Twintig jaar Vlaams cultuurbudget: hoger of lager?

Door Bart Caron, op Tue Jan 30 2018 23:00:00 GMT+0000

Er doen veel verhalen de ronde over de evolutie van het cultuurbudget. Gaat het na de stevige besparingen nu opnieuw omhoog? Welke cultuurminister was de grootste investeerder of de strengste (be)spaarder? En welke deelsector heeft daar het meest bij gewonnen of verloren? Een fijnmazige analyse van de begrotingscijfers sinds 2000 belooft in 2018 een hoopgevend herstel, maar nog niet tot het niveau van 2009.

Dit artikel brengt het cultuurbudget in kaart van 1999 tot vandaag, op basis van de laatste begrotingen van de betreffende jaren - dus na de laatste begrotingsaanpassing die het Vlaams parlement telkens heeft goedgekeurd. Die evolutieschets gebeurt niet alleen in absolute, maar ook in relatieve cijfers. De budgetten van de voorbije jaren werden, om een correcte vergelijking mogelijk te maken, geüpdatet aan de hand van de gezondheidsindex. Wat leren die cijfers?

Dalend aandeel Cultuur in de Vlaamse begroting

Het globale Vlaamse cultuurbudget steeg, het relatieve aandeel cultuur daalde van 1,99% in 2004 naar 1,12% in 2018.

De totale Vlaamse begroting klokt in het jaar 2018 af op haar hoogste bedrag ooit, nl. 44,5 miljard euro. Het onderdeel Cultuur krijgt daarvan 524 miljoen euro, of (amper) 1,18%. Tot 2014 lag dat percentage hoger (zie tabel), maar de zesde staatshervorming zorgde voor de overdracht van een aantal bevoegdheden van het federale niveau naar het Vlaamse. Daardoor steeg het globale Vlaamse budget, maar daalde het relatieve aandeel Cultuur van 1,99% naar 1,12%. Dat laatste percentage, uit 2016, is het laagste van de voorbije 20 jaar. Vanaf 2017 is er evenwel een licht stijgende trend op te merken. Dat wijst op een voorzichtig herstel van het cultuurbudget.

Tabel 1: Het hele beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media staat voor 1,3 miljard euro in de totale Vlaamse begroting 2018, waarvan 40% voor Cultuur

Tabel 2: Uitgaven voor Cultuur tov de totale Vlaamse begroting (in 1000 euro)

Stijgend budget Cultuur vanaf 1999, maar knik bij Gatz

De grafiek toont een stijging van 1999 tot 2014, in absolute cijfers althans. Als de gezondheidsindex meegerekend wordt, dan is er al een daling van het budget te merken vanaf 2009. Pas vanaf het begrotingsjaar 2017 komt er een kentering.

In 1999 rondde Luc Martens (CD&V) zijn ministerschap op Cultuur af met een cultuurbegroting van 220 miljoen euro. In die periode was er nog geen sprake van een 'volledig' cultuurbeleid. Verschillende deelsectoren kwamen niet of weinig in beeld, zoals letteren, rockmuziek of film... Er waren partiële steunmaatregelen, maar die waren zeker niet omvattend. Dat verklaart ook waarom Martens afsloot met een budget dat minder dan de helft bedraagt van het huidige budget.

Verdubbeling onder Anciaux

(c) De Senaat

Bert Anciaux (toen VU&ID, later Spirit) startte in 1999 met die 220 miljoen. Ambitieus als hij was, net als de eerste paars-groene regering uit de Vlaamse politieke geschiedenis, en ook geholpen door een positieve economische conjunctuur – lees: de Vlaamse regering had mooie en stijgende budgetten ter beschikking – sloot hij zijn eerste ministerperiode in 2004 af met een cultuurbudget van 356 miljoen euro. Zijn eerste legislatuur deelde hij wel met Paul Van Grembergen, die de bevoegdheid Cultuur overnam na de problemen in de Volksunie en de oprichting van Spirit.

In vergelijking met Luc Martens betekende dat een stijging met 62%. Het regeerakkoord van paars-groen bevatte ambitieuze culturele plannen, er waren vele decretale initiatieven en een kabinet dat uit het culturele veld werd gerecruteerd: factoren die de versnelling en verbreding van het cultuurbeleid aanzwengelden. In die periode werden onder meer het eerste Kunstendecreet, het decreet lokaal cultuurbeleid en het eerste erfgoeddecreet gestemd.

