"Ze zijn bang van ons"

Door Karel Vanhaesebrouck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Over sociaal-artistiek werk zijn al oneindig veel gesprekken gevoerd. Karel Vanhaesebrouck en Thibaut Verhoeven vonden dat het hoog tijd werd om de discussie au fond te voeren, én om niet alleen podiumkunstenaars Geert Six en Dominique Willaert ook beeldend kunstenaar Marc Schepers uit te nodigen.

Voormalig minister van cultuur Bert Anciaux riep met het sociaal-artistieke werk, waarin kunstenaars hun werk uit hun cocon bevrijden en gaan betrekken op de echte wereld, een nieuwe categorie in het leven. Zo dacht hij ten minste. Het was echter niet de eerste keer dat de kunst een aantal emancipatorische besognes kreeg toebedeeld. Maar in het sociaal-artistieke werk vond de discussie rond cultuurparticipatie en culturele competentie een culminatiepunt. Ondertussen is de discussie verre van gesloten. Kunstenaars en organisaties blijven worstelen met een aantal prangende methodologische en/of theoretische vragen. Zo ook rekto:verso.

Koffie en taart, een mooi uitgegeven boekje over vijf jaar sociaal-artistieke werking bij theater Antigone, vormt het uitgangspunt. Het boek is in de eerste plaats een tekstuele en visuele herinnering voor de vele deelnemers en roept tevens een aantal interessante vragen op. Ook ter tafel lag Cultuur articuleren, de neerslag van een zoektocht naar de symbiose tussen kunst en maatschappelijk engagement. Waar ligt het sociale in dergelijke projecten? Hoe artistiek is het sociaal-artistieke werk? Wat ruikt naar exotisme en wat is oprecht engagement? Is Bildung een vies woord? Dit alles en nog veel meer legden we ter discussie voor aan theatermakers Dominique Willaert (Victoria Deluxe) en Geert Six (Nieuwpoorttheater en Unie der Zorgelozen) en beeldend kunstenaar Marc Schepers (Morguen vzw). Vaak immers wordt die tweede kunsttak uit het oog verloren wanneer het over sociaal-artistiek werk gaat. Elk op hun manier proberen ze een eigenzinnige invulling te geven aan de sociaal-artistieke praktijk. Voor Schepers ligt de essentie van die praktijk in elk geval in het dagelijkse leven.

Marc Schepers: "Als beeldende kunstenaar stel ik mezelf steevast dezelfde vraag: 'hoe kan je — als beeldend kunstenaar — ingrijpen in een sociale praktijk?'. Die vraag houdt me ondertussen al ruim vijfentwintig jaar bezig. Hoe maak je kunst met uitdrukkingsmiddelen gegrepen uit het leven, uit de cultuur van alle dag. Ik ben er heilig van overtuigd dat dat kan. De praktijk leert dat dat geen makkelijke optie is. Je blijft steeds een Einzelgänger. Je kan het sociale als thema nemen — de voorbeelden daarvan zijn legio. De vraag is natuurlijk of dat sociale thema's daadwerkelijk een impact op het sociale hebben. In de jaren zeventig had je het vormingstheater, was Dario Fo actief, werd er lawaai gemaakt en een front gevormd. Toen was men op zoek naar een daadwerkelijke dialoog met het publiek. Nu is die dialoog bij velen bijkomstig geworden. Je hebt dus twee omgekeerde bewegingen. Enerzijds kan je vanuit de beeldende kunst een dik boek schrijven over de sociale geschiedenis van de kunst, over thematieken en inhouden, anderzijds kan je het sociale integreren in de eigen artistieke praktijk, een praktijk waarin je een specifieke bevolkingsgroep tot een bepaalde vorm van emancipatie tracht te brengen. Hoe doe je dat als beeldende kunstenaar? Hoe laat je dat in hét kunstwerk aanwezig zijn? Die vraag houdt me nu bezig."

Het woord is gevallen: emancipatie. Velen halen voor die ambitie hun neus op. Toch proberen ook de podiumkunsten — misschien meer dan andere kunstdisciplines — op die vraag een antwoord te formuleren. Vraag is natuurlijk of die emancipatie op het publiek dan wel op de deelnemers slaat?

Geert Six: "Die emancipatie is in de eerste plaats het logische gevolg van het medium. Theater is een middel om mensen samen te brengen — het emancipatorische zit dus in het medium ingebakken, los van het feit of de voorstelling 'artistiek' of 'sociaal-artistiek' is. Ik heb dat onderscheid ook steeds heel raar gevonden. Die onderverdeling is artificieel. Voor het opduiken van het onderscheid artistiek versus sociaal-artistiek, en dus voor het bestaan van het reglement op sociaal-artistiek werk, had ons en gelijkaardig werk een soort vrijbuitersprofiel. Met het opduiken van een aparte categorie werd dat profiel afgezwakt."

