Alle politiek is identiteitspolitiek

Door Rachida Aziz, op Wed Apr 04 2018 22:00:00 GMT+0000

Mensen van kleur zouden zich bezondigen aan identiteitspolitiek? En zo de boel uiteenspelen? Dat is het verwijt dat je van links vaak naar je hoofd krijgt, als je voor je eigen rechten opkomt. In realiteit is dat ene zeel waaraan alle progressieve zielen samen zouden moeten trekken, er nooit geweest. Identiteitspolitiek gaat dan ook niet zozeer om identiteit, maar om de enige manier die het systeem aan sommige groepen laat om tout court aan politiek te kunnen doen. Wij werken rustig verder.

Wie op haar of zijn bek gaat, kan twee dingen doen. Of de wonden likken en rustig maar helder analyseren wat er verkeerd gelopen is, of meteen een zondebok zoeken. Na de overwinning van Trump koos een groot deel van de progressieven en van links resoluut voor de tweede optie.

Het was allemaal de schuld van hen daar, van Black Lives Matter, van die ouders die strijden voor genderneutrale toiletten in de school van hun transgenderkinderen, van die feministen met hun veldtocht tegen de verkrachterscultuur. Zíj hebben de grote beweging tegen Wall Street en het kapitaal verdeeld met hun pietluttige eisen. Zíj weten niet wat echt belangrijk is. Zíj doen enkel aan identiteitspolitiek.

De rants van rechtse types tegen het zogenaamde cultuurmarxisme zijn het spiegelbeeld van de linkse tirades tegen identity politics.

Voilà, het hoge woord is er uit. Van alle scheldwoorden die de eeuwige zondebokken – mensen van kleur, LGBTQI+ en vrouwen, of alledrie tegelijk - steevast naar hun hoofd geslingerd krijgen, is identiteitspolitiek het meest recente. Ik zou hier nu uitgebreid de hele geschiedenis van de term identity politics uit de doeken kunnen gaan doen, met een brede schets van alle intense en diepe debatten tussen de vele onderliggende stromingen, maar cut the crap, denk ik dan. Telkens ik aan zo’n roeper vraag om het concept te definiëren, volgt er een langgerekte ‘euh’.

Omdat het wel degelijk niet meer is dan een scheldwoord. Het betekent gewoon: ‘Weg met jullie gezeur over racisme en seksisme en LGBTQI+-haat.’ Het betekent: ‘Laten we terugkeren naar het mythische tijdperk van voor ‘68, toen we nog allemaal vrolijk aan één zeel trokken.’ Je weet wel, die tijd toen Amerika nog great was.

Vuile oorlog

Het is beroerd om vast te stellen hoezeer links en (extreem)rechts zich vinden in hun afkeer voor ‘68. De rants van rechtse types tegen het zogenaamde cultuurmarxisme (‘Feministen, voorvechters van LGBHT-rechten en anti-racismeactivisten ondermijnen alles wat heilig is in de westerse cultuur!’) zijn het spiegelbeeld van de linkse tirades tegen identity politics. De slinger van de bevrijdingsbewegingen van ‘68 is te ver doorgeslagen, vinden ze allebei.

Uit de docu 'She's beautiful when she's angry'

‘Witte mannen mogen niets meer zeggen’, is een verwijt dat beide kampen mokkend of stampvoetend gebruiken. Daarmee wentelen links en rechts zich in nostalgie naar een tijd waarin hun arbeidersklasse nog homogeen wit en mannelijk was. Toen alles nog simpel en duidelijk was, toen die andere onderdrukte groepen zich nog niet begonnen te mengen.

1968 is het eurocentrische jaartal voor een woelige periode die zich afspeelde tussen het midden van de jaren 1950 en het einde van de jaren 1970. In die decennia begonnen de verliezers van het naoorlogse mondiale compromis zich te roeren. In 1945 was immers een schikking getroffen die de ellende van de Tweede Wereldoorlog moest bezegelen. De wereld was opgedeeld in een Amerikaanse en een Sovjet-invloedsfeer. En om de revolutionaire geest terug in de fles te krijgen, was er in de VS en West-Europa een welvaartsstaat opgebouwd.