Bert Anciaux kwam na de verkiezingen van 2004 terug en mocht prompt op dezelfde ministeriële stoel plaats nemen. Hij ging door op hetzelfde elan. In 2009 bereikte het cultuurbudget de som van 471 miljoen euro, of nog eens een derde meer dan in 2004. In de tien jaar van het duo Anciaux/Van Grembergen verdubbelde het cultuurbudget.

Schauvliege sloot nog hóger af

(c) CD&V

Kon deze trend doorgezet worden? Dat was twijfelachtig. De financiële crisis van 2008 zette al stevig druk op de overheidsbudgetten. De economische conjunctuur keerde. In dit tijdskader, 2009, mocht Joke Schauvliege (CD&V) – 'natuur en cultuur' – aantreden. Het is al bij al merkwaardig dat zij haar ambtsperiode (op Cultuur) in 2014 afsloot met een cultuurbegroting van 508 miljoen. Dat betekende dus alsnog een stijging ten opzichte van 2009 met 8%, weliswaar over een periode van vijf jaar gespreid.

De eerste jaren van deze legislatuur, toen de economie het nog goed deed, stegen de budgetten een klein beetje. De kering kwam vanaf 2008. Van dan werd aan het veld een inlevering opgelegd. Er waren onvolledige of niet toegekende indexeringen van subsidies, naast dalende middelen voor de kunsten en het sociaal-cultureel werk. Die daling wordt duidelijk weerspiegeld in het geïndexeerde budget (rode lijn), die reeds daalt vanaf 2009. Opmerkelijk is dat het cultureel erfgoed, een sector die riep om een inhaalbeweging, in de periode Joke Schauvliege geen enkele budgetstijging kende, maar net inleverde.

Dieptepunt en herstel onder Gatz

(c) Vlaamse Gemeenschap

Sven Gatz (Open VLD) trad aan in de zomer van 2014. Ook hij startte onder dat slechte financieel gesternte. De financiële/ economische crisis was nog niet bezworen. 'Snoeien om te bloeien' is/was het leitmotiv van de regering Bourgeois. De begroting van zijn eerste volledige jaar vertoont een cultuurbegroting die 3% lager was dan bij de start. Die trend trok hij in 2016 nog door met een daling van 9,3% ten opzichte van het laatste jaar van Joke Schauvliege. Tijdens de eerste twee jaar van Gatz’ ministerschap verloor het cultuurbudget meer dan 60 miljoen euro.

Die daling vraagt wel om een genuanceerde uitleg. De begroting van 2016 vertoont twee belangrijke wijzigingen, beide expliciete gevolgen van beleidskeuzes van de Vlaamse regering:

  • Vooreerst werden de Vlaamse middelen voor lokaal cultuurbeleid (o.a. voor extra steun aan bibliotheken en cultuurcentra) overgeheveld naar de gemeenten zelf, dus naar het Gemeentefonds, goed voor een min van 84,5 miljoen euro.
  • Daarnaast vloeiden er vanuit het beleidsdomein Werk middelen voor gesco-statuten en DAC (Derde Arbeids Circuit) over naar Cultuur, goed voor een plus van 41,3 miljoen euro.

Samen betekende dat dus een verlies voor de Vlaamse begroting Cultuur van 43,2 miljoen euro, of -12% in vergelijking met de start van de regering Bourgeois. Datzelfde jaar wordt wel een stevige stijging genoteerd van de middelen voor het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI), met 10,1 miljoen euro.

In 2016 bereikt het cultuurbudget zijn laagste punt van het lopende decennium.

In 2016 bereikt het cultuurbudget zijn laagste punt van het lopende decennium. De 445 miljoen van 2016 ligt lager dan het bedrag van zeven jaar eerder, in 2009, toen het 472 miljoen bedroeg. Met toepassing van de gezondheidsindex ligt het totale cultuurbudget in 2016 zelfs 69 miljoen euro lager dan bij het aantreden van de minister, 13% lager dan onder Joke Schauvliege.

In 2017 slaagt Sven Gatz erin om voor het eerst een licht herstel van zijn budget te realiseren. Er komt 4,7% bij, netto zo'n 21 miljoen euro. Bijna de helft gaat naar kunsten (grotendeels naar de grote instellingen, naast zo'n 2 miljoen naar projectmiddelen), de andere helft naar culturele infrastructuur (FoCI).

