Zijn tweede huid. David Claerbout in Wiels

Door op Thu Jul 28 2011 08:23:42 GMT+0000

David Claerbouts De tijd die blijft in Wiels wordt aangeboden als een carrièreoverzicht. Maar dat is misleidend.

Ten eerste heeft Claerbout veel werk niet in de presentatie opgenomen. Onder meer het machtige Arena (2007), waarvoor hij een moment uit een basketbalwedstrijd openplooide tot een weergaloos sensueel spektakel van in liefdevol detail geregistreerde lichamen. Ten tweede heeft de presentatie ook op geen enkele manier de structuur van een overzicht. Net zoals bij eerdere presentaties, bijvoorbeeld het indrukwekkende semitransparante doolhof in De Pont, neemt Claerbout zijn werken op in een ruimtelijke presentatie. De tentoonstelling is een environment. De presentatie op zichzelf is een werk.

GROND VERLIEZEN

De tijd die blijft beslaat twee verdiepingen van Wiels. De zaal op de eerste verdieping is bijna volledig verduisterd, zodat je ogen even moeten wennen aan de atmosfeer. De zaal op de tweede verdieping is lichter. Beide ruimtes zijn met dik zacht tapijt bekleed. De bedoeling hiervan is in eerste instantie akoestisch: het voorkomt dat het geluid van voetstappen de sfeer verstoort. Maar in combinatie met het halfduister maakt het van het betreden van de ruimte ook een licht desoriënterende ervaring, alsof de toeschouwer even vaste bodem verliest. Dat korte verlies van grond werkt als een sluis, waardoor men bij het binnenkomen van de zaal ook de alledaagse wereld achter zich laat. Bijgevolg voelt het betreden van de tentoonstelling als het binnentreden in een hermetisch afgesloten universum, een parallelle wereld waar de vertrouwde ruimte- en tijdsbeleving worden opgeschort. Je wandelt door deze ruimte zoals je door een droom wandelt: om iedere hoek verschijnen beelden, doorgaans zacht en aanvankelijk omfloerst, zodat je ogen tijd nodig hebben om vorm en verhaal te registreren.

Plots kan het allemaal ook gewoon mooi zijn

De beelden die elkaar opvolgen, hebben een serene eenvoud. Vaak concentreren ze zich rond mensen die alledaagse handelingen verrichten. Een vrouw schenkt koffie en wuift naar iemand in de verte in Long Goodbye (2007). Een vrouw dommelt in een schommelstoel in Rocking Chair (2003). The Algiers’ Sections of a Happy Moment (2008) lijkt een sequentie van spontane straatopnames. Maar in elk van deze werken ligt een misleidende eenvoud: deze situaties zijn bewust in scène gezet. Alles is tot in detail georkestreerd, niet in het minst de tijdsduur van de films, die elke normale tijdsbeleving ondermijnt. En het is de duur van de werken, het feit dat ogenblikken eindeloos in de tijd worden opgerekt, die uiteindelijk ook de kunstmatigheid van de situaties blootlegt omdat ze het alledaagse een onwereldse intensiteit geeft. Deze kanteling is cruciaal voor Claerbout omdat het besef van de onechtheid van het gebeuren de toeschouwer bevrijdt. Film (en als bewegende beelden zijn Claerbouts werken onmiskenbaar filmwerken) nodigt de toeschouwer altijd uit om zich te identificeren met de personages en het gebeuren. De nadrukkelijke kunstmatigheid van Claerbouts werken ondermijnt die identificatie. En dat is een bevrijding van de toeschouwer, die niet langer in een bepaalde interpretatie, relatie of lectuur van de beelden wordt gedwongen. Plots kan het allemaal ook gewoon mooi zijn. Of zich vullen met betekenissen die zich spontaan aandienen.

Algiers_29_16Sommige werken zijn zeer nadrukkelijk kunstmatig. Een videowerk als Le Moment (2003), waarin een camera door een nachtelijk verlicht bos glijdt om uiteindelijk op een verdwaalde kat te stoten, roept herinneringen op aan de manier waarop camera’s in het werk van Apichatpong Weerasethakul door bossen sluipen. Die vergelijking met Weerasethakul is interessant omdat de films van de Thaise regisseur ondanks hun bevreemdende sfeer altijd een zalvend en ontspannend effect hebben op de toeschouwer. Iets vergelijkbaars gebeurt bij Claerbout. In de regel is er niets zo irritant als een kunstenaar die de bezoeker in een donkere ruimte binnenloodst: alleen al het gebrek aan oriëntatie is intimiderend en maakt de bezoeker vatbaar voor gemakkelijke effecten. Niet zo bij Claerbout: na een eerste moment van vervreemding (het moment dat de eerste voetstappen zich in het zachte tapijt verliezen) daalt er een rust over je heen die gedurende de hele tentoonstelling nooit wordt doorbroken. Hier vinden we geen gemakkelijke effecten, geen ongewenste verrassingen, en op geen enkel moment wordt de toeschouwer belaagd.

