Zoon van een foute vader

Door Roel Vande Winkel, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Beeldend kunstenaar Koenraad Tinel groeide op in een 'zwarte' familie. Toen de geallieerden in juni <st1:metricconverter productid="1944 in">1944 in</st1:metricconverter> Normandië landden, haalden zijn ouders geen Belgische vlag boven, maar vluchtten ze naar Duitsland. Ruim zestig jaar later getuigt Tinel over die bepalende episode in een boek én een theatervoorstelling: Scheisseimer.

Zoon van een 'foute' Vlaming: de Gentse historicus Adriaan Verhulst had goed nagedacht over de titel van zijn autobiografie. Hij gaf ermee aan dat hij niet los kon komen van zijn familiegeschiedenis. Dat zijn leven fundamenteel beïnvloed was door de politieke keuzes van zijn vader, die als flamingant tijdens beide wereldoorlogen in de collaboratie stapte. Zoon van een 'foute' Vlaming. De titel past ook bij Koen(raad) Tinel. Zijn vader vocht in de Eerste Wereldoorlog aan de IJzer. Kwam naar huis als een gedecoreerde oorlogsheld, maar ook als een anti-Belgische flamingant. In de jaren dertig sympathiseerde hij zoals vele anderen uit de radicaliserende Vlaamse Beweging met de 'Nieuwe Orde', met het fascistoïde programma en vertoon van het Verdinaso en het Vlaamsch Nationaal Verbond, met het buitenlandse voorbeeld van Adolf Hitler.

De Duitse inval in België van mei 1940 werd ten huize Tinel op vreugde onthaald. De oudste zoons werden door vader aangemoedigd om in het nieuwe Europa hun rol te spelen: 'In uw plaats, ik ging!' En dat deden ze. De oudste, zeventien jaar, vervoegde de Waffen-SS en trok in 1941 naar het Oostfront. Hij overleefde de hele campagne, vocht in Duitse dienst tot 1945, verdedigde in centrum Berlijn mee de Rijkskanselarij en de Führerbunker. De tweede, vijftien jaar, werd lid van de Sicherheitspolizei en werkte onder andere in Breendonk, dat in het begin van de oorlog een Sammellager was. Daar werden joden, ook door de jonge Tinel, met harde hand verzameld met het oog op transport naar concentratie- en uitroeiingskampen. Koenraad was amper zes toen de bezetting begon en dus veel te jong om 'te gaan'. Maar hij keek er naar uit om later zelf het uniform en de spijkerlaarzen aan te trekken. Hij oefende alvast door met een ketel op het hoofd in de regen de wacht te houden. Tinel werd uiteindelijk gered door de korte houdbaarheidsdatum van het Derde Rijk. Ook in 1945, toen de Tinels in Duitsland verbleven en men daar tieners en bejaarden ronselde voor een Volkssturm, was de elfjarige nog te jong om deel te nemen. Maar hij was wel oud genoeg om zich die episode blijvend te herinneren, en nooit meer door dat verleden met rust te worden gelaten.

Tussen durf en schaamte

De onrust sluimert ruim zestig jaar. Een periode waarin Tinel zich ontpopt tot een befaamd beeldend kunstenaar. Dan ontploft de zaak. In 2006 maakt hij een lange reeks van inkttekeningen. Begin 2009, net voor zijn 75e verjaardag, worden 240 tekeningen gepresenteerd in het boek Scheisseimer en in een gelijknamige voorstelling, die einde maart een paar keer werd uitgevoerd in Het Paleis in Antwerpen. Het boek bevat een tekening per pagina en voorziet die telkens van een of twee zinnetjes commentaar. Het geheel oogt als een oud stripverhaal, waarin de tekst nog onder de plaatjes staat. Een strip waarin het hoofdpersonage nauwelijks in beeld komt. De lezer kijkt door Tinels ogen, ontwaart in wolken van inkt zijn impressies. Nu eens scherp en gedetailleerd, dan weer vaag en omsluierd. Tinel verlaat dit stramien enkel om de verhalen van zijn oudere broers naar inkt te vertalen: korte impressies van Breendonk, van het Oostfront of van de slag om Berlijn. Scheisseimer vertelt zo het verhaal van de Tinels, maar vooral dat van de jonge Koenraad: een kind tussen zes en twaalf jaar. Het merendeel van het boek en de voorstelling gaan dan ook over de periode die hij zich het beste herinnert. Over het jaar waarin hij met zijn ouders en kleine zusje België ontvlucht, weg van de naderende bevrijders, weg van eventuele wraak- of strafacties. Een Duitse toiletemmer of Scheisseimer, een zeer gegeerd object voor mensen op de vlucht, speelt in dat verhaal een terugkerende rol. Vol herinneringen aan een periode en wereld die een kind natuurlijk anders bekijkt dan volwassenen. Zodat een vluchttocht door de bossen een fantastisch avontuur wordt, en het verblijf in een Oost-Duits dorpje een prachtige tijd, waarin hij zowel met Duitse als Russische soldaten vriendschap kan sluiten.