Dominique Willaert: "En dat er een aparte categorie is, wil daarenboven nog niet zeggen dat er een sluitende definitie is. De overheid slaagt er niet in het eerste deel noch het tweede deel van de samenstelling 'sociaal-artistiek' duidelijk te omschrijven. Voor mezelf kan ik dat wel: mijn definitie vloeit immers voort uit een persoonlijk verhaal. Mijn vader was arbeider in Noord-Frankrijk en las Kant. Aangezien de combinatie weinig voor de hand liggend was, vroeg ik mijn vader om uitleg. De verklaring was eenvoudig: als lid van de socialistische arbeidersbeweging nam hij deel aan een rijk geschakeerd verenigingsleven. Ook leesclubs maakten daar deel vanuit. Ikzelf ben andersom gestart: ik ben in het welzijnswerk gestart als psychotherapeut — een groot woord voor basiswerk met gemarginaliseerde mensen. Toen al stelde ik vast dat de grote groep van laaggeschoolden systematisch in de steek gelaten werd door de politieke kaste. Erger nog: ook het onderwijs en het welzijnswerk haakten af. Men had schrik van het kritische bewustzijn dat toen geleid heeft tot allerlei sociale bewegingen. Ik werkte toen met een groep heroïneverslaafden en besefte dat hun probleem met andere en nieuwe middelen diende aangepakt te worden. Toen reeds actief in het amateurtheater ben ik met hen aan de slag gegaan. In het reguliere amateurcircuit komen hoogopgeleide mensen zich vermaken — ik ging theater maken met de mensen die ik in mijn welzijnswerk tegen het lijf liep, uitgaande van hun kracht en potenties en vooral van hun persoonlijkheden. Slechts één doel had en heb ik daarbij voor ogen: tot een symboolcreatie komen. Als ik met de mensen waarmee ik werk, naar een klassiek stuk ga kijken, haken zij zonder duiding af. Gewoon omdat wat ze zien voor hen niet herkenbaar is. Je komt pas tot een symboolcreatie als je samen met hen voor een langere periode aan de slag gaat en daarbij vertrekt van materiaal uit hun eigen leefwereld. Op die manier sluit ik me aan bij de bevindingen van Eric Corijn: een dergelijke werkwijze is een manier om een samenleving breder te documenteren, om die groepen aan bod te laten komen die normaliter over het hoofd gezien worden. Dat uitgangspunt is niet betuttelend of romantisch, maar vertrekt vanuit de radicale overtuiging dat de potentialiteit van die groep even groot is. Alleen heb je een ander instrumentarium nodig. En toch vermoed ik dat wat wij doen identiek hetzelfde is, als een regulier artistiek processen."

Sceptici spreken dan weer van een soort sociaal kolonialisme: je duwt mensen in een medium dat niet het hunne is, een kunstvorm waarmee zij eigenlijk niks van doen hebben.

Six: "Dat is je reinste onzin, compleet van de pot gerukt. Toen ik begon, wist ik niks, helemaal niks. En dat geldt trouwens even goed voor mensen die uit een opleiding komen. Vijf jaar geleden was ik net als Dominique actief in het amateurcircuit en ik was gewoon blij dat ik theater kon en mocht maken. Maar een artistiek discours — dat had ik niet. Ik was geen acteur en ben er ook nooit voor opgeleid. Ik ben gaandeweg ontwikkeld, net zoals de mensen waarmee ik werk. Nu pas ben ik "maker" geworden — ik gebruik het woord met enige reserves — en begin ik me een idee te vormen van het werk dat ik wil maken. Ik ben niet langer de acteur die debuteerde in Ge moet niet per se ananas gegeten hebben..., net zoals de acteurs uit de wijkprojecten geëvolueerd zijn in hun spel. We moeten de kans krijgen om onszelf, makers en deelnemers, samen te ontwikkelen. Je kan volgens mij niet beweren dat die mensen het medium theater niet kennen. Ik wist niet wie Boris Vian was, het was Carlos, de communist uit de wijk die systematisch uit alle cafés werd buiten gegooid, die ermee kwam aandraven. Je kan volgens mij niet beweren dat die mensen het medium theater niet kennen. Als iemand met Suske en Wiske komt aanzetten, is dat voor mij boeiend materiaal. Naast de inhoud en de kwaliteit van wat wordt aangedragen is de vraag waarom die persoon iets met dat materiaal wil doen, van evenwaardig belang. Ik beschouw mijzelf in dat verwerkingsproces als een filter. We moeten de kans krijgen om onszelf, makers en deelnemers, samen te ontwikkelen. Ik ben niet langer de acteur die debuteerde in Ge moet niet per se ananas gegeten hebben..., net zoals de acteurs uit de wijkprojecten na vijf jaar klaar zijn voor een professionele ervaring."

