefde. De leegte, kortom, maakt fantasie mogelijk.

Mens boven machine

We moeten de algehele digitalisering dus ook niet al te veel absolute macht toeschrijven, lijkt Zwemmen in de oceaan meermaals te suggereren. Zo relativeert Rasch de vrees voor ultieme transparantie als tegenhanger van absolute privacy. Op die vooronderstelling bouwt onder meer Dave Eggers’ roman The Circle, die een dystopische toekomst beschrijft waarin mensen continu gefilmd en geanalyseerd worden. Dat het zo mogelijk zou zijn om iemand volledig te leren kennen, is volgens Rasch een waanbeeld: een mens kan zichzelf al niet eens kennen. Ook voor de grote datareuzen is het dus onmogelijk te doorgronden wie we werkelijk zijn.

Rasch relativeert de vrees voor ultieme transparantie als tegenhanger van absolute privacy.

Op haar best is Rasch echter als ze twijfel zaait in schijnbaar neutrale vanzelfsprekendheden. De excel-sheet is daar een mooi voorbeeld van. Op de cijferkunsten van dit programma worden onvoorstelbaar veel beslissingen gebaseerd, maar onderzoek heeft blijkbaar uitgewezen dat ruwweg één op honderd berekeningen in een excel-bestand foutief is. Het is dus vooral ons heilige geloof in de exactheid van het rekenprogramma dat het zijn waarde geeft. Rasch schrijft dat ‘de Exceller zich onderdeel voelt van een episch avontuur dat leidt tot een hoger doel; iets magisch dat de gebruiker betovert’. Het werkt alleen als je erin gelooft.

Niet alle essays bevatten een concrete boodschap of aanzet tot actie. Samen communiceren ze wel de indruk dat veel vrees voor digitale hulpmiddelen onterecht is. Geruststellend is dat zij nog altijd sterk afhangen van de mens, en daarom moeilijk te voorspellen vallen. Hun binaire codes laten een lege ruimte die veel plek overlaat voor improvisatie.

Samen barbaar

Dat de zelfverzekerde mens zich toch aanpast, blijkt uit het essay dat dezelfde naam draagt als het boek zelf. Het bouwt verder op wat wellicht het belangrijkste thema is in Zwemmen in de oceaan: dat de traditionele remedie van zelfdiscipline niet volstaat om weerstand te bieden tegen de verlokking van Facebook of Twitter. Zelfdiscipline zou leiden tot meer tijd om nuttige taken uit te voeren, maar Rasch waarschuwt dat ook die disciplinering de aandacht kan afleiden van wat belangrijk is. In de digitale oceaan moet vrijheid op een andere manier worden ingezet.

In de digitale oceaan moet vrijheid op een andere manier worden ingezet.

Een uitweg presenteert Rasch met de figuur van ‘de barbaar’, een karakter dat ze leent van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. De barbaar is ‘a-disciplinair’, maar zoekt de intensiteit ‘net zoals Beethoven’. Hij is ‘schandalig’, omdat hij zich niets aantrekt van regels of verwachtingen van anderen, waardoor de schaamte voor oppervlakkigheid ontbreekt. Tegelijk is hij een spiritueel wezen dat zich alleen door een innerlijke stem laat leiden. Dat de barbaar een schizofreen karakter heeft, hoeft echter geen probleem te zijn. Hij belichaamt mooi de ongrijpbaarheid die Rasch eigenlijk ook de mens in de digitale oceaan wil aanraden.

Ongrijpbaar is dat wat analoog is in een digitale wereld. Op het analoge krijgen algoritmes van enen en nullen simpelweg geen grip. Op die glibberige plekken, zo stelt Rasch, kunnen gemeenschappen vorm krijgen, want juist het collectief is de plek bij uitstek waar ongrijpbare relaties de dienst uitmaken: ‘Het is dáár, in het hart van de gemeenschap, dat het analoge en niet-gedigitaliseerde bewaard wordt, dat object van verlangen van de postdigitale conditie.’ In zulke digitale gemeenschappen tonen relaties zich immers niet in berichten of vriendschappen, maar alleen in de ervaring van individuen die contact hebben. Een netwerk biedt het individu daarmee de luxe van de onzichtbaarheid.

Dat belang van ‘gemeenschap maken’ is het belangrijkste advies dat Zwemmen in de oceaan ons meegeeft. Doorgaans beperken analyses over technologie zich tot effecten op de eenling. Rasch plaatst het individu juist in een gemeenschap, waardoor die ondeelbaar en dus onkenbaar wordt voor algoritmes. Het individu levert in om bij de gemeenschap te horen, maar daardoor wint de groep aan autonomie. Als de groep zichzelf kan organiseren, dan kan zo’n massa de koers veranderen zonder zich te laten manipuleren door grote bedrijven. Verandering kan ook nog gezellig zijn.

Kortom, volgens dit boek hoeft het oceanische gevoel van de digitale ervaring anno 2017 dus niet noodzakelijk geassocieerd te worden met leegte, met verspilling van tijd en aandacht. Rasch brengt in dat er juist behoefte is aan deze ‘lege’ ruimte om anders na te denken en ongrijpbaar te zijn. In tijden van techreuzen en privacykwesties is rondsurfen een waardevolle manier om betekenis te geven aan wie we zijn.