‘Wij zijn vergeten dat wij soeverein zijn’

Door Arne De Winde, op Mon Jun 15 2015 11:12:17 GMT+0000

Zelf denken! De titel van het jongste boek van sociaal psycholoog Harald Welzer is niet toevallig een imperatief. Welzer roept op tot weerstand, in de eerste plaats weerstand tegen onszelf. Voorbij de impasse van dodelijke logica’s als groei en expansie spoort hij ons aan om de wereld zelf vorm te geven, via andere modellen van leven, consumeren en (politiek) handelen: ‘Het komt erop aan de wereld uit te mesten.’

De publicatie van _Zelf denken – een leidraad voor verzet _(2013) was voor de 56-jarige Duitse denker een belangrijke wending. Begin jaren 2000 maakte hij nog furore met spraakmakende werken over de herinnering van daders aan de Holocaust. Welke psychologische mechanismen treden er in werking om geweld te normaliseren en verantwoordelijkheid te minimaliseren? Welzer stelde vast dat die destructieve processen van zelfbescherming ook onze omgang met het klimaat sturen. In De Klimaatoorlogen (2008) dissecteerde hij hoe we blind blijven voor de keiharde realiteit rondom ons: dat we in een vicieuze cirkel zitten, waarin klimaatverandering en geweld elkaar permanent aanwakkeren. Na het lezen van dat boek kon je niet anders dan gedesillusioneerd en verweesd achterblijven.

Zelf denken daarentegen wil perspectief bieden. Welzer richt zich nu liever op de toekomst, door het menselijke vermogen tot verzet en verandering aan te spreken. Die nieuwe kijk op de wereld als een labo van mogelijkheden spreekt ook heel concreet uit zijn onlineplatform Futurzwei (Toekomst 2.0),een soort van online-‘toekomstarchief’ met concrete verhalen en initiatieven, die tonen dat het ook anders kan.

67_DeWinde_Harald Welzer © Wolfgang Schmidt.jpg

Spiegelt die wending in Welzers denken een bredere tendens? In Klimaatoorlogen liet hij zijn slothoofdstuk nog voorafgaan door een donker citaat van de Duitse auteur Heiner Müller: ‘Optimisme is slechts een gebrek aan informatie.’ Nu zou hij zo’n citaat niet meer gebruiken, zegt Welzer: ‘Zelfs als het zou kloppen, kan het niets voortbrengen. Omdat informatie in die zin, psychologisch gezien, eigenlijk helemaal niet het leven dient. Ook de hele apocalyptische of catastrofistische retoriek, die pseudowereldwijsheid, leidt uiteindelijk tot niets, behalve tot passiviteit, tot een betweterige apathie: “Ik doorzie de dingen zo goed, dat ik me niet laat wijsmaken dat we iets kunnen veranderen.”Dat vind ik goedkope arrogantie, zeker als je het privilege hebt om in een rijke maatschappij te leven.’

U gelooft dus niet dat onheilscenario’s het publiek nog wakker kunnen schudden?

‘Neen, omdat die compleet in de lijn der verwachtingen liggen. Je kan geen krant openslaan, geen nieuwsuitzending bekijken of de volgende catastrofe wordt aangekondigd. Het tegendeel zou verrassend zijn. Het enige recente positieve nieuws inzake ecologie was het bericht dat het gat in de ozonlaag kleiner wordt. De reactie was: “Hoe? Wat? Er gebeurt iets positiefs? Dat kan toch helemaal niet.” Ons verwachtingspatroon is dus compleet anders ingesteld. Ook het positieve windt ons niet meer op, laat staan dat het activeert.’

Ook in uw werk keert steeds het catastrofemodel van het Paaseiland terug: de bewoners ervan plunderden hun eigen grondstoffen tot de laatste boom, en roeiden zo ook zichzelf uit. Een voorafspiegeling van onze eigen toekomst?