PAUZE ALS GROND

Claerbout omschrijft zijn eigen videowerk als een afrekening met de cinema. De klassieke cinema noemt hij ‘een taal die ten einde is’ omdat de technologie uiteindelijk enkel wordt gebruikt om de literatuur achterna te hollen: het vertellen van lineaire verhalen, netjes chronologisch, zonder uitdaging. Claerbout ondermijnt die narratieve logica door zijn films op te bouwen vanuit één moment dat gedurende de film wordt opengeplooid in de tijd. Maar voor een oeuvre dat een afrekening met de cinema wil zijn, grijpt Claerbouts werk toch zeer vaak terug naar narratieve elementen; of beter: naar de anekdote als stilistisch instrument. Een voorbeeld is de machtige film Sunrise (2009). Voor het ochtendgloren betreedt een huishoudster een klinisch gestileerde woning om er op te ruimen en de ontbijttafel klaar te zetten. De camera sluipt als een panter door het huis, met statige bewegingen waarin wanden lijken te leven en open te breken naar steeds nieuwe doorsteken tussen buiten- en binnenruimte. Maar die elegante beweging wordt nu en dan doorbroken door close-ups van de jonge vrouw die handdoeken uit een kast neemt of bladeren bij elkaar raapt op het terras.

Er daalt een rust over je heen gedurende de hele tentoonstelling

Claerbout vertelt dat hij aanvankelijk niet van plan was om dergelijke pauzes in te lassen. Maar ze drongen zichzelf op: een ononderbroken sequentie van zwevende camerabewegingen zou een daad van agressie zijn geweest tegenover de toeschouwer. De korte pauzes zijn nodig om het beeld en de kijkervaring te gronden in een oriëntatiepunt. Wat op het eerste gezicht de ambiance van de film verstoort, namelijk de anekdotische interpuncties, maakt bij een tweede beschouwing de dynamiek van het beeld net mogelijk.

De huishoudster, die als een nachtelijke schim door de strenge lijnen van de woning dwaalt, vertolkt ook de achterkant van de luxe: ze is het labeur dat onzichtbaar moet blijven omdat het de steriele harmonie zou verstoren. De film is dan ook een sneer naar Mies van der Rohe en verwante modernistische architecten wier hooggestemde humanistische architectuur in de praktijk enkel voor de rijksten is weggelegd. Op het einde van de film verlaat de huishoudster het duistere huis en terwijl ze naar huis fietst, breekt de zon door over een Vlaams polderlandschap. Het is hier, in de weidse openheid van de echte wereld, dat het leven zich afspeelt, niet in het reservaat van modernistische architectuur waar ze tijdens haar werkuren gevangen zit.

OSMOSE

Zoals de meeste van Claerbouts films heeft ook Sunrise een intens effect op het lichaam van de toeschouwer, dat zich langzaam overgeeft aan de gedempte ritmes van de film. Door de vertraging die zich voltrekt, treedt Claerbouts werk in osmose met de menselijke ademhaling. Onwillekeurig begin je rustiger te ademen, in pas met het werk. Dat verklaart ook waarom zijn installatie in Wiels als het ware als een tweede huid om ons heen valt: de environment die Claerbout creëert, is ons uiteindelijk niet vreemd. De presentatie in de verduisterde ruimte op de eerste verdieping omsluit ons als een baarmoeder; een geborgen plek die afgesloten is van de vijandige buitenwereld. In die zin is de presentatie op de tweede verdieping, waar het licht helderder is, minder geïntegreerd. Dat ondermijnt onder meer een werk als Dancing Couples (2008), dat zijn verontrustende kracht verliest als het duisternis ontbeert. Door de ruimte en de wanden te laten oplichten, geeft Claerbout daar te veel van zijn mysterie prijs. Dat is jammer, want het is in het duister dat zijn kracht ligt. En je hoeft niet bang te zijn voor dat donker.

De tentoonstelling David Claerbout: De tijd die blijft loopt nog tot 15 mei 2011 in Wiels, Brussel.

Christophe Van Eecke is filosoof, freelance publicist en auteur van Only Connect (Breda, 2011), christophevaneecke.be.