Westerlingen zijn de pineut in rampenfilm '2012'

Door Peter Verstraten, op Fri Dec 25 2009 09:49:00 GMT+0000

Hedendaagse blockbusters uit Hollywood, gemaakt om de kassa te doen rinkelen, hebben een uitgesproken fascinatie voor de visualisering van wereldrampen. Verwoestende orkanen, gruwelijke zeemonsters, agressieve aliens, onafwendbare kometen en stijgende zeespiegels zijn het onderwerp van allerlei doemdenkende bioscoophits. Met zijn meest recente film, 2012, creëerde de Duitse regisseur Roland Emmerich wellicht de overtreffende trap van de einde-van-de-wereldcinema.

Emmerich, eerder verantwoordelijk voor rampenfilms als Independence Day (1996), Godzilla (1998) en The Day After Tomorrow (2004), heeft zijn eigen theorie over de aantrekkingskracht van apocalyptische films. Zij zouden een louterende werking hebben. Door een toekomstige ramp als een ontzagwekkend spektakel te verpakken biedt de blockbuster het hoofd aan de angsten en demonen die in ons huizen, zoals Emmerich zegt. Zijn apocalyptische popcornvermaak is als het ventiel dat lucht laat uit een te hard opgepompte band. In een film met een nadrukkelijk doemscenario gaat het vaak om een Aristoteliaanse zuivering van emoties. Maar de ideologische implicaties van cultuurpessimistische blockbusters blijven doorgaans te zeer onderbelicht.

Oogverblindend en oorverdovend

2012 is geïnspireerd door een aloude toekomstvoorspelling van de Maya's, waarbij de wereld zoals we die kennen, zal vergaan. Een alarmerend wetenschappelijk rapport dat die voorspelling ondersteunt, vormt in de film de leidraad voor het beleid van de Amerikaanse regering onder aanvoering van de zwarte president Thomas Wilson (Danny Glover). Als er in 2012 inderdaad een serieuze ramp dreigt en Amerikaanse grond letterlijk begint te barsten, wordt de visie bevestigd van de blanke Charlie Frost (Woody Harrelson), die via radio-uitzendingen het land wakker probeert te schudden. De slecht verkopende schrijver Jackson Curtis (John Cusack) is aanvankelijk sceptisch, maar onderkent alsnog de ernst van Frosts prekerige teksten.

Daardoor is Curtis nog net op tijd om zijn twee kinderen, zijn ex-vrouw en haar nieuwe vriend mee te sleuren in een dollemansrit. Vervolgens begint een hachelijk avontuur per vliegtuig richting China. Via een kaart van Frost heeft Curtis achterhaald dat daar de geheime locatie te vinden is van een bescheiden aantal arken waar een klein keurkorps van prominente en/of steenrijke mensen gered kan worden. Jackson en consorten zullen er uiteindelijk in slagen stiekem via een sluiproute aan boord te komen. Als dappere verstekeling speelt Curtis nog een heldenrol omdat hij voorkomt dat de ark tegen de Mount Everest opbotst.

Eigenlijk is deze plotsamenvatting al te veel verhaal, want kenmerkend voor de blockbuster is dat het verhaal weinig meer lijkt dan een aanleiding om een oogverblindend en oorverdovend spektakel op het scherm te projecteren. In dit type cinema is het verhaal ondergeschikt aan de feitelijke attractie van de rampenfilm: de kijker vergaapt zich vooral aan scènes van neerstortende flatgebouwen, openscheurende wegen, eindeloos hoge zeegolven. De blockbuster wil immers beelden creëren die pas werkelijk imponeren als je ze op een groot doek geprojecteerd ziet.

Rotte plekken

Bovenal intrigeert een rampenfilm als 2012 door zijn morele subtekst. Hij verwoest niet zozeer de idee van beschaving als zodanig, maar hij kant zich tegen het ontspoorde karakter van de westerse samenleving. Eén van die ontsporingen, zo suggereerde Steven Spielbergs War of the Worlds (2005) al, is de te laconieke houding van gescheiden vaders. In zowel Spielbergs film als in 2012 wordt die houding het best geïllustreerd door de zoon die zijn vader met diens voornaam aanspreekt. De ramp die daarop uitbreekt, functioneert voor de vader als een serieuze wake-up call. Curtis moet in Emmerichs film erg zijn best doen om zijn kinderen te behoeden voor een catastrofe. Als dank noemt zijn zoon Noah (Liam James) hem weer volmondig 'dad', als teken dat hij met zijn fiere optreden het respect van zoonlief heeft herwonnen.

In het verlengde van dat morele aspect heeft de rampenfilm een onmiskenbaar politiek-ethische lading. Met een bijna sardonisch genoegen lijken filmmakers de visualisering van de destructie van de Verenigde Staten, en dan vooral de contreien rond Los Angeles, ter hand te nemen. Los Angeles is bij uitstek de stad die met een decadente moraal wordt geassocieerd. In het hart van de filmindustrie zelf zijn de uitwassen van de menselijke beschaving het sterkst zichtbaar. Daarin schuilt de kern van de apocalyptische cinema: allerlei (natuur)krachten komen in het geweer tegen een beschaving die zo ver is doorgeschoten dat haar rotte plekken onder haar vernis zichtbaar zijn geworden.

