Wie het over stilte wil hebben, kan beter niets zeggen

Door Virginie Platteau, op Mon May 26 2014 11:33:08 GMT+0000

Weinigen hebben het paradoxale wezen van de stilte zo hard doorleefd als kunstenaars. Stilte is het voorgeborchte van hun spreken, of de oase waar dat spreken uiteindelijk in eindigt. Wat hebben ze over die ervaringen nagelaten dat ons kan helpen om de stilte beter te vatten? Een verkenningsvlucht.

Het was een ontroerend filmpje dat recent massaal gedeeld werd op het internet: een jonge Britse vrouw, doof van bij de geboorte, die dankzij gehoorimplantaten voor het eerst een menselijke stem hoort. De emotie die haar arts onbedoeld oproept door monotoon de dagen van de week op te sommen, is aandoenlijk en moeilijk te vatten. De vrouw komt voor het eerst in de luidruchtige wereld terecht waar ze nog moet leren elk geluid te decoderen. En dan heeft ze nog geen kennis gemaakt met de betovering van muziek. Al zal ze bij momenten misschien stiekem heimwee hebben naar de wereld waarin ze opgroeide: de volmaakte stilte.

Onvermijdelijk vervalt elke bedenking over stilte in clichés of in paradoxen. De afwezigheid van geluid heeft zelf geen betekenis, maar wordt er slechts mee opgeladen door wat eraan vooraf is gegaan, of door wat erop volgt. Nooit is die betekenis eenduidig, altijd is ze subjectief, voor interpretatie vatbaar. Het is een vacuüm dat per definitie niet kan worden opgevuld: die kwetsbare blootliggende leegte van tijd, die soms kan provoceren door haar nutteloze, van betekenis verstoken ‘er zijn’. Geen muzikant of dichter of hij heeft er wel op gewezen, op het immense belang van die stille open ruimtes tussen de klanken, de woorden. Precies die pauzes geven ritme en metrum, en vandaar ook betekenis. MRI-scans laten zien dat de hersenactiviteit bij het luisteren naar muziek het grootst is tijdens de stiltes. Gyorgy Konrad noemt stilte ‘een imaginaire les, die ons leert hoe we aan zinnen een zelfstandige betekenis moeten geven’.

Stilte is een luxegoed geworden, waarvoor je bijbetaalt in de bioscoop of doelbewust apart gaat zitten in de stiltecoupé van de trein

Wanneer er in een conversatie een plotse stilte valt, onaangenaam of niet, wil al eens iemand de situatie elegant ontladen met de mooie Franse uitdrukking ‘un ange passe’. Vraag is of het voorbijkomen van de engel de oorzaak dan wel het effect is van de stilte … Engelen horen en spreken zonder woorden, in innerlijke stemmen of tijdens heldere dromen. Het is van dezelfde orde als het intuïtieve klankloze spreken, de intense communicatie tussen een moeder en haar pasgeboren kind, tussen geliefden of tussen een stervende en de persoon die hem in zijn laatste ogenblikken nabij is. Marina Abramović exploreerde dat soort intuïtieve, stilzwijgende gesprek dat tot sterke emoties kan leiden, in haar performance ‘The Artist is Present’ in het MOMA. De stilte van twee mensen die daar geruime tijd zitten zonder te praten, voelde bijzonder geladen aan. Ze wekte bij elkeen die tegenover Abramović ging zitten, een andere energie op, een vorm van introspectie door het ‘stille gesprek’ heen.

De stilte heeft een intensiteit die de tijd doet vergeten, waardoor men als het ware loskomt van de actuele context. Zo stijgt een minuut stilte voor bijvoorbeeld Mandela, of ter herdenking van welke ramp of conflict ook, boven de kloktijd uit, door een verbondenheid tot stand te brengen die over tijd en ruimte reikt. Stilte zorgt voor verbinding, precies door een tussenruimte te zijn.