Willaert: "Men denkt te snel dat het theatermedium relevant is voor een bepaald segment van het sociale spectrum. Mensen met het meeste culturele kapitaal claimen het theater, maar eigenlijk zijn alle media — waaronder plastische kunst en theater — voor iedereen beschikbaar. In andere culturen is toneel een aangelegenheid van het volk. Ik verzet me niet tegen de reguliere artistieke praktijk, maar ik ben er wel heilig van overtuigd dat er nood is aan een complementaire beweging. Voorwaarde is wel dat die sociaal-artistieke poot gedragen wordt door kwaliteitsvolle kunstenaars die hun métier beheersen en die samen met de deelnemers tot een interessant product willen komen.

Je bent dus meer dan een go-between, een waterdrager van andermans verhaal?

Six: "Als maker wil je toch een verhaal vertellen? Je weet wat je filtert en waarom je dat doet. Het sociaal-artistieke proces is traag en behoedzaam. Iets maken in een tweetal weken, zoals ik afgelopen zomer met de Unie der Zorgelozen in een andere context deed, heeft geen zin. Er zijn andere methodes nodig om tot een goed resultaat te komen. In de plastische kunst ligt dat misschien anders"

Schepers: "In de beeldende kunst bestaat er een rigoureuze scheiding tussen artistiek en sociaal-artistiek. In functie van een carrière als beeldend kunstenaar is sociaal-artistiek werk tijdverlies. Wil je meespelen, gezien worden, dan laat je dat soort werk best achterwege. Het systeem vraagt om professionalisering. De idee dat ik als kunstenaar autonomer kan werken binnen het sociaal-artistieke werk, is fictie. Terwijl ik met buurtbewoners werk, heb ik — bij wijze van boutade — geen afspraak met st1:personnameJan</st1:personname> Hoet. En toch is het belangrijk voor mijn werk. Voor mij is het geen tijdverlies, voor het systeem wel. Je wordt buiten spel gezet omdat je niet actief deelneemt aan de carrousel van het instituut."

Willaert: "Er is een te radicale scheiding van categorieën. Ik pleit voor interdisciplinariteit, voor wederzijdse besmetting van artistieke praktijken. Daar zoek ik ook naar in samenspraak met Dirk (Pauwels, artistiek leider Victoria, kvh)."

Is de roep om meer participatie legitiem of overstijgt het amper eenduidig populisme?

Willaert: "Populisme is er niet gekomen met Anciaux, maar hij heeft de discussie enigszins verdraaid. Op een bepaald moment verwijt hij de kunstensector dat het 'elitaire asceten' zijn en er ontstaat een debat rond cultuurparticipatie. Merkwaardig genoeg is er heel weinig inhoudelijk verzet gekomen. Plots probeerden huizen minder voor de hand liggende groepen naar hun voorstellingen te krijgen. De vraag is of zoiets relevant is. Kijk wat er met de voorstelling van Chokri (Ben Chikha, maakte onlangs De Leeuw van Vlaanderen voor het Publiekstheater, kvh) gebeurd is. Ter gelegenheid van die voorstelling ontstaat er in Gent een werkgroep die vlugvlug allochtonen naar de voorstelling moet lokken. Men gaat er blijkbaar vanuit dat die voorstelling representatief is voor deallochtoon en dat er zoiets zou bestaan als dé allochtoon. Er ontstaat een soort political correctness die absoluut te vermijden is. Onze projecten ontstaan organisch, er is een doordachte context. Het participatiedebat negeert die aspecten."

Schepers: "Ik ga steeds uit van dezelfde stelling: cultuur is overal. Je participeert dus per definitie. Maar mijn vader ging wel met mij naar een museum omdat het gratis was en omdat het buiten regende. Was het museum niet gratis geweest, dan waren we waarschijnlijk nooit in dat museum geraakt en was ik nu geen kunstenaar."