‘Ik vind het Paaseiland een bijzonder interessante metafoor. Ten eerste toont het hoe een culturele successtrategie zich kan keren tegen de maatschappij die haar ontwikkeld heeft. Dat is heel leerzaam: het opdrijven van een strategie waarmee men altijd succesvol is geweest, leidt in crisissituaties des te sneller tot zelfdestructie. Dat is een denkbeeld dat ik bijzonder goed vind aansluiten op de situatie van vandaag. Een tweede aspect is dat het Paaseiland zich ook 900 jaar lang wél heeft weten te redden. Vergeleken met het kapitalisme, en zeker met het geglobaliseerde kapitalisme, hebben wij in dat opzicht nog wel wat te bewijzen. Men spreekt zo makkelijk over mislukte samenlevingen, maar als die het lange tijd volgehouden hebben, zijn ze misschien helemaal niet zo mislukt als wij mislukken kunnen.’

Waarom hebt u uw perspectief na Klimaatoorlogen bijgesteld?

Ook zonder apocalyps op de achtergrond is het duidelijk dat vele zaken totaal idioot verlopen en anders aangepakt moeten worden

‘Veel van wat ik als zinvol beschouw, is ook zinvol als er helemaal geen klimaatverandering is, als er geen klimaatoorlogen zijn, als er geen diersoorten uitsterven. Ook zonder apocalyps op de achtergrond is het duidelijk dat vele zaken totaal idioot verlopen en anders aangepakt moeten worden. Als ik mezelf begrijp als een actief wezen dat de realiteit kan vormgeven, dan is er geen enkele reden om dit “vormingsmandaat” níét op te nemen. Daar is geen negatieve motivatie voor nodig. Dat is de fout die de duurzaamheidsprofeten maken. Ze laten zich door het kapitalisme verleiden om te zeggen: “Alles is dik oké; deze wereld is de beste der denkbare werelden, máár we moeten ook duurzaam zijn.” In die denktrant wordt duurzaamheid steeds negatief gedefinieerd, terwijl het bestaande systeem op zich als positief beschouwd wordt. Dat is natuurlijk klinkklare onzin. Zo kan je nooit iets veranderen.’

Permanent spreekt u de individuele lezer persoonlijk aan, als een ‘jij’. Bij wijze van dringend appel? In de lijn van: ‘Jij moet je leven veranderen.’?

‘Neen, dat zou ik niet zeggen. Het echte appel zit vervat in het beroemde “wij moeten” dat politici zo graag gebruiken: die valse wij-retoriek die uitgaat van een veralgemeend wij. Zo’n “wij” is echter niemand. Retorisch en psychologisch dient dat “wij” alleen maar om er zich wederzijds van te verzekeren dat men dezelfde mening is toegedaan, zonder nog tot iets te moeten aanzetten, want men is al “wij”. In mijn boek werkt die directe aanspreking veeleer als een vertelstrategie die de lezer (aan)grijpt: “Ik spreek jou – ja, jou – direct aan, want er is niemand behalve jij die dit probleem kan oplossen.” Ik kan me voorstellen dat mensen dan denken: “Ah shit, die heeft het op mij gemunt.” Vele lezers zeggen me ook dat ze zich “gepakt” voelen. Maar juist die ervaring heeft velen gemotiveerd om ook echt iets te doen. Mijn strategie is geen appel, wel een aanzet tot een gesprek waarin je het over een thema eens wordt, waarin je iets leert. Ik spreek lezers liever aan als individuen dan als een of ander “wij”.’

In navolging van Theodor W. Adorno stelt u ook dat we intelligentie moeten begrijpen als een ‘morele categorie’. Wat bedoelt u daar precies mee?

‘Wel, dat intelligentie helemaal niet intelligent kan zijn, als ze niet moreel is. Het gebruik van ons intelligentievermogen moet op iets betrekking hebben – een idee van de wereld, van zijn – waaruit blijkt waarom ik überhaupt nadenk of een beslissing neem. Jammer genoeg verstaan wij intelligentie al te vaak als iets dat je kan meten met IQ-tests. Zo’n intelligentie moet zich nergens toe verhouden. Pas las ik een boek over Silicon Valley, van een tabloidjournalist die daar een half jaar doorbracht. Hij is totaal gefascineerd door het feit dat de mensen daar zo onvoorstelbaar veel problemen oplossen. Het ontgaat hem compleet dat die problemen er nooit geweest zouden zijn, mochten zij niet zelf besloten hebben ze te scheppen. Dat is een voorbeeld van een compleet instrumentele intelligentie, die naar niets buiten zichzelf verwijst. Morele intelligentie moet noodzakelijkerwijs wel ergens naar verwijzen.’