De Franse filosoof Alain Finkielkraut stelt vast dat het geluid tegenwoordig overal de overhand neemt, en noemt dat de enige ecologische ramp waarover je nooit iets hoort: de uitroeiing van de stilte. Vanwege die toenemende schaarste is het een luxegoed geworden, waarvoor je bijbetaalt in de bioscoop of doelbewust apart gaat zitten in de stiltecoupé van de trein. Het kan geen toeval zijn dat stiltemeditaties, trektochten in de woestijn of retraites in slotkloosters en ashrams zo populair zijn. Meer en meer stiltegebieden worden in kaart gebracht en beschermd, stilteroutes worden uitgestippeld, wat soms het ironische effect heeft dat we ons met zijn allen op dezelfde uitgetekende stille paden begeven.

Silent lucidity

Talloze kunstenaars en schrijvers getuigen van de noodzaak van contemplatie, terugtrekking, eenzaamheid en stilte, om te kunnen luisteren naar de innerlijke stemmen en demonen, om van daaruit het creatieve proces telkens weer op gang te kunnen brengen. ‘Silence, exile and cunning’, antwoordde James Joyce op de vraag wat voor hem noodzakelijk was om een goed schrijver te kunnen zijn. Ook Nietzsche pleitte voor de ‘windstilte van de ziel’, die ruimte schept voor innerlijke vrijheid en creativiteit. Stilte staat daar niet synoniem voor lethargie of onverschilligheid, integendeel. Creëren kan voor veel kunstenaars slechts in splendid isolation. Denk aan de eenzame schrijver die het beste werkt in een hutje bij de zee of in de relatieve afzondering van het tuinhuisje, of de beeldend kunstenaar die vooral ’s nachts in zijn atelier werkt, omdat de stad dan stiller is en zijn ideeën vrijer tot leven komen als de anderen slapen.

62_Platteau_© Jeroen Ceulebrouck_380.jpgStilte vergroot immers de capaciteiten om zich bewuster te zijn van de zintuiglijke indrukken. Het brengt evenwicht in de geest, zorgt voor focus en concentratie, is een teken van eerbied. Niet voor niets heerst in gebedshuizen van eender welke godsdienst een gewijde stilte, als een toegang tot het sacrale. Dat kan nogal klef beschreven worden als ‘zorgen voor contact met jezelf’, maar dat is wat stilte doet. Uit de leegte, de afwezigheid van extern geluid, klinkt eerst aarzelend en vaag, maar allengs sterker, de eigen stem, de klank van de eigen ziel op. Wie langere tijd alleen doorbrengt, kan vaststellen dat hoe stiller het rondom is, des te luider de chaos en de innerlijke stemmen in het eigen hoofd weerklinken. Terugtrekking is onontbeerlijk om te laten bezinken, rust te vinden, dat wat bezwaart en overprikkelt de kans te geven weg te deemsteren opdat het draagbaar wordt. Na enige tijd welt dan uit de stilte iets naar boven dat er tevoren nog niet was, uit de geestelijke humus ontspruit iets nieuws. Kant zocht het op tijdens zijn legendarische routineuze wandelingen, Leonard Cohen beoefende tien jaar za-zen in een Japans klooster, Hannah Arendt heeft het erover in haar V_ita activa versus vita contemplativa_ – om er maar een paar te noemen, in hun specifieke context.

Maar wat is het soortelijk gewicht van stilte? Wanneer bereikt het zwijgen zijn kritische massa, het punt waarop de stomheid barst?