Genuanceerde stijging in 2018…

In 2018 zet dit herstel zich door. Het cultuurbudget stijgt naar 524 miljoen euro, dus plus 58 miljoen, maar die groei moet wel meteen gerelativeerd worden. Netto betekent dat voor de culturele wereld slechts een beperktere stijging met zo'n 12,5 miljoen euro.

In waarde daalde het cultuurbudget sinds het einde van Anciaux in 2009 met zo'n 4,5%, of 25 miljoen.

Op 1 januari neemt de Vlaamse overheid immers de culturele bevoegdheden van de provincies over. Daardoor slokt de cultuurbegroting 45,2 miljoen euro van de provinciale begrotingsmiddelen op. Die centen worden de eerstvolgende twee jaar op identieke wijze besteed als de provincies, pas daarna gaat er een nieuwe regelgeving in voege. De inkanteling van provinciale middelen zorgt er ook voor dat er zo'n 8 miljoen personeelskosten verschuiven naar de Vlaamse Gemeenschap. Kortom: deze stijging van het Vlaamse cultuurbudget compenseert het wegvallen van de provinciale budgetten.

… maar niet met de gezondheidsindex

Als je dan ook de gezondheidsindex toepast op de middelen vanaf 1999, en ze dus vertaalt naar hun actuele waarde, worden enkele opmerkelijke tendensen zichtbaar:

  • Het cultuurbudget in 2018 heeft een licht lagere waarde dan in 2014 (524 versus 534 miljoen euro in 2014).
  • Nog meer: in 2009, op het einde van de ambtsperiode van Bert Anciaux, was het budget zo'n 25 miljoen hoger dan vandaag.
  • In waarde daalde het cultuurbudget sinds het einde van Anciaux dus met zo'n 4,5%.
  • Joke Schauvliege kwam in 2014 wel slechts 2,6% lager uit dan Anciaux. Ze was blijkbaar een betere bewaker van het cultuurbudget dan algemeen aangenomen. Ze predikte geen revolutie, maar handelde als een zorgzame boekhouder over de leefbaarheid van de cultuursector.
  • De grootste besparingen kwamen eigenlijk daarna, onder minister Gatz.

Kunsten winnen, sociaal-cultureel werk verliest

Het cultuurbeleid valt grosso modo uiteen in drie grote blokken: de kunsten, het cultureel erfgoed en het sociaal-cultureel werk (inclusief amateurkunsten, participatie...). Daarnaast gaat er nog een behoorlijk budget naar het zogenoemde ‘transversaal cultuurbeleid’ of ‘het overkoepelende beleid’ (zie verder).

De evoluties van deze grote sectoren vanaf 1999 in kaart brengen, is lastig. Er duiken een aantal methodische problemen op, omdat de invulling van de begrotingsposten, maar ook de indeling van de begroting zelf, tijdens deze tijdsspanne grondig is aangepast. Dat maakt vergelijken niet eenvoudig. Eigenlijk kunnen deze grote blokken slechts vanaf 2009 betrouwbaar vergeleken worden.

Meer middelen voor infrastructuur

Naar het ‘transversaal cultuurbeleid’ gaat vandaag 138 miljoen euro. Dat bevat onder meer de tewerkstellingsmaatregelen in de sociaal-culturele sector, de culturele uitgaven van het toekomstplan Vlaanderen In Actie (VIA), de tewerkstellings-maatregelen in het kader van het Decreet van 7 mei 2004, het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) en het internationaal beleid met middelen voor bilaterale samenwerking, waaronder de uitgaven voor instellingen zoals De Brakke Grond e.a.

Deze transversale uitgaven vertonen een grillig patroon. De ingekantelde provinciale middelen vertegenwoordigen er vandaag 28,8 miljoen euro van. Maar het belangrijkste deel van dit budget is voor het FoCI: 42 miljoen, een stijging met 4,5 miljoen in 2018. Van de aanvullende middelen voor werkgelegenheid is vanaf 2018 een groot deel geïintegreerd in de werkingssubsidie van de organisaties uit de verschillende sectoren.