Willaert: "Ik ben een absolute voorstander van Bildung. Ik durf het zelf radicaler te stellen: ik ben een voorstander van een verlichte vorm van paternalisme. Hoger opgeleiden hebben de plicht hun kennen en kunnen ter beschikking te stellen van lager opgeleiden. Zoniet worden die mensen definitief in de steek gelaten en krijg je een immense groep weerloze burgers. De Bildung waar ik het over heb, gaat niet over heropvoeden, beter maken, maar over dienstbaarheid. Het welzijnswerk, de vakbonden, ze schieten nu allemaal te kort. Opleiding, vorming, solidariteit, actie, vakbonden zijn er niet langer mee bezig. Alles ligt plat, omdat Bildung plots een vies woord geworden is. Binnen tien jaar behoren wij met ons 'bildungswerk' echter tot de avantgarde. Bildung bestaat voor een groot deel in de eerste plaats uit het applaus op een première: in vele gevallen voelen die mensen zich voor het eerst als individu gewaardeerd."

Six: "In die vijf jaar heeft er mij niemand om geld gevraagd. 'Pak mij eens goed vast', dat vroeg men aan mij. Je bent  dan eens een soort schoolmeester, soms een pastoor, of een reddingsboei en daar is niks vies aan. De sociaal-artistieke praktijk is hoognodig, ook in de kunstopleidingen."

Willaert: "Probleem is wel dat er nieuwe eisen gesteld worden zonder dat er middelen zijn. Als je sociaal-artistiek werk wilt s st1:personnametim</st1:personname>uleren, moet je daar financiële middelen tegenover stellen. En dat is nu niet gebeurd: kunstenaars werken bij ons aan 97 oude Belgische franken per uur — ik heb het uitgerekend. En dan zijn de podiumkunsten er nog beter van af dan bijvoorbeeld de beeldende kunst — want wij zijn zichtbaarder en dus politiek relevanter in de ogen van een politicus. Net daarom is het reguliere circuit bang van ons. Wij maken een productie met een tiende van hun budget. Als je slapende honden wakker maakt, moet je er ook iets mee kunnen doen. Als je geen antwoord hebt op het verhaal na de voorstelling, moet je er niet aan beginnen.  Op het artistieke verhaal volgt noodzakelijk een democratisch verhaal waarin emancipatie, migrantenstemrecht, solidariteit, huisvesting, enzovoort sleutelwoorden zijn. Maar al te vaak blijft men echter in een soort kolonialisme, een cultus van het authentieke steken. Niks daarvan: er is niks authentieks aan dat alles, het is kommer en kwel. Arne Sierens maakte de laatste jaren vaak theater vanuit een heel burgerlijke kijk. De existentiële pijn van kansarmen wordt genegeerd en vervangen door een exotische benadering. De maatschappelijke miserie wordt in dit theater puur esthetisch uitgewerkt. Het resultaat is vaak karikaturaal en stereotiep."

Schepers: "Je ziet dat fenomeen elke dag op televisie, de media ensceneren miserie. De spektakelwaarde van andermans ellende, daar gaat het hen om. En dat zie je ook bij vele projecten die in de logica van Anciaux voor sociaal-artistiek doorgaan. Elk project stopt wanneer het geld op is. In Borgerhout maakte Woelend Water theater met allochtone jongeren. Woelend Water is ermee gestopt en die gasten staan daar. Hoe ze zelf een dossier moeten ineensteken, dat heeft men hen nooit geleerd. Elk project wordt geëvalueerd op basis van zijn inherente spektakelwaarde. Liever een dag Sinterklaas spelen voor duizend Marokkaanse kids, dan intensief samen te werken met vijf jonge allochtonen, dat is zowat de politiek. Met dat laatste kan je niet uitpakken. Van kleinschalige, individuele emancipatie ligt niemand wakker."

Willaert: "En de sector zelf werkt omgekeerd: men heeft geld gekregen en nu moet men een verhaal bijeen gaan zoeken. De noodzaak is bijgevolg in vele gevallen zoek. Men ziet het ook vaak verkeerd: de deelnemers zijn deelnemers uit artistieke noodzaak — zij komen niet op mij af om bezig gehouden te worden. Ze voelen een noodzaak om te creëren."

In het boek Koffie en Taart schrijft iemand dat alles draait rond de kop koffie die de deelnemers samen drinken. Vraag is natuurlijk hoe je het sociaal-artistieke werk dient te evalueren?

Six: "Het beste artistieke resultaat is het beste sociale resultaat. Die pot koffie is voor mij essentieel, als er geen koffie is, wordt er niet gepraat. Zo ontstaat communicatie. En dat maakt integraal deel uit van het artistieke proces. Het gaat niet alleen om grootse acteerprestaties — het gaat om veel meer. Alles wat er bijkomt, is voor mij even belangrijk als die voorstelling, maar  zonder goede voorstelling heb je niks."