De stilte die wordt opgezocht, is een vorm van verinnerlijking, en uiteraard de behoefte om met rust te worden gelaten. De Britse auteur Tim Parks beschreef dat treffend en erg nuchter in zijn roman Buiten bereik, waarin een succesvolle journalist zich radicaal afkeert van onze door communicatie en media gedomineerde samenleving, om de stilte en de rust op te zoeken in de bergen van Tirol, boven de geluidsgrens. Natuurlijk slaagt hij daar niet in: de chaos in zijn hoofd klinkt alsmaar luider, en bovendien wordt hij voortdurend aan de 'beschaving' herinnerd door het onophoudelijk gesnerp van een kettingzaag in de vallei. De behoefte aan stilte deed zich ook sterk voelen in Parks' persoonlijk leven. Daarvan getuigt hij op soms tragikomische en zeer openhartige, maar ook diepzinnige wijze in Leer ons stil te zitten. Geplaagd door chronische fysieke kwalen, kwam hij tot de conclusie dat hij zelf als schrijver en vertaler verstrikt was geraakt in woorden. Wat hem kon helpen, was niet (opnieuw verbaal gefocuste) psychotherapie, maar simpelweg stilzitten en zwijgen. In de meest letterlijke zin, maar ook als vorm van meditatie. Onwezenlijk en gelukzalig is de innerlijke indruk die hij voelt wanneer de stilte haar werk doet, als oplosmiddel voor het ego als het ware. Kortstondig ervaart hij het volledig vredevolle gevoel als een glas water te zijn: volledig gevuld met transparantie, gelijkmoedig, zonder zorgen, zonder gedachten en zonder verlangens.

Het is een ervaring die misschien vergelijkbaar is met wat het fictieve personage van Hugo Von Hoffmanstahl, Lord Chandos, in een brief aan Francis Bacon schrijft, waarin hij uitlegt waarom hij er het zwijgen toe doet. Hij zal geen literatuur meer schrijven: hij ervaart de taal als ontoereikend en vindt literatuur een verraad aan de wereld. Over die zogezegd 'woordeloze' staat bericht hij: ‘Sindsdien leid ik een bestaan dat u, ben ik bang, nauwelijks kunt begrijpen, zo geesteloos, zo gedachteloos als het vervliet (…) en dat niet geheel zonder vreugdevolle en bezielende momenten is. (…) Wat zich op zulke momenten voor mij aandient, is iets wat volledig onbenoemd en waarschijnlijk ook onbenoembaar is.’

Niets is sterker dan de stilte?

Maar wat is het soortelijk gewicht van stilte? Wanneer bereikt het zwijgen zijn kritische massa, het punt waarop de stomheid barst?Het begin der tijden, wanneer het heelal tot stand komt met een knal van formaat, doet vermoeden dat er daarvóór doodse stilte heerste. Zo begint in haast elke cultuur de ontstaansmythe: met de trilling van geluid, van Logos, van Ohm of Aum, de energie op een bepaalde frequentie die de stilte doorbreekt, en met gepaste klank en luister de schepping in gang zet.In den beginne was het Woord. Meditatie vindt plaats in volstrekte stilte, maar yogi’s, zieners en sjamanen leggen contact met de spirituele wereld via gebed, muziek, mantra’s, gezang of dans onder ritueel tromgeroffel. Het zwijgen moet ritueel doorbroken worden om iets af te smeken of tot stand te brengen.

Bij christelijke mystici voltrekt zich hetzelfde proces. De mysticus beleeft de werkelijkheid die veelvoudig is, vanuit de diepere kern die één is, en waarin men absolute stilte ervaart. In zijn Preken op het Hooglied benadrukt Bernardus van Clairvaux dat de mystieke ervaring tot stand wordt gebracht door het Woord, het Spreken dat de stilte binnendringt: ‘Het Woord is levendig en krachtig (Hebr. 4, 12), zodra het in mij kwam, heeft het mijn versufte ziel gewekt, heeft het mijn hart bewogen, week gemaakt en verwond, want het was hard als steen en behoorlijk koud.’ De zwijgende contemplatie, de mystieke woordeloosheid waarin de mysticus niet meer spreekt, wordt doorbroken en 'het Woord' spreekt in hem of haar.

Een te lang volgehouden, compleet stilzwijgen zorgt voor vervreemding. Het is de gekmakende stilte van de volledig akoestisch geïsoleerde kamer, waar het ruisen van eigen bloed en ademhaling oorverdovend wordt. De verlammende stilte van het writer's block, want ‘alles is al gezegd’. Het is een val waar menig kunstenaar in trapt, het excuus om te zwijgen uit onzekerheid, omdat men zich aan geen enkel cliché wil laten vangen, iets werkelijk unieks en eeuwigs wil scheppen, wat telkens weer onmogelijk blijkt.