Sociaal-cultureel werk levert flink in

Het brede sociaal-cultureel werk (amateurkunsten, circusbeleid, lokaal cultuurbeleid in Brussel en De Vlaamse Rand, participatie, sociaal-cultureel volwassenenwerk, de steunpunten uit deze sectoren...) kent sinds 2009 een ernstige daling. In die mate zelfs dat dit budget vandaag in absolute cijfers nog fors lager is dan in 2014.

Het socio-culturele budget daalde van 190 miljoen in 2014 naar 103 miljoen euro in 2018.

Dat is enerzijds het gevolg van de overheveling van de middelen voor lokaal cultuurbeleid (cultuurcentra, openbare bibliotheken, cultuurbeleidscoördinatoren … - zie hoger) naar het Gemeentefonds (84,5 miljoen euro), en anderzijds het effect van besparingen (11,5 miljoen euro). De grafiek toont een sterke knik naar beneden in 2016. Vanaf 2017 steeg het budget van het sociaal-cultureel werk weer een beetje. Dat was niet het gevolg van nieuwe of bijkomende middelen, maar van overhevelingen uit andere beleidsomeinen: 5,4 miljoen euro uit de overgedragen provinciale middelen, bestemd voor het eengemaakte bibliotheeksysteem, plus middelen vanuit het beleidsdomein Werk voor de DAC'ers en de gesco's. .

Samengevat: het socio-culturele budget van 190 miljoen in 2014 daalt sterk naar 86 miljoen in 2016 en herstelt licht naar 103 miljoen euro in 2018.

Nog even over de besparingen. Er is de voorbije jaren diep gesneden in het vlees van deze sector, door subsidieverminderingen van 12% tot 40% in alle sociaal-culturele deelsectoren. Dat gebeurde vooral door minister Schauvliege, die de Vormingplussen en de steunpunten FOV en Socius stevig aanpakte. Was het toeval dat het hier enkel ging om nieuwe organisaties zonder verzuilde origine?

Het specifieke deelbudget voor het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk (verenigingen, bewegingen, vormingplussen en vormingsinstellingen) bedraagt vandaag nog 53,3 miljoen euro, terwijl het in 2009 nog 60 miljoen euro bedroeg. In absolute cijfers is dat een daling met 10%, maar rekening houdend met de gezondheidsindex een waardedaling met ruim 20%. Er komt in 2018 wel 5,5 miljoen bij voor de regularisatie van gesco's, maar dat zijn middelen die worden overgeheveld uit het transversaal cultuurbeleid, en dus geen nieuw budget.

Geen andere culturele sector doet beter dan de socio-culturele, wat eigen inkomsten betreft.

Niet dat deze sector alleen uit de hand van de overheid eet. De subsidies zorgen slechts voor 40% van de inkomsten, wat betekent dat de betrokken organisaties (denk aan bv. Vermeylenfonds, KWB, Federatie Marokkaanse Verenigingen, Vlaamse Actieve Senioren, Wisper, Het Vlaamse Kruis, de Vormingplussen, Bond Zonder Naam, Climaxi, KifKif, Vredesactie, Vluchtelingenwerk…) zelf 60% andere inkomsten hebben, uit activiteiten, lidgelden enz. Geen andere culturele sector doet beter.

Cultureel erfgoed blijft status quo

Voor het cultureel erfgoed komt er in 2018 10 miljoen euro extra, zodat het budget uitkomt op 49,4 miljoen euro. Die stijging wordt echter grotendeels verklaard door de integratie van overgedragen provinciale middelen: 6,7 miljoen euro bestemd voor projecten van de cultureel erfgoedcentra, voor de structurele werking van erfgoedorganisaties, gemeenten en provincies en het Kasteel van Gaasbeek.

Daarnaast worden er middelen overgedragen voor gesco's (1,4 miljoen). Het vroegere basisbudget kent wel een eenmalige verhoging van 0,65 miljoen voor de projectmiddelen cultureel erfgoed en 0,5 miljoen voor het KMSKA. Maar voor alle andere spelers betekent dit dus een status quo, reeds sinds 2009, zonder aanpassing van de subsidies aan de index.

Kunsten stijgen lichtjes tov 2014

Cultuurloket is een paradepaardje van minister Gatz, met bijzondere aandacht voor aanvullende financiering.