Willaert: "De criteria die men hanteert bij een reguliere voorstelling, gaan ook voor ons op. Anders moeten we niet de ambitie koesteren om een voorstelling te maken. Waar haal je anders het recht om het woordje 'artistiek' te gebruiken? Het is meer dan bezigheidstherapie alleen. Als criticus moet je proberen de complexiteit van de voorstelling te duiden. Recensies concentreren zich te vaak op het representatiemoment en gaan voorbij aan het mentale proces dat aan die voorstelling vooraf ging. Misschien gaat de recensent nog het best in gesprek met de mensen die aan het project deel nemen — dan krijg je pas een straf, existentieel én gelaagd verhaal. Elke kritiek vergt contextueel onderzoek. En daar krijg je in een vermarkt mediaveld geen ruimte voor. Het gaat om het samen brengen van kwalitatieve kunstenaars, om het creëren van wat ik graag een lerende omgeving noem. Via artistieke input nieuwe vormen van kunst- en cultuurcreatie opwekken, daar gaat het mij om. Pas dan kom je tot een integer verhaal. En dat willen mensen als Rik Pinxten en Gerard Mortier niet zien, wanneer zei een project als de Krook (een grootschalig, all-round kunstencentrum annex zalencomplex en initiatief van Gerard Mortier, kvh) proberen te legi st1:personnametim</st1:personname>eren. Zij weigeren hun intellectuele bagage in te zetten in de strijd voor een leefbaardere en kansrijker samenleving. In plaats hiervan proberen ze de politieke overheden te bewerken en de publieke opinie te manipuleren om dergelijke megalomane projecten erdoor te krijgen. Men zou moeten door hebben dat de echte veranderingen van onderuit gerealiseerd worden. Alleen weigeren veel overheden hier op in te pikken omdat dit onvoldoende te percipiëren valt en weinig tot geen bijdrage levert aan de populistische image building van de diverse overheden."

Hoe aanwezig is de kunstenaar in jullie projecten. In hoeverre draagt een project van Dominique Willaert met andere woorden de stempel van Dominique Willaert?

Willaert: "Ik probeer me zoveel mogelijk op de achtergrond te houden. Het gaat niet om de versterking van mijn identiteit als artiest. Mijn werking zal niet ophouden te bestaan als ik verdwijn. De groep is een collectieve entiteit en put daar ook zijn kracht en artistieke relevantie uit. Het resultaat is met andere woorden meer dan de som der delen."

Schepers: "Een van mijn volgende projecten is het maken van een wijkkrant. En ook dat is een collectief gegeven. Andermaal: het beeld van de autonome, plastische kunstenaar is een mythe."

Willaert: "De culturele sector is de enige sector waarin tegenspraak nog gesubsidieerd wordt. En daar moeten we voor vechten. In de andere sectoren rest immers enkel nog eenheidsworst. De Bologna-hervormingen in het hoger onderwijs zijn er het levende bewijs van. En die weerbaarheid moeten we behouden. Voor iedereen. Maatschappelijke en artistieke revolte is relevant en broodnodig."

Bio

Marc Schepers is beeldend kunstenaar, en richtte in 1982 onder andere met Luc Tuymans vzw Morguen op. De vereniging — tevens ook een kunstgalerij - werkte tal van sociaal-artistieke en kunsteducatieve projecten uit, waarvan de bekendste Groeten uit Borgerhout en Borgerhart waren.

Tussen 1998 en 2003 was Geert Six bezieler van het sociaal-artistieke werk binnen Theater Antigone en maakte hij binnen die context onder meer Flandriens en Moevanjoe. Hij speelde ook mee in diverse producties van Antigone. Sinds deze zomer is hij actief met zijn Unie der Zorgelozen en is hij samen met Benjamin Verdonck artist-in-residence in het Nieuwpoorttheater.

Dominique Willaert startte het sociaal-artistiek project 'De Figuranten' in Menen op. Hij is momenteel coordinator van Victoria Deluxe in Gent.  Hij creëert, denkt na en schrijft over de sociaal-artistieke praktijk en het culturele landschap in Vlaanderen.

Literatuur

Koffie en taart. Vijf sociaal-artistieke projecten van Theater Antigone, OCMW Kortrijk en het buurtcentrum Achturenhuis Kortrijk. Antigone / OCMW Kortrijk, 2003.

Rik Pinxten, De artistieke samenleving. De invloed van kunst op de democratie. Houtekiet, 2003.

Thibaut Verhoeven, "Sociaal en artistiek: Siamezen ad infinitum?" in Cultuur articuleren, CERA Foundation, 2003, pp. 7-15.