Hoe uit die intelligentie zich in uw eigen discipline, de sociale en humane wetenschappen?

Zeker de literatuurwetenschap, de sociologie en de geschiedwetenschap lijken volkomen detached geraakt te zijn van reële maatschappelijke kwesties

‘Om het polemisch te verwoorden, vind ik die zeer esoterisch, net omdat ze zonder verwijzing kunnen. In feite gaat het om een soort ornamentale gedragsvorm: we draaien nog een paar guirlandes omdat de maatschappij ons nu eenmaal de mogelijkheid biedt guirlandes te draaien. Dat heeft helemaal niets met morele intelligentie te maken. Zeker de literatuurwetenschap, de sociologie en de geschiedwetenschap lijken volkomen detached geraakt te zijn van reële maatschappelijke kwesties. Ze praten puur specialistisch over willekeurige onderwerpen. Daarom interesseren de humane wetenschappen me niet meer. De meeste onderzoekers die ik ken en die ik als experten erg apprecieer, zeggen me: “Wat jij doet, begrijp ik helemaal niet; het interesseert me ook niet.” Ja, mijn studies over daders en soldaten, die interesseren hen wel. Maar alles wat maar een beetje ruikt naar een diagnose van de actualiteit, vinden ze quatsch.’

67_DeWinde_Europese Centrale Bank, Frankfurt.jpg

Zelf pleit u voor een repolitisering van de burgerlijke samenleving. Wat mist die dan?

‘De burgers zijn vergeten dat ze soeverein zijn, zelfbeschikking hebben. Dat houdt nooit alleen een luxepositie in, maar ook een verantwoordelijkheid voor de politieke gemeenschap, het Gemeinwesen. Zoals Colin Crouch aangeeft, is die soeverein iemand geworden die in het beste geval louter delegeert: enerzijds aan experten, anderzijds aan de politiek. Omgekeerd is de politiek er waanzinnig tuk op om de burger helemaal niet soeverein te laten handelen. Ze wil die rol zelf op zich nemen, vanuit een groot paternalisme. “Wij regelen dat wel voor jullie, jullie verstaan er toch geen snars van”: dat is de toon_._ De rol van de soeverein is overgenomen door de expertocratie. Die geeft permanent aan dat alles ontzettend complex is, te moeilijk om over te brengen. Men moet dus maar vertrouwen op de bevindingen van die of die adviesraad of onderzoekscommissie. Zeker in een maatschappij in moeilijkheden is dat geen manier van doen. Dan zijn de experten deel van het probleem, omdat ze compleet conventioneel nadenken over oplossingen. Meestal zijn ze zelfs niet in staat het probleem adequaat te definiëren, net zomin als de politieke klasse. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat de burger zijn rol weer opneemt. En ja, dat betekent een politisering van de burgerlijke samenleving. Alleen is daar nu nog niet veel van te merken, of alleszins nog niet genoeg. Voorlopig kunnen we enkel onze noodzaak daaraan articuleren, als een soort appel. Het blijft nog onduidelijk welke vormen die politisering moet aannemen. Neem het thema duurzaamheid. Mensen moeten zich nog bevrijden van de typische overtuiging dat het probleem zich wel zal oplossen met wat meer wortels en elektrische auto’s. Duurzaamheid is een politieke opgave die veel meer omvat dan de simpele beperking van dit of dat. We moeten de maatschappij als geheel transformeren.’

En die wezenlijke verandering begint lokaal?

‘Ja, want het is daar dat men verandering echt kan ervaren. Wie meteen wil doordringen tot de hoogste echelons, of invloed wil proberen uit te oefenen op internationale klimaatconferenties of op de Europese milieuwetgeving, kan beter naar een therapeut gaan. Zulke pogingen brengen vaak enkel frustratie met zich mee – of je moet je vreugde halen uit het feit dat een subparagraaf op pagina 588 op jouw voorspraak toch nog gewijzigd werd, na pakweg 58 zittingen van een deskundigencommissie. Aan de basis daarentegen – dat is het wezenskenmerk van alle sociale bewegingen – kan je niet alleen iets veranderen, maar die verandering ook echt ervaren.’