De kunsten – de analyse volgt hierna – noteren sinds 2014 een daling, met een dieptepunt in 2015 (175 miljoen), een licht herstel vanaf 2017 en in 2018 een budget van 193 miljoen, zodat deze steun vandaag hoger uitkomt dan in 2014, toen het 186 miljoen euro bedroeg. De stijging wordt verklaard door de provinciale inkanteling van 2,4 miljoen naar de structurele middelen voor de kunsten, alsook een half miljoen voor het Fonds voor de Letteren en een half miljoen voor het VAF Film.

De enige echte verhogingen zijn 1 miljoen, eenmalig, voor de projecten kunsten, 1 miljoen voor het nieuwe Cultuurloket en de indexeringen van de subsidies. Dat Cultuurloket is een paradepaardje van minister Gatz. Het moet zakelijke inspiratie bieden voor alles en iedereen in de cultuursector, met bijzondere aandacht voor ondernemerschap en aanvullende financiering.

De kunsten: groot en klein vooruit, middenveld stagneert

De evolutie van het kunstenbudget is bijzonder. Ze toont duidelijk de beleidskeuzes die de verschillende ministers maakten.

Kunstenbudget hoger dan ooit?

In 2009, aan het einde van de de periode Anciaux, bedroeg het budget 168 miljoen euro. Het steeg onder Joke Schauvliege tot 186 miljoen, daalde in het eerste volledige jaar van Sven Gatz (2015) naar 175, herstelde dan licht tot 186 in 2017 en stijgt verder naar 193 miljoen euro in 2018. Daarmee volgt het grosso modo de trend van de evolutie van het algemene cultuurbudget.

Het kunstenbudget was in 2017 gelijk aan dat van 2014. In 2018 bereikt het het hoogste niveau ooit, in absolute waarde althans (193 miljoen). Als de cijfers vanaf 2009 worden geïndexeerd, is het resultaat wel afwijkend. Dan is het bedrag van 2018 nog 2 miljoen lager dan dat van 2009 (195 miljoen euro). Zonder de overheveling van provinciale gelden zou het nog 2,4 miljoen lager zijn.

(Deze grafiek vergelijkt het kunstenbudget van 2009 (periode Anciaux), 2014 (periode Schauvliege), 2015 (eerste jaar Gatz) en verder elk jaar tot 2018. De periodes die vergeleken worden, zijn dus niet even lang. De recente evolutie wordt per jaar behandeld om fijnmaziger het beleid van de huidige regering/minister te analyseren.)

Grote kunstinstellingen stijgen, structurele werkingen dalen

Hoe dan ook, er is een herstel van het kunstenbudget. De analyse van de samenstellende delen van dit budget toont expliciet de beleidskeuzes. Zo blijkt dat de stijging van het budget sinds 2016 vooral ten goede komt aan de grote kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap (deSingel, Vlaamse Opera, Brussels Philharmonic...). Hun budget steeg sinds het aantreden van de huidige regering met bijna 12 miljoen euro, terwijl de andere structurele subsidies in het kader van het Kunstendecreet gelijk bleven, en zelfs lager zijn dan in 2014.

De totale subsidies voor meerjarig gesubsidieerde organisaties groeien niet.

Dit is deels te verklaren door het feit dat er nieuwe Vlaamse (grote) kunstinstellingen zijn erkend (Concertgebouw Brugge en Vooruit. Zij kregen in 2016 resp. 2,7 en 2,2 miljoen euro subsidies. Zij kwamen tot dan voor op de lijst van de meerjarig gesubsidieerde organisaties in het Kunstendecreet. Het was een expliciete beleidskeuze van de regering om extra in te zetten op de (grote) kunstinstellingen als vuurtorens. Samen vertegenwoordigen ze vandaag zowat een derde van het hele kunstenbudget. Ze moesten de voorbije jaren ook minder besparen (2,5% ipv 7,5% of meer) dan de andere kunstenorganisaties.

De totale subsidies voor de andere organisaties die meerjarig gesubsidieerd worden, groeien niet. Die daalden bij de start van de vijfjarige subsidieperiode in 2017 met 5 miljoen euro, wat overeenkomt met het 'overgehevelde' bedrag van de nieuwe grote Vlaamse kunstinstellingen Vooruit en Concertgegouw (4,9 miljoen). Het resultaat is een status quo.