Toch is er voor de mens die wil creëren, geen ontkomen aan. ‘Wat we eisen, is stilte, maar wat de stilte van me vraagt, is dat ik blijf spreken’, zo voelde John Cage het aan. In het volle besef dat alles wat het volmaakte zwijgen doorbreekt, slechts variatie op een eeuwig thema is, en dat de taal altijd tekort zal schieten. Bij de dichters Hölderlin en Celan, bij Nietzsche, bij Vaslav Nijinski … wijst het terugtrekken in de langdurige stilte op waanzin, existentiële overspannenheid of vermeende schizofrenie. De getroffen kunstenaar voelt zich niet langer in staat iets aan de stilte toe te voegen, omdat de taal nooit volmaakt de brug zal kunnen slaan van de innerlijke beleving, gewaarwording en emotie naar de werkelijkheid. De ‘ver-taling’ is volledig problematisch, de taal voldoet niet. Voor Nijinski schiet op een bepaald moment niet alleen de verbale taal tekort – hij besluit niet meer te spreken, maar houdt wel nog zeer intensief een geheim dagboek bij – maar lijkt ook de lichaamstaal, die hem als subliem danser zo eigen was, niet meer te voldoen. Zeer abrupt ziet hij ervan af, op 19 januari 1919, middenin een voorstelling in Sankt-Moritz.

‘Wat we eisen, is stilte, maar wat de stilte van me vraagt, is dat ik blijf spreken’, zo voelde John Cage het aan

Hölderlin verbleef de laatste 37 jaar van zijn leven (tot zijn dood in 1843) stilzwijgend in een toren met uitzicht op de Neckar. Ook bij hem luidde de diagnose schizofrenie, onder meer vanwege de verschillende inwendige stemmen die hij herhaaldelijk aangehaald had in zijn geschriften. Celan springt in de Seine, Virginia Woolf stapt radeloos het water in met stenen in de zakken van haar mantel, met als verklaring: ‘The voices, they are back.’

Wat andere auteurs het zwijgen oplegt, is soms veel pragmatischer of rationeler van aard. Sommige kunstenaars hebben op een gegeven moment het gevoel dat het 'op' is, dat ze uitgepraat zijn, niets meer te vertellen hebben. Dat bewuste en obstinate zwijgen kan een vorm van negatie zijn, of een vorm van zelfkennis. Zo gooide Arthur Rimbaud op nauwelijks volwassen leeftijd heel bruusk, bijna onverklaarbaar de literatuur waarin hij zo getalenteerd en beloftevol was overboord, om zich toe te leggen op wapenhandel. Radicaal, definitief en raadselachtig, geen moer gevend om zijn oeuvre of reputatie. Ook Philip Roth kondigde onlangs aan niet meer te zullen schrijven, met als voornaamste argument dat hij er geen zin meer in heeft en niets meer wenst toe te voegen aan de literatuur. Daar is niets raadselachtigs aan, integendeel. Het kon wel eens een verstandige zet zijn, om zijn oeuvre zo te consolideren. Veel eerder in zijn carrière liet hij zich ontvallen: ‘Everything dictated silence and self-control, but I couldn't restrain myself and spoke my mind.’

Dat zegt zowat alles, in één zin. De stilte zorgt voor samenhang en tegelijk doorbreekt ze die. Ze is helend en pijnlijk, bedrukkend en bevrijdend, en zolang de mens expressie geeft aan wat hem beroert, wordt ze doorbroken, uitgesteld en opgeschort. Misschien is het een geruststellende gedachte dat alle menselijke chaos en rumoer, alle kreten en gefluister, alle muziek en alle geruis van de tijd, uiteindelijk niet meer zijn dan hoe iemand als Nescio zijn schrijverschap – en bij uitbreiding het leven – benoemde: een appel die valt in de stilte.

Virginie Platteau is leerkracht Engels en Nederlands in Brussel, en redactielid van rekto:verso.