Toen elf bekende Vlamingen de diverse overheden in België voor de rechter daagden voor hun lakse milieubeleid, reageerde de Vlaamse minister van Milieu dat ‘het klimaat niet iets is dat van bovenaf wordt opgelegd’. We moeten allemaal onze verantwoordelijkheid nemen voor de CO2-uitstoot, was de boodschap.

‘Het voorbeeld is bijzonder interessant, omdat de rollen omgedraaid worden. De reactie van de politiek is typisch: “Nee toch, je kan het niet menen dat wij hier verantwoordelijk voor zijn; elk van ons moet hier iets aan doen.” Tegelijk horen we steeds weer de boodschap: “Jullie kunnen dat niet, dat moeten wij doen.” Dat is een cruciale paradox. Voortdurend heet het dat er globale problemen zijn, dat we te maken hebben met internationale grondstofmarkten en concurrentie, blablabla … Alles wordt geobjectiveerd onder het mom van dictaten waar we niet onderuit kunnen. Maar zodra het om de concrete praktijk gaat, verschijnt plots het individu ten tonele. Dan moet plots iedereen zich inzetten. Daarom zijn er ook zoveel bewustmakingsprogramma’s. Maar wat is het nut van bewustmaking in een wereld die systematisch niet-duurzaam is? Het enige gevolg is dat mensen zich schuldig voelen omdat ze niet voldoen, individueel te weinig doen. Het spreekt dus voor zich dat men overheden mag aanklagen en hun duidelijk mag maken: “Dit staat in onze grondwet.” Waarom niet?’

Wat is het nut van bewustmaking in een wereld die systematisch niet-duurzaam is?

Uw oproep om het leven weer zelf vorm te geven, maakt van uw werk ook een pleidooi voor creativiteit en fantasie. Akkoord?

‘Ja, dat klopt, al vind ik het woord “fantasie” al te afgezaagd, en ook met “creativiteit” heb ik zo mijn problemen. Een vriend van mij, zelf kunstenaar, zegt altijd: “Creativiteit is iets voor kappers.” Maar in essentie gaat het mij wel om de esthetische kwaliteiten van het handelen en – wat pathetischer verwoord – om het idee dat een andere wereld ook een mooiere wereld moet zijn. Net als bij morele intelligentie moet er een referentiepunt zijn, en dat kan alleen maar een esthetisch referentiepunt zijn. Je kan de nood om de wereld te veranderen niet puur technisch of natuurwetenschappelijk motiveren, maar enkel door te zeggen: het kan ook effectief béter. Dat “beter” is niet kwantitatief of instrumenteel, het kan enkel een esthetisch “beter” zijn, met een hogere levenskwaliteit, een intensievere betrokkenheid op onze leefomstandigheden.’

In hoeverre kunnen de kunsten ‘onze tunnelvisie remediëren’, zoals u het zelf uitdrukt?

‘Ik beschouw kunst als een specifieke vorm van kennis, die een beroep doet op compleet andere middelen dan wetenschap of het alledaagse denken. In die zin bestaat er ook veel intelligente kunst. Soms kan ze “doorkijkjes” slaan in de gegeven realiteit, scheurtjes maken die een andere wereld laten doorschemeren. Net door dat unieke vermogen om andere perspectieven en mogelijkheden te ontsluiten vind ik kunst absoluut noodzakelijk. Ze heeft een hoog ‘voorstelgehalte’. Geen enkele kunstenaar zal zeggen: “Dit is mijn ontwerp van de wereld en zo moet alles er ook echt gaan uitzien.” Terwijl een wetenschapper daar wel toe geneigd is: “Zo is het, zo moet de wereld ingericht worden.” Het is als met alle initiatieven van onze stichting Futurzwei: we vatten ze op als flessenpost. Wie wil, kan de fles openen en lezen welke boodschap erin zit. Maar je kan ze ook gewoon weggooien. Je doet met elk voorstel wat je wil. Dat maakt van het formuleren van voorstellen iets heel emancipatorisch.’