Projectmiddelen stijgen

De andere beleidskeuze is de stijging van de projectsubsidies. Dat was een breed gedragen vraag van de sector. In 2015 bedroeg de projectenpot Kunsten nog 6,5 miljoen euro, in 2018 zal de pot 10,2 miljoen bevatten. Dezelfde inhaalbeweging deed zich ook al twee keer voor tussen 2009 en 2014: eerst herstelde de projectenpot, maar daarna, toen de tweejarige subsidies uit het oude Kunstendecreet werden toegekend, werd een groot deel van de projectsubsidies opgepeuzeld om nieuwe structurele organisaties te spekken.

Zowel Anciaux als Schauvliege toverden deze oplossing uit de kast, maar zulke overhevelingen zullen zich de komende jaren niet herhalen. De tweejarige subsidieperiode is immers uit het Kunstendecreet geschrapt.

In 2018 telt de subsidiepot voor artistieke projecten 9 miljoen, meer dan ooit.

De volgende grafiek toont de evolutie van de projectmiddelen voor de kunsten, op basis van de effectief toegekende subsidies in het kader van het Kunstendecreet. Die wijken in beperkte mate af van de cijfers uit de begroting, omdat daar ook andere projectsubsidies in opgenomen zijn, zoals voor internationale projecten, trajecten, vertalingen, opnameprojecten en andere categorieën, die in de loop van de voorbije 20 jaar soms gewijzigd werden.

Op basis van die begrotingsmiddelen is niet eenvoudig een correcte vergelijking te maken, omdat de gegevens op de website van het Departement niet altijd volledig zijn - zo ontbreekt soms het totaal van de aangevraagde bedragen per ronde. De reëel toegekende bedragen zijn wel correct.

De dansende lijn toont aan dat dit budget zeer onregelmatig was, precies door de vermelde aanwending van projectmiddelen voor de tweejarige structurele subsidies. Het laagste bedrag voor projecten werd genoteerd in 2010, met 3,9 miljoen euro. Het hoogste bedrag is voorzien in 2018, nl. 9 miljoen.

Dat benadert dicht de oude wens van de sector dat de projectsubsidies, die de vernieuwing in de kunstenpraktijk moeten stimuleren en nieuw talent kansen moeten geven, 10% van de structurele subsidies moeten bedragen. Idealiter zou deze projectenpot dus nog moeten aangroeien tot 12,3 miljoen euro. En als je de grote kunstinstellingen meetelt bij ‘structurele middelen’, staat 10% zelfs voor 18,3 miljoen: dubbel zoveel als wat er vandaag beschikbaar is in de projectenpot.

Weer 40% kans op projectmiddelen

Dat er een grote nood is aan budget voor projecten, blijkt uit het grote aantal aanvragen en het beperkt aantal toegekende projectsubsidies. De voorbije tien jaar werden jaarlijks tussen de 800 en 1200 aanvragen ingediend, een heel groot aantal dus.

Haast nooit werd meer dan de helft van de aanvragen gehonoreerd. Dat heeft slechts in beperkte mate te maken met de kwaliteit van de aanvragen zelf. De beoordelingscommissies die advies geven over de aanvraag, hanteren een artistieke quotering in vijf categorieën, tussen 'volstrekt onvoldoende' en 'zeer goed'. Om binnen het budget te kunnen blijven, legt de minister de lat voor projectsubsidies aan organisaties bij 'zeer goed' en voor individuele kunstenaars meestal bij 'goed'. Projecten met een 'voldoende' of een 'goed' (voor organisaties) vallen dus uit de boot. Voor het zakelijk advies, dat dezelfde categorieën hanteert, wordt dezelfde score vereist. Heel veel (meestal innovatieve) projecten worden daardoor niet gerealiseerd.

Het dieptepunt was het jaar 2016, toen slechts 25% van de aanvragen subsidie kreeg. Het budget stond op een laag peil en werd in de tweede helft van dat jaar ook aangesproken door een aantal organisaties die net uit de boot waren gevallen bij de structurele subsidies. De spanning tussen aanvragen en toekenningen is nog duidelijker in bedragen: in 2016 werd voor een bedrag van 35 miljoen aanvragen ingediend, slechts voor 6 miljoen toegekend. Amper 17% van de gevraagde bedragen werd gehonoreerd.

Meer middelen per project, ook meer voor kunstenaars

Opmerkelijk is wel dat de bedragen per project onder minister Gatz sterk stegen. Meer geld voor een beperkt aantal projecten betekent meteen dat er procentueel nog minder projecten worden ondersteund. Waar het gemiddelde toegekende subsidiebedrag in de jaren 2009 tot 2015 zo'n 13.000 euro bedroeg, steeg dat bedrag vanaf 2016 naar 25 à 30.000 euro. Het zijn factoren die de druk op de projectenpot niet verlichten.