Alleen kende dat bestand veel verliezers. Denk aan de Afro-Amerikanen die gebukt gingen onder de segregatie van de Jim Crow-wetten, ook al hadden velen van hen hun leven gewaagd in de oorlog tegen het nazisme. Denk aan de arbeidskrachten van kleur die uit de ex-kolonies geplukt werden om het zwaarste en vuilste werk uit te voeren in Europa. Of de vrouwen die na de oorlog de fabrieken werden uitgejaagd om weer plaats te nemen aan het fornuis, en alle andere slachtoffers van de conservatieve patriarchale moraal.

Sylvia Rivera was van kleur en transgender en voor haar was geen plaats binnen de nieuwe beweging, zo vonden de jonge witte holebi’s.

De bevolking in Afrika, Latijns-Amerika en Azië die kreunde onder het neokolonialisme. En zelfs de witte arbeiders voor wie vrijheid méér was dan een huis dat je levenslang moet afbetalen, méér dan de dictatuur in de fabriek en de lusteloze avonden voor tv.

Tussen 1955 en eind de jaren 1970 namen zij de straat in. Against all odds. Ze vonden politiehonden en waterkanonnen op hun weg, of het leger dat in Mexico 300 studenten en arbeiders vermoordde tijdens een betoging, of geheime martelgevangenissen zoals in Marokko.

Maar niet enkel het staatsapparaat bood hevig weerstand. Ook de traditionele sociale bewegingen, die onderdeel waren van het naoorlogse compromis, toonden zich een taaie tegenstander. Veel klassieke linkse partijen haalden hun neus op voor het straatgeweld. Vakbonden wisten in Frankrijk aanvankelijk niet wat ze aanmoesten met de miljoenen arbeiders die in mei ‘68 hun fabrieken bezet hielden. In Mexico waren het zelfs de erfgenamen van de Mexicaanse revolutie die een bloederige dirty war voerden tegen de studenten en arbeiders.

Instabiele ijsvlakte

Ook binnen die nieuwe bewegingen rommelde het. Zo laat de documentaire She's beautiful when she's angry (2014) ergens zien hoe een activiste uitgejouwd werd toen ze het woord wou nemen tijdens een anti-oorlogsmars. ‘Get her offstage’, schreeuwen jongemannen met vredesbordjes in hun hand. Gelijkaardige taferelen speelden zich af op vakbondsbijeenkomsten waar vrouwen het spreekgestoelte beklommen.

Die afstotelijke traditie kende een dieptepunt in 1973, toen in Christopher Street in New York de vierde verjaardag gevierd werd van de Stonewall Riots, de geboorte van de militante LGBTQI+-beweging in de VS. Sylvia Rivera, één van de aanstokers van de Riots, moest haar stem schor schreeuwen om het boegeroep te overstemmen. ‘We are trying to do something for all of us, and not only for men and women that belong to a white middle class club. And that’s what you all belong to’, roept ze de haters toe, waarvan ze dacht dat het haar medestrijders waren. Maar Sylvia Rivera was van kleur en transgender en voor haar was geen plaats binnen de nieuwe beweging, zo vonden de jonge witte holebi’s.

Sylvia Rivera (rechts) tijdens de Stonewall Riots (c) HuffPost

Vanaf dat moment kreeg de nog prille beweging tegen onrecht steeds meer het aanschijn van een instabiele ijsvlakte. Overal verschenen scheuren. Luid krakend werden het barsten. Barsten werden breuken.

Eerst hadden vrouwen zich verplicht gezien om rond hun verzuchtingen een eigen vrouwenbeweging op te richten. Maar binnen die eerste grote Amerikaanse vrouwenbeweging werden lesbiennes op hun beurt onzichtbaar gemaakt. ‘The lavender menace’ werden ze genoemd door Betty Friedan, de voorzitster van de National Organization for Women – bang als zij was om mannen te sterken in hun waanbeeld dat alle feministen wel lesbiennes moesten zijn. Ook voor de strijd van zwarte vrouwen of witte arbeidsters was geen plaats in de verbeelding van Friedan, die ze neerschreef in haar bestseller The Feminin Mystique (1963).

Feministe Betty Friedan negeerde het bestaan van alle niet-witte vrouwen en witte vrouwen in armoede.