Hypocrisie

Na Los Angeles gaat gokoord Las Vegas eraan en in een zogoed als overbodige scène zien we hoe de Sint-Pietersbasiliek in Rome van binnenuit wordt verscheurd en op zijn gelovigen neerstort. De scène is voor het verhaal zelf irrelevant, maar krijgt extra nadruk omdat hij enkel in geïsoleerde momenten wordt getoond. Binnen de context van 2012 kan zo'n vernietiging slechts duiden op een visie waarbij het christendom met hypocrisie wordt geassocieerd.

Tegenover de verwoesting van Los Angeles, Las Vegas en het Vaticaan plaatst 2012 een voorliefde voor samenlevingen die niet gecorrumpeerd zijn. De Maya's staan in nauw contact met de natuur, want hun kalender loopt synchroon met de voorspelde teloorgang. De Tibetanen tonen zich van hun meest barmhartige zijde door het Amerikaanse gezin van Jackson Curtis als extra ballast mee te nemen op hun tocht naar de Ark. De meest positieve personages binnen de westerse cultuur hebben bovendien Afrikaanse wortels. De zwarte president van de VS maakt een edelmoedig gebaar door zijn plek op de bevrijdende Ark af te staan aan de jonge, ambitieuze wetenschapper Adrian, die in de smaak zal vallen van zijn dochter. De eveneens zwarte academicus koestert verheven idealen die de blanke regeringsfunctionaris Carl Anheuser (Oliver Platt) al lang heeft laten varen.

Raaskallende gek

Behalve Curtis is het enige blanke personage dat in een gunstig licht wordt geplaatst de verknipte Charlie Frost. Omdat hij het gelijk aan zijn kant heeft, vormt Frost in wezen de stand-in voor de afwezige Maya's. Met zijn onverzorgde uiterlijk en schallende lach kan hij gemakkelijk voor een raaskallende gek worden versleten, en daarom kan zijn visie geneutraliseerd worden. Maar omdat hij ondanks zijn kennis niet geïnteresseerd is in het redden van zijn eigen hachje wordt hij positief geprofileerd als een onbaatzuchtig type.

Het einde van de film is op het potsierlijke af, maar politiek uiterst saillant. We zien hoe de Ark waarin de hoofdpersonages bivakkeren op dag 27 van een nieuwe jaartelling aanmeert bij Kaap de Goede Hoop, dat volgens een van de personages niet voor niets zo heet. Afrika lijkt het enige continent dat de verwoesting heeft doorstaan. Afrika fungeert hierdoor als een tabula rasa, als het continent dat vanwege zijn hardnekkige armoede onbekend is gebleven met de idiote weelde waarmee de Amerikaanse en Europese wereld zich heeft omringd. Afrika, zo impliceert het slot van 2012, kan idealiter een aanzet vormen tot een hernieuwd paradijselijk oord. Nu de uitspattingen van de beschaving door de gigantische catastrofe zijn weggespoeld, kan de mensheid in Afrika, door schade en schande wijs geworden, opnieuw haar waarden overdenken.

Blanke arrogantie

Kortom, te midden van zijn visueel en auditief spektakel propageert 2012 stilzwijgend de eenvoud die niet-westerse culturen uitdragen: de Maya's met hun voorspellende gaven, de Tibetanen met hun edelmoedigheid, Afrika als de kans op een nieuwe wereld na de grote schoonwassing, de zwarte wetenschapper die met zijn humane retoriek de blanke arrogantie van zijn tegenstrever overstemt.

Met het uitdiepen van de ideologische implicaties van Emmerichs blockbuster blijft de vraag naar zijn artistieke waarde in het midden hangen. De klacht bij dergelijke spectaculaire films is immers dat de personages emotioneel zo vlak blijven. De karaktertekening die veel arthousecinema kenmerkt, blijft achterwege en wordt opgeofferd voor de vele opzienbare actiescènes waarin de kijker zich volop kan onderdompelen. Op die manier heeft de film bovenal een verstrooiende teneur, zonder dat hij een interessant inzicht zou aanreiken. Het doet denken aan de uitspraak van Georges Duhamel eind jaren twintig toen die klaagde dat de cinema zozeer de zintuigen prikkelde met hectische beelden dat het zijn denken verstoorde.

Heftige impact

Maar Walter Benjamin gebruikte die klacht om een verstoring van de ratio als een positieve tendens te afficheren. Het is juist een zegen dat de cinema de kijker weet te beroeren door zijn heftige impact, zo betoogde hij, want daarmee bereidt film zijn toeschouwers voor op het hectische ritme van alledag*.

Tegen die achtergrond wil ik de zinderende attractie-actie die sterker op ons zenuwgestel inwerkt dan op onze ratio allerminst veroordelen. Het probleem met een blockbuster à la 2012 schuilt dan ook niet in het spierballenvertoon waarmee het onze zintuigen bestookt, maar is van een andere aard. Inhoudelijk neigt de rampenfilm naar een pleidooi voor een zuivering van een door technologie en excessen vervuilde samenleving. Maar hoe laat dat pleidooi zich rijmen met het feit dat de film met al zijn geavanceerde digitale effecten slechts mogelijk is dankzij die zo verfoeide technologie? Het is wachten op de rampenfilm die een artistiek antwoord weet te formuleren op die paradox, het liefst voor het einde der tijden daar is.