De theatervoorstelling volgt de strakke structuur van het boek. De kunstenaar staat vooraan op het podium, in het licht van een eenvoudige spot. Hij voorziet tekening na tekening van commentaar. Die tekeningen worden op een doek achter hem geprojecteerd. Het ligt misschien aan de gewoonte (mijn gewoonte) om boeken eerder te 'lezen' dan te bekijken, om het woord te laten primeren op het beeld, maar tijdens de voorstelling is het verhaal krachtiger dan in het boek. Wanneer de kunstenaar vertelt en je als toeschouwer in de geprojecteerde inktvegen en -figuren de bijhorende beeldelementen tracht te ontcijferen, word je meer in het verhaal meegezogen dan bij de boekversie het geval is. Live wordt het in- en uitgeleid door een streepje pianospel. Daarmee betuigt Tinel eer aan zijn pianolerares, Betty Galinsky. Dat ze joods was, werd vader Tinel pas duidelijk toen ze 'verdween'. Hij treurde toen later bleek dat ze stierf in Poolse zoutmijnen, waarheen de door hem bewonderde nazi's haar hadden afgevoerd. 'Had ik het geweten, ik had ze weggestopt!' Maar hij zag daarin geen reden om afstand te nemen van het antisemitisme of het nationaalsocialisme. Dat blinde ideologisch fanatisme kenmerkt het enigma dat de vader voor Tinel is en blijft.

Tinel onderbreekt zijn monoloog van anderhalf uur enkel voor liedjes die hij als kind leerde zingen — al is het misschien juister dat hij de monoloog ermee aanvult. De hymne van de Hitlerjugend Unsere Fahne flattert uns voran en andere marsliederen. Tinel stapt ervoor naar voren en zingt ze met vaste stem. Blik op oneindig, armen stram naast het lijf. En plots zie je in de oude Koen de jonge 'Konrad' doorschemeren. Slechts van een lied wil de kunstenaar alleen de tekst declameren, maar de melodie niet zingen. Een antisemitisch spotlied over krumme Juden die moeten sterven om de wereld rust te geven. Wanneer hij dat lied niet gezongen krijgt, bevindt Tinel zich op het scherpst van een spanningsboog die het hele project doorkruist. Een spanning tussen durf en schaamte. Tussen de wil om met zijn verhaal naar buiten te komen en de terughoudendheid om daarin tot het uiterste te gaan. Een terughoudendheid die geen lafheid is, maar een vorm van respect voor de slachtoffers van het nationaalsocialisme. En voor een slachtoffer in het bijzonder. Tegenover het abstracte cijfer van zes miljoen onbekenden staat de realiteit van Betty Galinsky, aan wie het project opgedragen is.

Portret van een naïeve kloot

Wie na de voorstelling het boek herleest, botst opnieuw op het spanningsveld waarover Tinel getuigt, maar dat daarmee niet verdwijnt. De ondertitels van het boek sluiten vrij goed aan bij wat op het podium wordt verteld, maar zijn niet woordelijk hetzelfde. Nu eens bevatten ze meer informatie, dan zijn ze weer elliptischer. Opvallend is vooral dat de meest persoonlijke ontboezemingen, meer bepaald de sterkste uitspraken over zijn ouders, in de voorstelling worden verzacht of weggelaten. Dat Tinel de confrontatie die hij met het project 'en public' aangaat, privé nooit heeft aangedurfd bijvoorbeeld.  'Ik heb het hem nooit durven vragen. Dat is zo pijnlijk, zo afschuwelijk pijnlijk. Mijn broers ook, ze zien daar zo van af.' Het staat zwart op wit in het boek, maar blijft tijdens de voorstelling onvermeld. Ook een van de laatste zinnen — 'Ik zal nooit in het reine komen met die zaak, nooit' — blijft onuitgesproken, al is die teneur voor alle toeschouwers duidelijk. Ook de moeder krijgt een tik. Dat ze zich aan het einde van de rit, ondervraagd door de Belgische overheid, kon vrijpleiten, wordt in het boek verklaard met een laconiek 'Zij kon het spelletje goed spelen'. Live wordt dat een zachter 'Zij kon het goed uitleggen'. Deze wijzigingen zijn niet zonder betekenis. Men kan ze bekritiseren als zelfcensuur, maar ik zie ze eerder als een teken van de interne strijd die blijft woekeren en die het verhaal continu blijft vormgeven en dus ook herkneden. De structuur wordt gedicteerd door de tekeningen, maar afhankelijk van het moment is er de ene keer meer ruimte voor nuance en mededogen dan de andere. Het geeft uiting aan Tinels dagelijkse gevecht met het verleden — die Vergangenheit, die nicht vergehen will — waarbij hij nog altijd worstelt met de rol en verantwoordelijkheid die hij zijn geliefde en liefhebbende ouders moet toekennen. Een strijd waarin wordt geslagen en gezalfd en waarvan de tweespalt misschien nog het beste wordt weergegeven door de portrettering van vader Tinel als een 'naïeve kloot'. In die twee woorden zit het allebei: de klootzak die hij verafschuwt en die met deze voorstelling aan de kaak wordt gesteld, maar ook de naïeveling die hij liefheeft en die misschien de draagkracht van zijn beslissingen onderschatte. Zo blijft S_cheisseimer_ in het boek en nog meer in de live uitvoering een gebroken portret: ambivalent, subjectief, met meer vragen dan antwoorden. En juist daarom heel eerlijk en gedurfd.

Tinel, K., Scheisseimer: Getekende herinneringen aan een oorlog, Tielt, 2009, Lannoo, 264 p.

De voorstelling ging in avant-première op 11 maart 2009 en werd nadien nog vijfmaal opgevoerd (13, 14, 18, 20 en 21 maart). Deze recensie is gebaseerd op de laatste voorstelling.