In haar boek From margin to center (1984) maakte de Amerikaanse activiste bell hooks brandhout van die blindheid: ‘Friedan besluit haar eerste hoofdstuk met de stelling: “Wij kunnen niet langer doof blijven voor die stem in vrouwen die zegt: ‘Ik wil iets meer dan mijn man en mijn kinderen en mijn huis.’ Dat “meer” definieert ze als “een carrière”.

Maar ze had het niet over wie er dan op de kinderen zou komen passen en het huishouden doen, wanneer meer vrouwen van hun huiselijke taken bevrijd zouden worden en dezelfde rechten zouden verwerven op een job als witte mannen. Ze had het niet over de noden van vrouwen zonder man, zonder kinderen, zonder huis. Ze negeerde het bestaan van alle niet-witte vrouwen en witte vrouwen in armoede. Ze vertelde haar lezers niet of het meer vervullend voelde om een meid, een babysitter, een fabrieksarbeidster, een secretaresse of een prostituee te zijn dan een huisvrouw uit de elite.’

De marge als norm

En dus kwamen er afsplitsingen en scheuringen, vaak na een lange en bitse interne strijd. De oprichting van het Combahee River Collective door zwarte queer feministen was één van de eindpunten van dat proces. De leden van dit collectief hadden deel uitgemaakt van alle grote bewegingen van de jaren 1960, maar telkens opnieuw waren ze in de marge terechtgekomen. In hun beroemde statement beschrijven ze dat zelf: ‘Het was onze ervaring en desillusie in die bevrijdingsbewegingen, en onze ervaring aan de periferie van wit mannelijk links, die ons een politiek deed ontwikkelen die – anders dan bij witte vrouwen – antiracistisch was, en – anders dan bij zwarte en witte mannen – antiseksistisch was.’

The Combahee River Collective

In dat statement duikt voor het eerst de term identity politics op. Het Combahee River Collective bedoelde er iets heel specifieks mee. Iets wat ik terugvond in de reacties van mijn zussen op mijn eigen boek, Niemand zal hier slapen vannacht. ‘Ik realiseerde me vannacht dat mijn tranen bij #nzhsv ook te maken hebben met het feit dat ik nu pas besef hoeveel pijn mijn zussen en broer geleden hebben en dat ik dat als oudste niet doorhad en niets heb kunnen doen om hen te beschermen’, schreef Touria op Facebook. ‘Ik heb er toen niet veel van gezegd, omdat ik echt dacht dat het aan mij lag, dat er iets mis was met mij’, reageerde Fatiha.

Dat is precies het isolement dat het Combahee River Collective beschreef. Of zoals Kimberlé Williams Crenshaw het later samenvatte: ‘Dit proces, om het sociale en systemische karakter te erkennen van iets wat tot dan ervaren werd als iets geïsoleerds en individueels, vond je ook terug in de identiteitspolitiek van Afro-Amerikanen, andere mensen van kleur, gays en lesbians, noem maar op.’

Het statement van het Combahee River Collective belijdt een radicale vorm van politiek, die rechtstreeks put uit hun identiteit als zwarte queer vrouwen, vanuit het diepe besef dat als zwarte vrouwen vrij zijn, iedereen vrij is. Want om hen te bevrijden moet je alle onderdrukkende systemen – kapitalisme, racisme, imperialisme en het patriarchaat – met de grond gelijk maken. Als in onze huidige samenleving arbeidsters van kleur niet meer uitgebuit worden, wordt niemand meer uitgebuit. Als iemand als Alok Vaid-Menon vrij en onbezorgd over straat kan lopen, kan iedereen dat.

Alok Vaid-Menon

Ja, maar de presidentscampagne van Hillary Clinton dan, dat was toch echt identiteitspolitiek? Nee, dat was access politics. Bij de Clinton-aanhangers ging het om neoliberale representativiteit. Natuurlijk is het belangrijk dat niet alle politici witte oude mannen zijn en dat wij onszelf herkennen als we de tv aanzetten, naar Netflix kijken, een theaterzaal binnenstappen of in de aula van een universiteit zitten. Maar representativiteit is slechts een tussenstap, een noodzakelijke etappe.