Als schoolvoorbeeld noemt u het performancecollectief Rimini Protokoll. Hoe doorprikt dat de gevestigde realiteit?

‘Voor mij is het cruciale punt dat we allemáál slechts voorstellen doen ten aanzien van de werkelijkheid. Merkel doet een voorstel, Obama doet een voorstel, de gasten van Siemens doen andere voorstellen, die eikel van Google doet nog een ander voorstel. Finaal zijn het allemaal louter voorstellen, waarop je ook kan antwoorden: “Neen, dat klopt toch helemaal niet; mijn idee over de werkelijkheid ziet er als volgt uit: …” Dat is precies wat Rimini Protokoll doet, door specifieke situaties radicaal te herbekijken. In hun performance Hauptversammlung herdefiniëren ze bijvoorbeeld een aandeelhoudersvergadering als theaterstuk. Zulke ingrepen maken de gegeven situatie plots hybride, en net daarin zit het emancipatorische moment.’

Die esthetiek van het mogelijke hangt in uw werk samen met een esthetiek – of zelfs een ethiek – van proberen en mislukken. Wat is de productieve kracht van falen?

‘Mensen hebben het mislukken volledig verleerd. Zelfs als iets compleet verkeerd zit, willen ze tot het bittere einde doorgaan, in plaats van af en toe halt te houden en te zeggen: “O nee, dit leidt tot niets. Laat ons even terugkeren naar het uitgangspunt en een andere richting uitgaan.” Zelf ben ik tot dat inzicht gekomen omdat ik me in mijn academische loopbaan met heel negatieve zaken heb beziggehouden, zoals massamoord. Wat fascineert, is dat zulke processen verlopen volgens logische automatismen. De aanloop naar extreem geweld heeft geen exits: het ene volgt gewoon uit het andere. Er zijn zo van die dodelijke logica’s. Daarom vind ik het enorm belangrijk om andere strategieën te ontwikkelen, met uitgangen die je toelaten om ook speels te besluiten: “Nee, dit wordt niets. Maar kom, we hebben er wel plezier aan beleefd.”’

67_DeWinde.jpg

Nog een andere esthetiek die u schetst, is die van de reductie, van de beperking.

‘Het basisidee is totaal banaal: er is simpelweg te veel troep in onze rijke maatschappijen. En dus komt het erop aan de wereld uit te mesten. Niet nog dingen toevoegen, maar juist dingen wegnemen. We hebben onvoorstelbaar goede meubileringsstrategieën, maar heel weinig opruimstrategieën. Neem het nieuwe gebouw van de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main. Dat is echt onvoorstelbaar: alsof een reus met te veel zelfovertuiging een reuzenhoop in de stad gescheten heeft. Wat men daar neergepoot heeft, is een monumentale hoop kak. Hebben we daar nu nood aan? Het tegendeel is nodig: het verwijderen van de troep. Denk aan redesign en upcycling. Ook in de architectuur doet men pogingen om niet meer bij te bouwen, maar met het bestaande te werken. Dat zijn strategieën die ingaan tegen onze normale culturele habitus, die steeds louter op “additie” (toevoeging) en nooit op “subtractie” (reductie) gericht is.’

Is daarvoor een nieuwe avant-garde nodig, zowel in de kunsten als in de maatschappij? Een nieuw soort elite die niet meeloopt, maar nieuwe wegen ontwikkelt?

Verandering werkt niet als consensusproject, maar als avant-garde, via conflict en afwijking

‘Ik zie geen andere manier waarop we maatschappelijke verandering kunnen realiseren. Verandering werkt niet als consensusproject, maar als avant-garde, via conflict en afwijking. Ze treedt op wanneer iemand zegt: “Neen, dat doe ik niet. Daar stem ik niet mee in.” Denk aan Rosa Parks en de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Het gaat hier niet om een elite met klassieke sociologische kenmerken als inkomen of functie, maar wel om een “transformatie-elite”. Welk geslacht haar acteurs hebben, uit welke sociale klasse ze komen, hoe oud ze zijn, welke nationaliteit ze hebben: dat staat open.’

Arne De Winde is literatuurwetenschapper aan de KU Leuven (FWO - Vlaanderen).

Met dank aan Oikos, dat dit gesprek mee mogelijk maakte.