Minister Gatz legt nog een ander accent. Hij kiest uitdrukkelijk voor meer steun aan individuele kunstenaars. De grafiek toont dat hij niet op deze groep bespaarde, wel op organisaties. Meer nog: de subsidies voor individuele kunsten gingen verhoudingsgewijs licht naar boven. Ze bedroegen in 2016 42%, in de jaren daarvoor (sinds 2009) tussen 20 en 30%. Dat is een beleidskeuze van de minister, een keuze die ook af te lezen valt uit het feit dat hij de lat voor subsidies aan organisaties hoger legt (hij vereist een beoordeling 'zeer goed') dan aan individuele kunstenaars ('goed' volstaat).

Film en Letteren

Omdat de film en de letteren verfondst zijn, kwamen ze hierboven nog niet aan bod. Toch verdienen ze aandacht. Het VAF (Vlaams Audiovisueel fonds) had in 2009 een budget van 16,6 miljoen euro. Het daalde net als andere werksoorten in 2014 (naar 15,9 miljoen), maar herstelde vanaf 2015 en bereikte in 2018 17,8 miljoen euro. Hiermee volgt het VAF de tendens van het kunstenbudget. De filmsector heeft ook reeds lang toegang tot extra federale middelen uit de tax-shelter.

Het Vlaams Fonds van de Letteren steeg sterker, al heeft het een veel kleiner budget dan de filmsector. In 2009 (einde Anciaux II) bedroeg het 4 miljoen euro, in 2014 gaat het om 6 miljoen en in 2018 om 6,6 miljoen euro. Tussenin was er een besparingsperiode, van 2015 tot 2017.

Conclusie: er blijft een inhaaloperatie nodig

Het cultuurbudget is een piepklein onderdeel van de Vlaamse begroting. Het staat voor 1,18% van het hele Vlaamse budget.

Zonder enige twijfel was Bert Anciaux als minister de budgetkampioen. Hij realiseerde over twee legislaturen een stunt door het cultuurbudget meer dan te verdubbelen ten opzichte van voorganger Luc Martens. Joke Schauvliege bleek daarna een goede bewaarder van budget te zijn. Alleen op het einde van haar ambtsperiode was er een beperkte daling.

De absolute dip in het budget werd gerealiseerd in 2016, na twee jaar Sven Gatz. Dat jaar fungeert als kantelpunt. Erna kwam het herstel, dat zich in 2018 uitdrukkelijk doorzet.

Zelfs na het huidige herstel in 2018 komt het totale cultuurbudget nog niet op niveau van 2009.

Maar als op deze absolute cijfers de gezondheidsindex wordt toegepast, die de actuele waarde van het budget bepaalt, is er vanaf 2009 wel een ernstige daling van het cultuurbudget zichtbaar. Zelfs na het huidige herstel in 2018, komt het totale cultuurbudget nog niet op niveau van 2009. Er is nog een inhaalbeweging te maken.

Bovendien wordt deze analyse gecompliceerd door de overheveling van het lokaal cultuurbeleid naar het Gemeentefonds, de overheveling van budgetten voor gesco's en de inkanteling van de provinciale cultuurbudgetten. Vooral die laatste operatie veroorzaakt een schijn van budgetstijgingen, terwijl het eigenlijk loutere overdrachten zijn van financiële middelen van provincies naar het Vlaamse niveau.

Cultuur blijft de dwerg van het Vlaamse beleid.

Het sociaal-cultureel werk maakte door de besparingen een fikse duik. De sector van het cultureel erfgoed leverde minder in, maar moet al tien jaar leven met een lastige status quo. De kunstensector toont dan weer een divers beeld, met vooral een grillig patroon bij de projectsubsidies, sinds minister Gatz een duidelijke prioriteit gemaakt heeft van (grote) kunstinstellingen en van de projectsubsidies voor individuele kunstenaars.

Cultuur subsidiëren, het blijft een voortdurende (reken)oefening. En nog altijd is Cultuur in de feiten de dwerg van het Vlaamse beleid. Een sympathieke kabouter, maar zo klein dat vele mensen hem niet eens opmerken. Gelukkig is waarde onberekenbaar.