Voor je het weet, eindig je immers zoals Friedan, die niet eens doorhad dat witte vrouwen uit de hogere klassen enkel naar boven kunnen klauteren op de ruggen van vrouwen van kleur. Of eindig je met de ‘overwinning’ dat het grootste wapenbedrijf ter wereld, Lockheed Martin, al vier jaar geleid wordt door een vrouw. Terwijl zij het glazen plafond doorbrak, boren haar bommen zich elke dag door de plafonds van Syrische, Afghaanse of Iraakse vrouwen. Of eindig je met Condoleezza Rice die pal achter de oorlog in Irak stond.

‘Black faces in high places, but the same rats and roaches, the same slums and garbage, the same police whippin' your heads and the same unemployment’, zoals een personage in de verhalenbundel Tales of the Out & the Gone van Amiri Baraka het uitdrukt.

Who the fuck are you?

In de film Detroit van Kathryn Bigelow zie je hoe de Afro-Amerikaanse politicus John Conyers, die toen al twee jaar in het Amerikaanse Congres zat, de gemoederen probeert te bedaren vanop de motorkap van een auto. Hij smeekt de betogers om rustig te blijven. ‘Je maakt onze taak alleen maar moeilijker’, probeert hij boven het rumoer uit te roepen, voor hij enkele tellen later moet afdruipen onder politiebescherming. ‘Met je kritiek en je scherpte maak je onze taak alleen maar moeilijker.’ Hoeveel keer heb ik dat niet gehoord uit de mond van medestrijders die hun kans wagen binnen witte instituten? 'Trying to change the system from within: sentenced to twenty years of boredom.' (Leonard Cohen)

John Conyers smeekt betogers om rustig te blijven, 1967, Detroit

Streven naar representativiteit heeft op zich niets te maken met het deconstrueren van een koloniaal, patriarchaal en kapitalistisch project. Net daarom komen mensen van kleur die opklimmen binnen een wit instituut, in een verscheurende situatie terecht. Gekneld tussen de eisen van het instituut en het wantrouwen van het onderdrukte netwerk waaruit ze komen, verglijden velen in burn-outs. Het is ook een onmogelijke positie. Omdat er structureel niets verandert als onderdrukkende systemen wat representatiever worden.

Neem de culturele instituten met hun canon, hun formats, hun onhebbelijkheden, hun bureaucratie, hun disciplinering, hun publiek en hun poortwachters. Die moeten gewoon verdwijnen. Ik bedoel niet dat de gebouwen afgebroken moeten worden, of de budgetten terug op nul. In een ideaal, gedekolonialiseerd landschap zijn instituten faciliterende punten in een netwerk waar iedereen aan bod komt, waar er niet gestreden moet worden om de kruimels en waar de canon niet bewaakt wordt door een elite. Of je nu actief bent in de marge en de underground, of binnen één van die instituten, dat moet het objectief zijn.

Steen voor steen breken wij een systeem af dat gebouwd is op identiteitspolitiek.

Terwijl enkelen aan de zijlijn foeteren over identity politics, werken wij ongestoord verder. Steen voor steen breken wij een systeem af dat gebouwd is op identiteitspolitiek. Want waar de identity politics-haters zo nostalgisch naar zijn, is gewoon de klassieke witte, mannelijke identiteitspolitiek. Sociale vooruitgang hing tot nu toe namelijk altijd af van kleur, gender, seksuele voorkeur of nationaliteit.

Dat is al vanaf het prille begin van het kapitalistische systeem de strategie van de elite: doe enkele toegevingen aan één groep en speel zo het verzet uit elkaar. Elke strijd tegen ongelijkheid creëerde daardoor net meer verdeeldheid. Een strategie die niet vertrekt vanuit dat besef, is gedoemd om te falen.

Aan al diegenen die staan te springen om de fouten uit het verleden te blijven herhalen, dit bericht uit de film Birdman van Alejandro González Iñárritu: ‘Things are happening in a place that you ignore, a place that, by the way, has already forgotten about you. I mean, who the fuck are you? You're doing this because you're scared to death, like the rest of us, that you don't matter. And you know what? You're right. You don't. It's not important, okay? You're not important. Get used to it.’